Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad Bericht aan de Postabonnees. No. 14. Zaterdag 31 Mei 1902. 2e Jaargang. ABONNEMENTSPRIJS: 13 cent per kwartaal Mj vooruithetaling. franco per post 20 cent j Losse nummers 1 cent. BUREAU van ADMINISTRATIE eu REDAKTIE: NOORDVEST 12. ADVERTENTIËN: 3 cent per regel. Bij abonnement be langrijke korting. Stokken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 nur in het bezit der Redactie zijn. Den abonnees buiten Schiedam wordt verzocht het abonnementsgeld voor het nieuwe kwartaal, dat met het volgend nummer ingaat, zoo spoedig mogeiyk per postwissel toe te zenden. DE ADMINISTRATIE. De middeleeuwsche gilden. i. Tegelijk met de steden ontwikkelden zich in de 12e en 13e eeuw de gilden. Er bestaat een zoo nauwe samenhang tusschen deze beiden, dat het niet mogelijk is, een ervan afzonderlijk te behandelen. Eerst iets over het woord -gild" zelf. Gild of gilde en geld zijn verschillende vormen voor hetzelfde woord. Zij beteekenen oor spronkelijk slechts dit: „wat ter betaling wordt gegeven." Die betaling kon een een voudige vergelding zijn voor ontvangen waren, maar zij kon ook een vergelding zijn voor toegebrachte schade en was dan dus het zelfde als „boete.," en zij kon ook een betaling zijn van den aan de goden verschuldigde gaven en was dan dus een offer. In de oud- germaansche geschriften komen de woorden gild, gilde, geld voor in alle 3 beteekenissen, dus ia de beteek en is fan de tegenwoordige woorden geld„ boete en offer. Uit de be- teekenis „offer" ontwikkelden zich 2 andere, nl. de plaats waar het offer wordt gebracht, en de groep menschen die het offer brengt; dus: offerplaats en offervereeniging of offer broederschap. Die offerbroederschappen (gil den) omvatten natuurlijk personen met de zelfde offerbelangen, in het algemeen met dezelfde maatschappelijke belangen. Bij de Angelsaksen worden reeds in de 7e eeuw dergelijke gilden gevonden met een zniver kerkelijk karakter, geheel zooals dat ook vroeger voorkwam onder de Grieken en Ro meinen. Onder de Angelsaksen kregen de gilden staatsrechtelijke beteekenis. Onder de andere germaansche volkeren kwam dat niet voor, voornamelijk doordat er eeuwen achter een een zeer onrustige oorlogstoestand onder hen bestond en deze een eenigszins regel matige maatschappelijke organisatie buiten sloot; ook onder de Germanen der neder- landsche gewesten was dat het geval. Toch zijn er ook onder hen nog sporen van zulke vereenigingen te vinden. En in de 11e eeuw sloten de menschen, die het meeste belang hadden bij onderlinge bescherming, namelijk de kooplieden, zich aaneen tot koopmans gilden, die nog een beslist kerkelijk karakter droegen en dus blijkbaar aansloten aan de oudgermaansche offerbroederschappen. De oudste koopmansgilden, hier en daar ook wel hansa vereeniging) genoemd, hadden hun gemeenschappelijke godsdienstoefeningen, een gemeenschappelijk altaar en een gemeen schappelijke kapel in de kerk. Hun doel was evenwel zuiver wereldlijk: onderlinge be scherming tegen de reeksen bestrijders en belemmeraars van hun handel. De kooplieden vormden tezamen met de krijgslieden, de grondbezitters en de hand werkslieden de vrije bevolking der steden. In den tijd toen de steden zich vrij zochten te maken van hun heeren werkte de geheele vrije bevolking natuurlijk samen. In dien tijd was er dus geen sprake van een afzonderlijke gildenbeweging. Het ontstaan der steden was in de ger maansche "landen het gevolg van zeer ver schillende oorzaken. Tan daar dat de toe standen in de verschillende steden lang niet overal gelijk waren. Dit is een feit, dat men ook bij de behandeling der gilden vooral niet moet vergeten. De middeleeuwsche steden waren voor een klein deel voortzettingen der oude romeinsche steden, waarin óf de oude romeinsche stads- inrichting in hoofdzaak was blijven bestaan óf door de koopliedengilden nieuwe toestanden in het leven waren geroepen. Voor een ander deel waren de steden oorspronkelijk eenvoudige middelpunten van verkeer aan samenvloeiingen van rivieren of doorwaadbare plaatsen door de rivieren. Dat marktkarakter bleef dan de geheele middeleeuwen door bewaard. Weer andere steden vormden zich om een kasteel of klooster heen uit de inwoners, die bescherming tegen de overal opkomende rooversbenden en roofridders zochten. Daarin was dus de kasteelbezitter of de kloosterheer de voornaamste persoon. En dan waren er ook nog steden, die uit de samenvoeging van eenige plattelands gemeenten ontstonden en dus geheel het zelf standige karakner van zulk soort gemeenten droegen. Al deze soorten van steden werden eerst als „stad" beschouwd en erkend, indien zij van den landsheer een zoogenaamden vrijheids brief hadden verkregen. Zoo'n vrijheidsbrief werd charter of keur of handrecht genoemd, en werd dikwijls onmiddellijk bij de oprichting der stad verleend. De landsheer gaf dien vrijheidsbrief nu eens gedwongen, dan weer vrijwillig. De eene vrijheidsbrief verleende de stad bijna geheele of volkomene onaf hankelijkheid en maakte er een zuivere repu bliek van. De andere vrijheidsbrief gaf de stad slechts enkele rechten, bijv. het recht eener vrije markt, het recht om zelf haar bestuur in te richten, enz. De steden kunnen dus naar hun oorsprong- verdeeld worden in 4 zeer niteenloopende verhoudingen, iedere groep met haar eigeu karakter. En in die 4 groepen bestonden nog weer zeer niteenloopende verhoudingen tegenover den landsheer. Hieruit reeds blijkt, dat er in de middeleeuwen van een algemeenen stedelijken toestand geen sprake kon zijn. En daaruit volgt weer, dat dus de in de steden onstaande gilden lang niet altijd dezelfde rechten of beteekenis konden hebben, dat ook van een algemeenen gildentoestand geen sprake kon zijn. En daarbij kwam nu nog, dat in de Rijn- Een hongeroorlog Medeburgers! Arbeiders en Arbeidsters! Naast de bekende tyrannie van den al- machtigen kapitalist Van Heek in Enschedé, plaatsen nn de gezamenlijke fabrikanten aldaar nog de hunne. G\j hebt gelezen wat ze besloten hebben. Om zich te wreken op de arbeiders van Enschedé, die hunne strij dende en uitgesloten arbeiders met voor- beeldelooze offervaardigheid gesteund hebben, zullen ze van af de navolgende week Vrijdags en Zaterdags niet meer laten arbeiden. Dit wil zeggenZij zullen hunne werklieden een derde van hun weekloon op geweldadige wijze inhouden, teneinde het hun onmogelijk te maken hunne kameraden geldelijk te steunen. Deze ongehoorde brutaliteit moet door u beantwoord worden met het zenden van nog veel méér steun, dan tot nog toe. De geest van verzet moet bij iedereen, bij eiken arbeider en weldenkende, nu ontwaken. Een ieder moet aan den arbeid, opdat de duizenden naar Enschedé stroomen. De dappere strijders zullen nu, door die schandaad van de tyrannen van Enschedé, per week f 1800 minstens aan inkomsten derven. Laat dat niet toe, arbeiders! Duldt zulks niet, gij allen, die vóór humaniteit en be schaving, tegen onmenschelijkheid en ver drukking zijt. Dat mag niet maarzoo gebeuren, burgers van Nederland, die er prijs op stelt in een vrij land te leven! Gij hebt geofferd voor Transvaal, omdat ëen klein land daar werd vertrapt door een groote natie. Welnu! een handjevol kapita listen past hier openlijk en zonder blozen de hongermethode toe op 8000 menschen, om ze te dwingen zich te krommen onder hun juk. Dat is russisch! Arbeiders van Nederland. Opmet nieuwen en frisschen moed. Als de kapitalistenklasse zoo optreedt, dan is er voor de arbeiders en de arbeidsters en voor allen die zich één voelen met dezen, maar één weg: zich te weer te stellen! Op voor Enschedé! Tart de fabrikantenkliek! Leve de solidariteit der arbeiders! Het „comité tot steun" voornoemd, Th. M. Ketelaar, Voorz. Henri Meijer, Penningm. Jos. Loopuit, Secretaris. MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 1