Congres der S D. A. P. Het eerste loon. 'In kolom 2 schrijft genoemde redactie o.a. het volgende: „dat de bijbel hier na moet dienst doen als zondebok en als boeman, daartegen kom ik met kracht op." Na moet men weten, dat de schrijver zelf erkent, niet bjj Troelstra's rede te zijn tegenwoordig ge weest. Was hg wel tegenwoordig geweest, dan zon hij zijn heele artikel achterwege hebben kannen houden. Want dat artikel berust op het aangehaalde zinnetje. En heel Schiedam weet, dat Troelstra in het minst niet gedaan heeft, wat de redactie der „stemmen" hem in dat zinnetje aanwrijft. Bovendien was de titel: „de brandkast be schermd met bijbel en wierookvat." Is dat nu ernst? Moet men zoo'n artikel nu heusch ernstig beschouwen als een protest tegen Troelstra's rede? Dat zal toch wel niemand verlangen. Dat is toch al te mal! Daarom genoeg daarover. Alleen waar schuwen wij, de „stemmen"-redactie, dat zij op een andere keer niet zoo gemakkelijk van ons zal afkomen. Wat drommel, het gaat toch niet aan voor een ernstig mensch, te oordeelen over iets waar men zelf van erkent niets te weten Het op de Paaschdagen gehouden Congres der S. D. A. P. is een ware openbaring van het krachtige leven en den frisschen geest onzer partij geweest. In de laatste weken was er voornamelijk over de schoolkwestie (vrije school of verplichte staatsschool) veel wrijving geweest tusschen de verdedigers dier beide stelsels. De buitenwereld had zich daar big mee gemaakt, hopende op een scheuring in de S. D. A P. of in elk geval op een zóó ernstige botsing tusschen twee groepen, dat een scheuring onvermijdelijk zou worden. In de partij zelve waren er ook, die met eenige bezorgdheid de redetwisten te Groningen tegemoet zagen. En wat is gebeurd? Zeker, met beslistheid en overtuiging heeft ieder zijn eigen meening verdedigd en zijn eigen standpunt ontvouwd. En er waren veel meeningen, die heelemaal niet met elkaar vereenigbaar leeken. Maar van elkander voelde men zóó krachtig, dat men met een algemeene eensgezindheid zon der uitzondering niets anders begeerde dan de vrijmaking van het proletariaat, dan de vernietiging van een maatschappelijk stelsel dat voor 9/io der menschen een vloek is ge worden, zóó krachtig voelde men die eensgezinde begeerte, dat al die meeningen en opvattingen slechts kunstige formuleeringen leken, door denkensgrage hersenen gemaakt bij het zoeken naar de waarheid en den weg naar het maatschappelijk geluk, vormen van éénzelfde begeerte, uitingen van éénzelfde verlangen. Krachtig stond daar voor de oogen der heele wereld onze jonge levenslustige strijd lustige partij. Het congres heeft geen vreugde gebracht aan de bourgeoisie, die zich ver kneuterd had in rommelingen, maar het is een nieuwe waarschuwing geweest aan het adres van diezelfde bourgeoisie, een waar schuwing dat het lente is in onze partij, de lente van een jong nieuw leven Wat de besluiten van het Congres betreft, de voornaamste zijn deze: dat deS. D. A.P. zich verklaard heeft vóór de vrije school en tegen de verplichte neutrale staatsschool, en dat aan de Mei-beweging de kiesrechtbewe ging zal worden vastgeknoopt. Het volgende Congres zal gehouden worden te Enschedé. Arbeiders, werkt voor uw eigen zaak, sluit u aaneenhet volgende Congres moet het dubbel aantal leden der S. D. A. P. vertegenwoordigd zien Als ik daar was, was ik er meteeninge- mudensnik. O, de illusies, die vertrapt werden Het roosjesnjjden zou ik leeren, want daar was veel geld mee te verdienen. Jetje die en die bracht zóóveel per week thuis, de dochter van dien ander onderhield bijna de huishou ding met hare weekverdienste. Ja, ja, dat was een goed vak. En de juffrouw wees mg nu en dan de verschillend benaamde vlakken van een dia mantje, zoo groot a's een speldeknop, en ik merkte met wanhoop over mijn eigen stommi teit, dat ik er niets van begreep. En het rook er op een ellendige manier naar diamantwerkerscement. En de kale muren grijnsden mg aan, en in de glazen ordinalen zag ik mijn eigen beeld weerkaatst, een mager, bleek, lang, suffig uitziend meisje, met een vlechtje, een kattestaartje, donker, spichtig. En dat droomige kind, in 't nauw gebracht, voor den gek gehouden, bespot zooals ge woon is op die diamant-ateliers en on danks haar gevoel van onhandigheid, van gemis aan praktijk, toch vol van een inner lijk weten, dat ze zóó stom, zoo suf niet was, als men hier dacht. Toch inwendig de geheime gedachte koesterend, dat ze waar schijnlijk meer van taal, van aardrijkskunde, van rekenen wist, dan de juffrouw en al-de meisjes met elkaar. Voortdurend met een hevig verlangen naar het vage iets, dat „door- studeeren" heette, en met een wrok in zich tegen het lot, dat haar in deze voor haar ramp volle sfeer had gezonden. Dan, het was Vrijdagafleverdag, schoon- maakdag, op zoo'n joodsch atelier. 's Morgens hadden we gewerkt, en 's mid dags hield men vroeg op met werken. Een heerlijke verrassing voor 't kind met 't katte staartje. „Begin maar vast de stoelen buiten de kamer te zetten" klonk het bevelend, en ik schrikte uit mijne thans blijde droomerij op, en toog verwonderd aan dit werk. En weldra kwamen de anderen met emmers water, boenders en dweilen aan, en ik begon te snappen, dat het atelier moest schoonge maakt worden. Een poosje daarna waren wij allen als rechte schoonmaaksters bezig met grond doen, glazen lappen enz. Natuurlijk regende het bg dit werk standjes op „dat domme, on handige kind," dat tranen van medelijden met zichzelf inhield, en zoo diep wanhopig was als maar mogelijk is, omdat dit nu het leven bleek te zijn, dat na de school komt. O, de studie, liet leeren, het heerlijke leeren uit boeken en van de meesters en juffrouwenHet was als een heimwee om aan school te denken. Een stroom zoete ge dachten, maar die de tranen uit je oogen persten. Net of de school een beschaafd, ver licht land was geweest, en hier leek 'teen donker barbarenlandmetbarbarenzeden. Maar toch was dit nu het werkelijke leven, waar men na de school altoos in moest zijn. En die gedachte was pijnigend, vreeselijk, loodzwaar. De bange oogen van het kind met het kattestaartje zagen een toekomst, zóó donker, en 't zou nooit anders worden neen nooit „Let dan op, suffertje, zie je niet dat ik voorbij moet?" Een verschrikt „ja" en meteen zag ze dat allen zich stonden aan te kleeden om héén te gaan. Zij ook naar de kleerkast toe, met 'n gevoel van redelooze onmacht tegen dat woord „suffertje", dat haar gehaat was. Er gebeurde iets geheimzinnigs, toen de werksters heen gingen. Telkens ging er een met de juffrouw apart, om „af te rekenen." Ik kwam bevend de j frouw goeden dag zeggen, met de vrees ik hooren zou dat ze me niet gebruiken kon. Ofschoon ik 't grootste deel van 't schrob- en glazenlap- werk had gedaan. O ben jij daar nog, dingetje. Nou, zorg maar dat je Zondag om 8 nur hier bent, maar niet later hoor, want als ik boven kom moet je de kachel aan hebben En meteen stopte ze me wat in de hand, dat een wervelwind van nieuwe gedachten in mij deed opgieren, en me 't vnur naar de wangen joeg. Dag juffrouw, plezierige Sabbath. Mijn lippen beefden van aandoening, in mijn hoofd warrelde hetik had dus loon ge kregen Loonik wou wegsnellen, de trappen af, de straat op, om alleen te zijn met mijn nieuwe, nooit gekende aandoeningom het te zienin mijn handenhet nog nooit geziene een zelf verdiend geldstuk Nooit had ik meer bezeten dan twee of drie centen hoeveel zou dit zijn Maar op de trap verdrongen zich, nieuws gierig, de werkster om meheeft ze je al wat gegeven hoeveel Mijn ontsloten hand liet een blank dub beltje zien 'n Dubbeltje nou, 't is aardig van 'r, dat ze je zoo dadelgk iets geeft, 't is een royale juffrouw hoor, nou mag je wel je best doen, dan krijg je telkens meer Maar eindelijk geraakte ik toch alleen. Ik voelde geen kou op straat; ik werd als voortgedragen door een extatische vreugde, die gloeiend naar de wangen steeg. Ik was dus thaus in een andere positie op de wereld. Ik had mijn weekloon ont vangen. Ik verdiende geld, net als vader, en de oomes Geld verdienenDan kwam je thuis, en dan zei moederheb je ontvangen Dan zei je ja, en dan kwam er vreugde op de gezichten, want de huishouding kon weer vóórtgaan, er was weer geld. O, hoe zoet was hetgeweest, toen de juffrouw mij dat in de hand had gestopt, dat eigen geldstuk, dat nu van mijzelf geworden was, omdat ik de heele week gewerkt had. Een zilverstuk. Even onder de lantaarn zien. Ja daar was 't in mijn hand hoor, een mooi blinkend eigen dubbeltje. Dag wereld, je bént nu niet zoo donker, al is 't ook avond nu, je bent licht, je bent warm en mooi, want ik zal straks thuis komen en de verbaasde huisgenooten mgn loon toonenMijn broertje en zusje zullen eerbied krggen, vader zal genoegelijk lachen, en moeder ook, want we kunnen best iemand gebruiken die wat bijverdientHet zal niet te onpas komen. En ik hoor al mijn eigen trillende stem, waarmee ik zal zeggen: zie eens, hier hebt u m'n loon van deze week. Dat zal ze verwonderd doen opkijken, nou! En vader zal het met welbehagen in z'n schraal-voor- ziene portemonnaie stoppen, die oude, gesleten portemonnaie, waar wij altijd met hoop en vrees aan moeten denken, omdat ons heil of onheil van den inhoud zoo vaak afhangt. Nu help ik óók mee om 'm te vullen. Dat is wat anders dan op de schoolbanken zitten en maar violen te laten zorgen Al denkende ben ik op de woelige, kleu rige Vrijdagmiddag-Jodenbreestraat gekomen, drie-e-me-sent, neem maar wég vier! Fijne manderijnen, tien om-e-dubbeltje Wat schreeuw je man, je treitert mij niet meer, met je tien om-e-dubbeltje. Als ik wil koop ik ze, ziedaar. Ja, dat is een idee. Den royale te spelenthuis te komen met de op onverschilligen toon gesproken woorden„ik heb maar wat fruit voor van avond meêgebracht, 'k had tóch loon ont vangen En dan de rijkkleurige mande- rgntjes op de tafel laten rollendat het water de huisgenooten in den mond kwam. Ja, zulke tien manderijntjes, dat ziet er Glazen bollen, met wace: evuld, die, tusschen de arbeidsters en het licht gep v.t t, het licht versterken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 3