Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad.
No. 18.
Zaterdag 29 Juni 1901.
Ie Jaargang.
EERSTE BLAD.
Bericht.
Zes Jaren.
ABONNEMENTSPRIJS:
13 cent per kwartaal I
r lC1„ bii vooruitbetaling.
franco per post 20 cent I J
Losse nummers 1 cent.
Bureau van A dministratie
en Redaktie:
Noordvest 1
ADVERTENTIËN;
5 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting
Met het oog op de a.s. Gemeenteraads-ver
kiezingen zal a.s. Woensdag 3 Juli een EXTRA
NUMMER van ons blad verschijnen.
DE HOKEB.
„Burgemeester en Wethouders op te dragen, om
in de bestekken oi' voorwaarden van aanbesteding-
van bouwwerken ten behoeve der gemeente uit te
voeren, bepalingen op te nemen, omtrent loon en
arbeidsduur, zoodanig dat:
„a. de aannemer aan zijn vakwerklieden een
niet geringer loon uitbetale dan in deze gemeente
bij de verschillende bedrijven als standaardloon
algemeen bekend staat;
bde maximum-arbeidsduur voor deze werk
lieden worde bepaald op ll'/j uur in het etmaal,
behoudens bevoegdheid van Burgemeester en Wet
houders, om op daartoe gedaan verzoek, in buiten
gewone omstandigheden, een langeren arbeidsduur
te veroorloven, mits het loon van elk overuur met
50% worden verhoogd."
Dit voorstel gal' aanleiding tot veel discussie,
o.a. door den heer de Groot om van het woord
„bouwwerken het eerste deel te schrappen en zoo
de bepalingen van toepassing te maken op alle
werken. De" heer Visser kwam daartegen op, omdat
dan ook baggerwerken en grondwerk onder deze
bepalingen zou vallen.
„Wanneer het baggerwerk ook in deze regeling-
werd opgenomen, zouden wij of de aannemer in
de noodzakelijkheid zijn altijd een hoog loon uit
te betalen, terwijl nu wordt uitbetaald naar het
aantal pramen, dat de man baggert; zoodat zijn
loon de eenen dag een dubbel loon is en den ande
ren dag weer niet het volle loon, al naar de min
of meer gunstige plaats waar hij werkt?
Aldus sprak woordelijk de heer Visser. Deze
edele arbeidersvriend vond het blijkbaar volkomen
in den haak, dat de arbeider er schade bij lijdt
wanneer hij op een minder gunstige plaats aan
't baggeren wordt gezet. Het denkbeeld, dat zoo'n
baggerboer „altijd een hoog loon" zou krijgen
schrikte hem vreeselijk af.
Het voorstel van den heer de Groot om „bouw"
te schrappen verwierf slechts 5 siemmen n.l. van
de heeren de Groot Elzevier DomLoncq, Poortman
en Kranen.
De heer de Groot vond het wat vaag als grondslag
aan te nemen het loon, dat „in deze gemeente als
standaardloon bij de verschiUende bedrijven bekend
staat". Hij wilde opname van de looncijfers en
noemde als „zeer goeden maatstaf" het loon, dat
aan de werklieden der gemeente werd uitbetaald,
(16 a 17 cent per uur.)
B. en W. verzetten zich hiertegen. Ten slotte
verklaarde de voorzitter, dat B. en W. bij elk
bestek zouden opgeven, wat het minimum-standaard-
loon was. Zij zouden dit bepalen, door inlichtingen
in te winnen.
De heer de Groot legde zich hierbij neer en het
voorstel sub a werd bij acclamatie aangenomen.
Over sub 6 werd nog even gesproken o.a. over
de arbeidsduur van ll'/j uur, terwijl in het adres
sprake was van 11 uur 's zomers en 10 uur's win
ters. Het bleek, dat daarbij een half uur was om
thee te drinken. Niemand dacht er aan dit in de
verordening vast te leggen.
De heer C. Klein deed 't voorstel om de ver
hooging voor overwerk niet op 50% maar op 25%
De heer Klein was zeker bang, dat die arbeiders
te vet zouden worden. Zijn voorstel werd nota
bene aangenomen. Tegen stemden slechts de heeren
de Groot. r. Buysen en Poortman.
Sub b werd nu ook bij acclamatie aangenomen.
26 Augustus d.a.v. komt evenwel weer een adres
in van dezelfde drie vereenigingen, met verzoek
het minimum-loon bij aanbesteding van gemeente
werken te bepalen op 20 cent per uur, of de proef
zooals die nu werd toegepast, te staken, alsmede
om de verhooging van het loon voor uren boven
den maximalen werktijd te bepalen op 50%.
In de zitting van 3 September wordt besloten het
adres om advies in handen van B. en W. te stellen.
1 October komt het adres met bet prae-advies
Binnen enkele dagen zuHen de kiezers voor onzen
Gemeenteraad weer opgeroepen worden om de
mannen aan te wijzen, die zij het best instaat achten
de 7 zetels, die door periodieke aftreding open-
vaUen, te bezetten.
Bij een dergelijke periodieke aftreding is de
eerste vraag, die we ons stellen; bestaat er reden
tot ontevredenheid over de wijze, waarop de 7 aftredenden
hun mandaat hebben vervuld. Bestond die reden niet,
er zou wellicht geen enkel bezwaar bestaan dat
mandaat te vernieuwen.
Wij meenen evenwel, dat die reden tot onte
vredenheid over alle zeven aftredende leden wel
bestaat.
Ten einde onze meening nader te kunnen toe
lichten en verdedigen, hebben wij ons de moeite
getroost nauwkeurig na te gaan, wat in de afge-
loopen zes jaren door onzen Gemeenteraad is gedaan,
en een korte kritiek op dat werk samen te steHen.
Hetgeen wij hierbij aan onze lezers voorleggen,
is niet volledig. Wij hebben, omdat de tijd kort
is, sterk moeten bekorten maar toch er naar ge
streefd de voornaamste punten alle, zij 'tdan ook
niet zoo breedvoerig als wij wel zouden wenschen,
te bespreken.
Ook met 't oog op de verkiezingen die voor de
deur staan, hebben wij bijzonder veel aandacht
verleend aan de zeven aftredende heeren. Wij
hebben evenwel het voornemen, om op dezelfde
wijze, als wij dit nu reeds gedeeltelijk gedaan heb
ben, een meer algemeen kritisch overzicht te geven
van de handelingen van den gemeenteraad, daarbij
zoover teruggaande als ons, met 't oog op onze
bronnen, mogelijk zal blijken.
Wij meenen op geen betere wijze dan door 't
voorleggen van historische feiten onzen lezers te
kunnen aantoonen, dat het een gebiedende noodza
kelijkheid is, dat mannen in den raad gebracht
worden, van wie te verwachten is, dat zij zullen
breken met de slenrgewoonten, die reeds veel te lang
in onze vroedschap bestaan hebben, en dat van
geen der burgerlijke partijen, hoe vooruitstrevend
zij zich zelf ook mogen noemen, een werkelijk
krachtig optreden te verwachten is, om een einde
te maken aan de heerschende toestanden.
In onze maatschappij berust alle macht bij hen
die bezitten, en door die macht scheppen zij zich
zelf een recht, dat uitsluitend, althans in de aUer-
eerste plaats, hun eigen belangen beschermt.
De belangen van de arbeiders, van hen, die aUes
voortbrengen, die de ware steunpilaren onzer samen
leving zijn, worden brutaal verwaarloosd. Ook in
onzen Gemeenteraad, want het kleine, dat nu en
dan gedaan wordt te hunnen voordeele kan bij
lange na niet opwegen, tegen het vele kwaad, dat
hen wordt aangedaan.
De arbeidersklasse is reeds in ongunstiger con
ditie, doordat haar ontbreekt het bezit, dat in onze
eHendige maatschappij de eerste grondslag voor
macht is. Zij behoeft daarom bescherming, en ook
onze Raad onthoudt haar die, geeft haar die althans
in zeer onvoldoende mate.
Het is daarom noodig, dat de arbeiders hun eigen
mannen in den Gemeenteraad brengen.
Wij laten den lezer zelf oordeelen:
Wij zijn zoo officieel mogelijk te werk gegaan i
en hebben ons uitsluitend gehouden aan het offi-
cieel verslag van de handelingen van den Gemeente- j
teraad. Het grootste bezwaar, waarop wij stuitten,
was de onvolledigheid dier verslagen, waarin ver
scheiden, soms zelfs zeer belangrijke stukken of
adviezen niet anders dan bij name genoemd worden.
Dit wordt beter maar laat toch nog zeer veel te
wenschen ever. Het is daardoor voor niet-raadsleden
steeds heel moeilijk het werk van den Raad ten
volle na te gaan, iets wat toch zeer zeker noodig
is om een juist oordeel te kunnen vormen over
het beleid van ons gemeentebestuur.
Zooals wij reeds zeiden zullen wij aUeen ons
bepalen tot de laatste zes jaren. Van de thans af
tredende leden hadden bij den aanvang van 't jaar
1895 aUeen de heeren G. Visser Bzn. en M. C. M.
de Groot reeds zitting, terwijl de heeren W. A.
Beukers en H. R. M. A. van Gent op 3 Sept. van
't zelfde jaar in functie traden. In dat jaar werden
28 zittingen gehouden,
De heeren Visser en de Groot woonden aUe zit
tingen bij, wat den laatste betreft met uitzondering
van één, toen hij bij eerste stemming niet als lid
van den Raad herkozen was. Na 3 September werden
12 zittingen gehouden. De heer v. Gent woonde
deze aUe bij, de heer Beukers aUe op één na.
Wij noteeren uit hetgeen in dat jaar voorviel in
de eerste plaats 'tvolgende:
Op 31 Januari werd ingediend een adres van:
de afdeeling Schiedam van den R. K. Volksbond;
de afd. Schiedam van het Nederl. Werkl. Verbond
„Patrimonium" en de afd. Schiedam van het Alg.
Nederl. Werkl. Verbond; met verzoek, dat voor
alle werken die van gemeentewege werden aan
besteed, bepaald zou worden een minimum loon
en een maximum arbeidstijd; en om, in zoover
mogelijk, in de bestekken de bepaling op te nemen,
dat de werken zuHen moeten verricht door werk
lieden binnen deze gemeente woonachtig.
Voorloopig ging dit adres (op den 5n Febr. 1895)
in handen van B. en W. om advies.
Dat het daar veilig was blijkt wel hieruit, dat
9 April d.a.v. de heer Hoogendam het noodig oor
deelde den voorzitter vriendelijk te vragen, zijn invloed
te willen gebruiken bij het dagelijksch bestuur,
„om het adres der drie groote werklieden-vereeni
gingen binnen een korten tijd ter tafel te brengen."
In de vergadering van 21 Mei d.a.v. kwam ter
tafel een nieuw adres van dezelfde vereenigingen,
met verzoek om spoedige behandeling van naar
eerste adres, vooral met het oog op een weldra
aan te besteden werk tot verruiming der voorhaven.
Op een vraag van den heer de Groot antwoordde
de voorzitter; „B. en W. hebben natuurlijk in een
zaak als deze vele en velerlei inlichtingen moeten
inwinnen, en zij meenen, dat vooral bij zoo'n sociaal
vraagstuk niet te vlug moet worden gehandeld en
besloten. Waar zij er op kunnen wijzen, dat nog
in vele gemeenten een dergelijk advies moet in
komen of worden behandeld, o.a. te Haarlem op
morgen, daar meenen B. en W. van Schiedam beter
te hebben gedaan door nog wat af te wachten
welke de resultaten van de besprekingen in de
andere gemeenteraden zijn geweest. Ik kan u even
wel namens het CoUege mededeelen, dat waar
schijnlijk reeds in de eerstvolgende vergadering
een voorstel dienaangaande den Raad zal bereiken."
Daarop ging ook dit adres weer om advies in
handen van B. en W.
Dat prae-advies komt eindelijk in de vergadering
van 11 Juni. Na eenige discussie werd besloten dit
te laten drukken en aan de leden rond te deelen,
om het adres met het prae-advies tegelijk te be
handelen.
De behandeling kwam 9 Juli aan de orde, dus
ruim vijf maanden nadat het was ingekomen.
B. en W. stelden voor dat de Raad zou besluiten