De Vergadering van Maandag. De thuisblij vers. F. W. IV. Hugenholtz. Politieke Schetsen. Hè, dat heeft toch de Christelijke meerder heid gedaan, die behouden moest blijven bij deze raadsverkiezing? En de R.-K. kiesver- eeniging had toch iemand gevonden, van wien we zeker zijn(lat hij bereid is in de ingeslagen richting het waarachtig belang der gemeente te bevorderenWat allemachtig raar belang is dat Hoeveel honderden guldens moeten dit jaar weer vrij doelloos worden nitgegeven met onze Chris telijke meerderheid? We zijn nog niet klaar. Minerva is zoo tevreden met zoo'n gulle christelijke meerderheid in zoo'n stad. Of haar belasting betalende burgers ech ter geheel tevreden zullen zijn, valt te betwijfelen. Wellicht verzoeken zij hunnen vroeden vaderen voortaan nog eens even te rekenen alvorens nieuwe credieten voor ondoelmatig bouwen toe te staan." Nu gaat waarachtig de Nieuwe Schiedammer aan 't slot nog ontevredenheid prediken. Ze wil de belasting betalende burgers opkloppen, om pressie uit te oefenen op het rekenver- mogen der „christelijke meerderheid". En dat beveelt nog al den candidaat aan van „Recht, Plicht en Orde". Wij voor ons verwachten minstens net zoo veel van de christelijke meerderheid als de christenen, n.l. gemors met honderden guldens. Arbeiders, laat je maar bedonderen met groote woorden en apenkooi. Van de winter kun je weer kou lijden en honger en armoe; of zal de christelijke meerderheid maatregelen nemen tégen werkeloosheid, vóór kindervoe ding en -kleeding, voor opruiming van krotten? Let op hun daden en wordt wijs. Het is 'n verblijdend verschijnsel, dat de tweede vergadering, welke wij in district III belegden, even druk bezocht was als de vorige. Het meerendeel der aanwezigen be stond zeker niet uit kiezers, wel uit arbei ders, ook jeugdige. De stemming was uitstekend. Het kan niet anders, of dit district, met zijn overwegende arbeidersbevolking, welke dagelijks onder vindt de werking van het kapitalistisch sy steem, welke dagelijks de harde praktijk doormaakt, waarop de sociaal-democratie haar theorie heeft gebouwd, moet eenvoudig de waarheid erkennen van onze beschouwingen, 'tls dan ook van uit dat district, dat wij de victorie van de arbeiders-partij het eerst verwachten. Noch de theorieën der anti revo lutionairen, noch der Christelijk-Historischen, noch der Katholieken of Liberalen zulllen daar op den duur ontvankelijke politieke gemoederen vinden. De oogen zullen open gaan voor de waarheid, die dichtst bij ligt. Op het gesprokene komen wij nader terug. Zoowat 200 kiezers hebben hun plicht niet gedaan. Hun wegblijven van de stembus is in geen geval te verschoonen. Zij hebben getoond, dat de drijfkracht van hun inzicht niet in staat was, vrees of onverschilligheid te overwinnen. Vrees behoeft niet te bestaan, want de stemming is geheim: geen groote of kleine heer kan ooit weten, hoe 't biljet is ingevuld. En onverschilligheid? Moet 'n volgenden keer soms nog 'n Mohamedaan can didaat gesteld worden? Schudt toch die beroerigheid af en kiest partij, als 'n man betaamt. Onze partijgenoot Hugenholtz, voor vele stadgenooten n goede bekende, is gekozen. Van het hout, waaruit Hugenholtz is gesneden, groeit of 'n martelaar, of'n strijder. Hij werd het laatste. Onze samenleving is 'n voortdurende uittar ting voor eenigszins idealistisch aangelegde naturen. Daartoe behoort Hugenholtz. Betrek kelijk jong werd hij te Schiedam voorganger eener Christelijke gemeente en aan de hand der praktijk kon hij ervaren het verschil tusschen leer en leven. Hij kon ervaren, hoe van de leer der liefde in de toepassing een paskwil wordt gemaakt, hoe nijdig de door den strijd der belangen opgewekte eerzucht, afgunst, haat, rukt en trekt aan den zooge- naamden band der liefde, die een gemeente onder Christus vereenigd Hij kon trachten, zijn ideale opvatting van „samenleven" te planten in de ziel zijner gemeentenaren, hen te brengen in de sfeer van geestelijke verheffing, die kleinzieligheid buitensluit en tot 'n hoogeren v&m van samenleving voert die pogingen moesten afstuiten op de intellectu eel klasseverhouding der individuen. Hij moest gaan inzien, dat die verhoudingen 'n getrouwe afspiegeling zijn van de afschuwe lijke betrekking van slaaf en heer, vertrapte en onderdrukker, die onze kapitalistische productiewijze schiep. Hij moest dus erkennen, dat een totale wijziging der economische verhoudingen de voorwaarde is voor de verwezenlijking van een hoogeren vorm van samenleven. Dit erkennen met 'n hevig begeeren naar de verwerkelijking van verbeeld geluk, zijn de factoren, die Hugenholtz hebben gebracht als 'n strijdbaar man in de gelederen van de onterfden. Zij zullen in hem vinden 'n vurig strijder, die geen middel zal onbeproefd laten, hen te trekken uit den poel van ellende op den weg, die leidt naar het ideaal. En waar christelij ke dogmatiek de hersenen verstart bij het bepeinzen van arbeidersbe langen, waar christelijke ootmoed bidt, in plaats van handelt, daar zal te feller slaan de christen van de daad. Over de maatschappij. De woorden staat en maatschappij hebben voor de meeste men- schen iets geheimzinnigs, men heeft algemeen de neiging ze door mekaar te haspelen, en zelden treft men een eenigszins duidelijke voorstelling van hun beteekenis aan. Dat is heel natuurlijk, omdat deze beide woorden begrippen zijn, waarmee men geheel en al door menschen gemaakte verhoudingen of toestanden aanduidten daar voortdurend deze verhoudingen en toestanden in ieder land wijzigen en bovendien in denzelfden tijd in verschillende landen zeer verschillend zijn, is het duidelijk, dat de woorden staat en maatschappij geen vaste, onveranderlijke beteekenis kunnen hebben. Het is daarmee dus zooals met de woorden goed, slecht, groot hoog enz.wier beteekenis evenmin onver anderlijk is. Wanneer men nu in het algemeen de ge schiedenis der volkeren neemt, onverschillig waar en onverschillig wanneer, dan kan men daarbij vast waarnemen, dat er twee ont- wikkelingsstroomen naast elkander gaan, soms op zóó grooten afstand van elkaar dat ze mekaar in het geheel niet raken, soms dichter bijeen, en van tijd tot tijd elkander zóó dicht naderende dat ze ineen vloeien en een nauwkeurige onderscheiding van ieder afzonderlijk niet meer toelate'n. De eerste en meestbestudeerde dezer stroo mingen is de ontwikkeling van het gezag en van de gezagspartijen. Neemt men de geschiedenis van een volk volgens deze stroo ming, dan komt men tot het verhaal, eerst van de allereerste vorming van gezag, dan van de splitsing van het volk in een deel gezagvoerenden en een deel geregeerden, daarna van den strijd tot vermeestering van het gezag door het krachtigere deel der gere geerden, die doorgaans op hun beurt weer een vijandig deel van overheerschten tegenover zich vinden, en zoo voort. Dat vindt men bij ieder volk, en dat vindt men bij de vol keren onder elkander. Daarbij hoort de ge schiedenis van vorsten en oorlogen. Vaste beginselen zijn hierbij nergens aan te wijzen, omdat de aard van het volk, de invloeden van buiten af en de aard van het land zijner inwoning, de drie hoofdfactoren, die deze stroo ming bepalen, overal en in iedere periode verschillend zijn. Deze ontwikkeling die van het gezag en de gezagspartijen, no^-mt men de staatkundige of politieke geschiedenis. Indien men nu daaruit het begrip staat afleidt, dan zou men er dit van kunnen zeggen het woord staat duidt de in eenzelfde land en onder dezelfde wetten levende menschen aan in hun verhouding tot het gezag. Deze bepaling heeft tenminste de verdienste van geschiedkundig nauwkeurig te zijn, en indien men nu op deze zelfde wijze ook voor het begrip maatschappij een omschrijving heeft gevonden dan zal de vergelijking en het onderscheid van deze beide begrippen zeer eenvoudig blijken te zijn. De tweede, weinig bestudeerde en zeer moeielijk in onderdeelen te volgen strooming is de ontwikkeling van den arbeid en de bezigheden der menschen en van de daaruit voortvloeiende verhoudingen. Deze verhou dingen zijn eveneens weer zeer verschillen! onder de verschillende volkeren en in ver schillende perioden. Zoo is er een tijd geweest, dat iemand, b.v. een houten huis wilde maken zelf het hout giDg kappen en tot de laatste voltooiing toe zelf alles in orde bracht. Nu is die arbeid over vele personen verdeeld Indien men nu dit geval uitzondert, dat de arbeider zelf zijn grondstof zich verschaft en die geheel en al verwerkt ten eigen behoeve, dan kan men in hoofdzaak de volgende ver houdingen noemen als voortvloeiende uit den arbeid en de bezigheden der menschende verhouding van den arbeider tot den kooper van zijn arbeidsprodukt op zijn arbeid, de verhouding van den arbeider tot den leveran cier van zijn grondstof en zijn werktuigen de verhouding van de arbeiders onderling, de verhouding van den koopers van de arbeids- produkten of den arbeid der arbeiders ten opzichte van elkander en de uit al deze verhoudingen te zamen voortkomende familie verhoudingen. Indien men nu de ontwikkeling dezer verhoudingen beschrijft, hetzij bij een enkel volk, hetzij bij een groep van volkeren in een bepaald tijdvak der geschiedenis, dan geeft men een geschiedenis der maatschappij of een sociale geschiedenis. Leidt, men hieruit nu weer het begrip maatschappij af zooals daareven het begrip staat, dan zou men er dit van kunnen zeggenhet woord maat schappij duidt de in eenzelfde land en onder dezelfde wetten levende menschen aan in hun verhouding tot den arbeid. Hierbij dient evenwel 'onmiddellijk te worden opgemerkt, dat in den tegenwoordigen tijd van een af zonderlijk begrip maatschappij voor ieder volk afzonderlijk bijna niet meer gesproken kan worden ten gevolge van het internatio nale karakter van handel en bedrijf. De bepaling blijft intusschen even geschiedkundig nauwkeurig als die van het begrip staat, (dat ik later op al deze kwesties uitvoerig terugkom, spreekt van zelf, het is hier slechts te doen om de groote grondslagen). Deze twee stroomingen, die van de ont wikkeling van het gezag en de gezagspartijen, en die van de ontwikkeling van den arbeid en de arbeidsverhoudingen, vindt in men de ge- heele geschiedenis van alle volkeren in alle perioden van hun bestaan terug. Doorgaans speelt de staatkundige geschiedenis de baas en draait dus alles om zoogenaamde politieke kwesties. Iedere partij, onverschillig welken naam zij draagt en onder welke leus zij optreedt, zoodra zij gaat deelnemen aan den politieken strijd, komt zij dus tot den

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2