Onze Yijanden.
Gedenkt de uitgestotenen te Enschedé en
Amsterdam. Giften worden o.a. ingewacht
aan ons bureau.
Algemeene Berichten.
van onze partij zou trachten af te houden
Het is ons wel heel welkom, dat zij zóó
openlijk de katholieke arbeiders tegen ons
te wapen stelt. De strijd wordt voor ons
daardoor wel veel gemakkelijker. Meer nog
zullen wij kunnen doortasten. Krachtiger
nog zullen wij kunnen rukken aan het mom,
waarachter de priester zich verschuilt om
als godsdienstverdediger te kunnen optreden
en de socialisten als godsdienstvernietigers
te kunnen voorstellen. Luider en overtui
gender nog zullen wij ook de katholieke
arbeiders de bewijzen kunnen toedrennen
dat er maar één enkele werkelijke arbeiders
partij is, dat slechts één enkele partij voor
niets anders dan voor de belangen en de
rechten van het proletariaat optreedt, nl. de
sociaaldemokratische.
Léve de sociaaldemokratische arbeiders
partij
Wij groeien als de baard tegen 't mes in!
Deze uitdrukking werd gebezigd bij de
opening van Constantia door een der feest
redenaars. En dit is volkomen waar
Dat wij groeien in Schiedam; de feiten
zijn daar om 't te bewijzenonze steeds groei
ende atdeeling, de meer dan vervier-dubbelde
oplage van ons blad, sinds het jaar, dat het
bestaat.
En dat 't tegen 't mes ingaat! De waarschu
wende woorden op huishoudelijke, Roomsch-
Katholieke vergaderingen; de gebiedende
priesterlijke vermaningen, gesproken van den
kansel tot de gedweeë schapen; 't plaatsen
van den Moker op den Index; 't beleggen
van openbare vergaderingen met Christelijke
sprekers kunnen er van getuigen. Doch zie,
het mes was in den regel zoo bot en werd
bovendien zoo onhandig gehanteerd, dat 't
ons niet deerde, maar dikwijls den aanvaller
zelf verwondde.
't Yerbod om onze vergaderingen te bezoeken
maakte onze zalen overgevuldde priesterlijke
filippica's tegen den Moker bezorgde ons
brieven van Roomsch-Katholieke arbeiders
't zetten van ons blad op den Index was de
beste reklame, die men kon bedenkende
Christelijke openbare vergaderingen bleken
met onze debaters propaganda-avonden voor
't Socialisme te zijn.
Nog een voornaam gewichtig ding hadden
we bijna vergeten. Eenmaal is ons bestaan
ernstig bedreigd geweest, eenmaal scheen 't,
of wjj van deze aarde weggeveegd zouden
worden, eenmaal hebben wij in angsten ver
keerd over onzen groei en bloeihet was
lach niet lezer toen de Christelijke Actie
verschijnen zou. Met vreezen en beven hebben
wij 't verschijnen van dat Christelijke Maand
schrift afgewacht Met vreezen en beven
zeg iknu zouden immers al onze zonden
zooals kwaadsprekendheid, leugenachtigheid,
verdachtmaking, opruiing, ondermijning van
het gezag en van den godsdienst plus zoovele
andere zonden en gebreken, die ons vervloekte
rooden aankleven, die zouden nu allen 't goed
geloovige publiek eens uit de doeken gedaan
worden en dan, dan konden wij immers wel
o phoepelen.
Vandaar dus publiek, ons gerechtmatigd
vreezen.
En daar verscheen eindelijk het Maand
schrift, dat, zoo we dachten en vreesden,
ons doodslied zou zingen.
't Werd ons gebracht! Och gut, wat hebben
we toen gelachen, zeker van de overspannen
heid, waarin we zoolang verkeerd hadden.
We hadden gedacht met een kanonskogel
van dit aardrijk geblazen te worden en men
schoot op ons met een kermispistooltje van
5 ct.we hadden geloofd door één degen
stoot dood tegen de wereld te vallen en we
zagen een lnierspeld met den kop naar ons
toe gericht, we hadden gevreesd een reus te
zien en een klein bleekzuchtig wurmpje trad
ons te gemoet, in de kleine knuistjes zijn
kolossale wapentjes.
En we hebben toen het jonge rachitus-
manneke voorzichtiglijk bij de hand genomen,
het op de knie geplaatst en 't eenige levens
lessen gegeven in 't groeien en 't vermorzelen
van vijanden.
Die had 't noodig, erg noodig!
Van de welbewuste, de opzettelijk tegen
ons gevoerde actie is dus al heel weinig te
recht gekomen.
Ons strijdend leger wordt steeds grooter
en krachtiger en verscheidenen zijn er, die
gereed staan ons leger te komen versterken,
verscheidenen, in wier brein het reeds tot
klaarheid is gekomen, dat hun plaats is aan
de zijde der strijdende arbeiders tegen de
kapitalisten, maar die nog niet openlijk voor
hun gevoelens durven en kunnen uitkomen,
omdat de honger het antwoord zou zijn op
zoo'n uiting van liefde en gevoel. Maar
dat 't zoo iswij wijzen slechts op 't aantal
op Helsdingen uitgebrachte stemmen bij de
jongstleden gehouden verkiezing voor de
Tweede Kamer.
Alleen de geestelijken hebben nog al succes
bij hun bestrijding van de sociaal-democratie.
Door hun zedelijk overwicht weten zij een
massa der arbeiders te maken tot hun eigen
vijanden, door hun machtsmisbruik weten zij
een groot gedeelte van het proletariaat te
houden uit de rijen der strijdende arbeiders,
door hun wijs te maken dat wij sociaal
democraten er op uit zijn, den arbeiders het
geloof te ontnemen. Zij, die niet beter weten
of dit is zoo, zij die ons nog niet kennen,
worden daardoor natuurlijk tegen ons voor
ingenomen. Gelukkig echter, dat er velen
langzamerhand gaan inzien, dat dit slechts
praatjes voor de vaak zijn, dat men hen
misleidt, dat men heel goed sociaal-demo
craat kan zijn en tegelijk een goed geloovige,
dat iedere poging, bedoeld om hen te houden
van de plaats, waar zij behooren, van uit
de rijen hunner strijdende broederen, pogingen
zijn, om hen nog langer onder 't uitbuitings
systeem te laten voortleven, om de kapita
listen nog langer hun uitzuigingstactiek te
kunnen laten voortzetten. (In een der vol
gende nummers zullen we deze kwestie Ge
loof en Sociaal-Democratie nog eens wat
breeder bespreken.)
Wat ons nog meer in den weg staat, dan
die priestermacht zijn de levensomstandig
heden, waaronder een groot deel der Schie-
damsche arbeiders gebukt gaat.
Vooreerst de gemakkelijke manier, waaro.»
ze misbruik kunnen maken van den alcohol.
De alcohol, dat is de vriend van alles wat
slecht, gemeen, wat laag isde alcohol, dat
is de vijand van al wat goed. groots en edel
is, dat is de grootste en misschien de mach
tigste bestrijder der sociaal-democratie de
alcohol, dat is de krachtigste bondgenoot
van het kapitaal, de verklaarde erfvijand
van den arbeid. Hjj maakt den mensch tot
dier, het willend, denkend wezen tot een
redeloos individu, die zijn eigen leed, zijn
eigen smart en ellende niet ziet, niet gevoelt,
niet begrijpt, of als hij ^oo nu en dan als
van uit de verte iets van dat groote leed,
waaronder hij gebukt gaat, beseft, dat sner
pende gevoel met een glas jenever tracht
weg te spoelen.
Waar is de toestand van den arbeider,
zoowel de moreele als stoffelijke het slechtst,
waar zijn de arbeidstijden het ongunstigst,
waar de loonen 't laagst, waar tiert de vak
beweging het minst? Vraag het den propa
gandisten, die overal door geheel Nederland
trekken en zij zullen 't u zeggendaar, waar
het drankmisbruik het grootst is.
We kunnen 't begrijpen en verklaren, dat
men in den drank troost zoekt; we kunnen
ze begrijpen de woorden van een werkelooze,
die, toen 'm gevraagd werd, wat hij nu den
ganschen dag zooal deed, sarcartisch bitter
antwoordde: „de branderijen afloopen en
propjes drinken," 'k zeg, we kunnen ze
verklaren, we kunnen ze vergeven, maar
goedkeuren, neen, dat nooit!
De strijd voor de sociaal-demokratie zij
daarom tegelijk een strijd tegen den alcohol.
Nog een andere machtige vijand is er in
onze veste, dat is: de nachtarbeid in de
branderijen, die de zoo hooggeroemde huise
lijke gezelligheid maakt tot een bespotting,
een caricatuur, die de branderijslaven maakt
tot een groep werkers, geheel levende buiten
den gewonen sfeer der dingen, die maakt,
dat 't kan gebeuren, dat kinderen hun vader
in geen week te zien krijgen, die vervloekte
nachtarbeid, die maakt, dat deze onterfden
niet den minsten tijd hebben voor ontspanning,
voor ontwikkeling van den geest, die leven,
zonder te weten, dat zij leven, die zullen
sterven, zonder te weten, dat zij hebben ge
leefd, die geen tijd hebben over hun ramp
zaligen toestand na te denken, die niets
weten van den grooten strijd der dingen, af
en toe eens iets uit de verte hooren van die
booze socialen, voor wie ze toch vooral op
moeten passen en door slaap overmand knikke
bollen „ja, ja die socialisten-troep, da motte
we niks van hebbe hooren danin
dommelen.
Dat zijn in onze stad Schiedam onze voor
naamste vijanden; die dienen we in de eerste
plaats te bekampen.
Ons Proces. Den 8 April 's morgens te
11 uur zal voor de arrondissementsrechtbank
de klacht tegen ons artikel „Mr. W. H.
Jansen" in het nummer van 28 December
1901 worden behandeld. De klacht is gericht
tegen onze partijgenoot Dr. J. van Leeuwen.
Als getuigen zijn gedagvaard Mr. Jansen, de
administrateur v./h. blad onze partijgenoot
A. de Wit en de meesterknecht van de
stoomdrukkerij „Vooruitgang" te Rotterdam.
De klacht bestaat hierin, dat in genoemd
artikel beleedigende zinnen voorkomen, waar
door met opzet de eer en goede naam van
Mr. W. H. Jansen worden aangerand.
Het spreekt van zelf, dat wij ook nu over
deze zaak verder zullen zwijgen tot na den
8en April. Tot zoolang dus nog geduld.
Soc. Dem. Arb. Partij. Onze afdeeling
vergadert Zondagavond te zeven uur precies
in Constantia. Wij verwachten dan alle
leden. De ruimte is groot genoeg, wel zoo
groot, dat alle leden nog een aantal geest
verwanten partijgenooten in spé kun
nen meebrengen.
Als voornaamste punt op de agenda van
a. s. Zondag komt voorde bespreking van
den Beschrijvingsbrief voor het Congres.
We behoeven alleen te herinneren" aan de
kwestie-Vrije School, om hiermee allen op
te wekken, ter vergadering te gaan.
Niemand blijve thuis. Dit zij voor nu
en in het vervolg ons wachtwoord.
Het Bestuur.
Onze Meibeweging. Wij wenschen op
den eersten Mei den arbeidersfeestdag
een voor die gelegenheid toepasselijk nummer
uit te geven. Daaraan zijn kosten verbonden,
welke wij hopen te kunnen bestrijden door
een afzonderlijken steunpenning. Zijn de bij
dragen groot genoeg, dan ligt het in onze