Een moordstad Er ging onder journalisten in het Schiedam van de jaren zestig een aardige anekdote over het aantreden in 1948 van redacteur Dolf Buschkens van het Schiedamse Parool. Meer geweld Buschkens had jarenlang in Djakarta (toen nog Batavia) gewerkt en stelde bij zijn eerste bezoek aan het dagelijks politie rapport waarop alle journalisten aanwezig dienden te zijn, de vraag: 'Hoeveel moorden gebeuren er hier eigenlijk per jaar'. De dienstdoende hoofdinspecteur en latere commissaris Van der Haagen kwam haast niet bij van het lachen. Zo'n vraag was hem nog nooit gesteld. Het was de tijd dat brigadier De Quant (door de jeugd 'Platvoet' genoemd) straatvoetballertjes nog tot halverwege de stad nazat omdat voetballen op de openbare weg nu eenmaal verboden was. Het Schiedamse korps beschikte niet eens over een eigen auto en de alarmverbinding tussen de agent op straat en het hoofdbureau bestond uit een vierkante, grijs gespoten zuil met vier kleine ruitjes bovenin. Brandde het lampje in de paal dan moest de passerende agent zich onmiddellijk per telefoon melden. Veronderstellen dat in deze (vanuit journalistiek oogpunt) archaïsche rust een moord zou kunnen plaatsvinden, ging het voorstellings vermogen van zelfs de hoogstgeplaatste politieman te boven. Schiedam ontkwam in de jaren na de Tweede Wereldoorlog niet aan de algehele toename van misdaad- en geweld. Naarmate de stad meer en meer onderdeel werd van het grootstedelijk Rotterdams gebied, zag de politiek zich steeds vaker geconfronteerd met geweldpleging en zware misdrijven als overvallen met dodelijk afloop. In 1976 schrok Schiedam op door een overval, waarbij de filiaalhouder van een kruideniersbedrijf bij het verlaten van zijn winkel werd neergeschoten. Een wrange bijkomstigheid was dat al eerder uit het Rotterdamse criminele circuit was opgevangen dat de overvallers gewapend waren en met hun vuurwapens hadden geoefend op de Maasvlakte. In 1976 stak een Turkse jongen op de kermis een jeugdige Schiedammer dood, waarop gereageerd werd met brandstichting, bedreiging en geweldpleging jegens Turkse inwoners. De Turkse slager durfde zijn winkel niet meer te openen en de ongeregeld heden namen zulke vormen aan dat de Schiedamse politiecommissaris de mobiele eenheid te hulp moest roepen. De tijd dat de diender van commissaris Wolffensperger nog op de klok zijn vaste surveillance-route liep en tien uur strafarbeid kon oplopen, als hij op straat in uniform een geschonken appeltje accepteerde, is voorbij. Of; zoals een oudere politiefunctionaris het uitdrukte: 'Vroeger op de immens drukke Hoogstraat was het onze taak ervoor te zorgen dat het publiek in beweging bleef. Nu danken we de Heer op onze blote knieën als het op drukke plaatsen maar niet in beweging komt'. Boven: In 1946 rolde de politie bij een inval deze valsemunterij in de 'sGravesandestraatop. De boeven hadden het groots aangepakt: op de voorgrond is een aantal vervalste kwartjes afgebeeld. (Archief Gemeentepolitie/ GA Schiedam) Linksmidden: In augustus 1976 vond op de kermis een dodelijke steekpartij met een Turkse dader plaats. Het vormde de aanleiding voor ernstige ongeregeldheden tussen de politie en een groep autochtone jongeren die wraak wilde nemen op Turkse Schiedammers. (Foto R. Dijkstra/GA Schiedam) Linksonder: In 1963 reed in de jaarlijkse Lichtstoet van Schiedam een wagen mee van de tegen de kernwapenwedloop protesterende actiegroep 'Ban de Bom'. De politie haalde de clandestiene deelnemers uit de stoet. (Foto A. Groeneveld/GA Schiedam) 118

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Ach Lieve Tijd (tijdschrift) | 2001 | | pagina 16