Klaploopers. De Nieuwe Schiedamsche en hooge traktementen. Yerslag Kamer van Koop handel en Fabrieken. dige belangen onbesproken blijven. Maar in den heer Ris hebben ze zich vergist. Dat is geen sociaal, maar hij schijnt te verlangen, dat er recht en billijkheid worde betracht, ook al geldt het den armen van deze aarde. En dat aanhouden en zoeken naar licht heeft ontstemd. De heer Ris sprak tot slot „Ik hoop, dat in het vervolg aanbestedingen zullen worden toegewezen door B. en W. en niet meer door eenige commissie, terwijl ik verwacht, dat de billijkheid voortaan zal betracht worden." In antwoord daarop werd door den voorzitter er op gewezen, dat de commissie verklaart, de volle verantwoorde lijkheid voor haar besluit te aanvaarden, zoodat naar sprekers oordeel geen raadslid behoort te spreken als de heer Ris deed. Nu is de bevoegdheid van den burgemeester in art. 66 van de gemeentewet aldus om schreven De burgemeester is voorzitter van den Raad, en heeft, zoo hij geen lid is, een raadgevende stem. Blijkens het verslag heeft de stem des Burgemeesters heel anders geklonken. De heer Ris handhaaft het recht van critiek der raadsleden tegenover de bewering van den voorzitter, ook daar waar uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid wordt aanvaard. Er schuilt alzoo een ongewoon element in ons achtbaar stadsbestuur. Daar is iemand, die zich het recht voorbehoudt, ten allen «tijde critiek te oefenen naar boven, die de onschendbaarheid van het onschendbare gezag alleen maar onschendbaar vindt, zoolang geen hooger zaken worden aangerand dan het heilige gezag, en daaronder rekent hij het betrachten der rechtvaardigheid omtrent den minderen man. Wij wenschen den heer Ris sterkte. De heer Gouka verschafte den voorzitter, wetens of onwetens, óók nog 'n pleizierig oogenblikje. Het was bij de behandeling der verordening op het rijden. De heer Gouka wou de heele verordening maar intrekken, want hij meent, dat de ver bodsbepalingen toch niet te handhaven zijn en in de praktijk ook niet zouden worden gehandhaafd. De heer Lagerweij verklaart óók wat... nl. dat hij 't er mee eens is. De voorzitter antwoordt dat, waar in openbare vergadering beweerd wordt, dat een veror dening niet wordt nageleefd, hij bij de politie een onderzoek zal instellen.... als hoofd der politie. De heer Honnerlage Grete schijnt bezig te zijn, zich te bekwamen als onderwijs- specialiteit. Eerst een voorstel met den heer Gouka, om de hoofden van scholen op te knappen, nu richt hij met den heerVürt- heim drie vragen tot B. en W., die ten doel hebben, de kosten van hooger- en middelbaar onderwijs te verminderen. De heer Vürtheim zegt wel, dat de bedoeling meer was om middelen te vinden ter voorkoming van de voortdurende overbevolking der school, maar de voorzitter merkt zeer terecht op, dat dit uit de vraag niet te lezen was. Plannen zijn te wachten. Tot zoo lang wachten dus, om dan de wijsheid te hooren. IV. Nog bestaat hier ter stede een afd. van den Bond van Ned. Onderwijzers. Deze Bond heeft sedert het laatste tiental jaren een aardigen staat van dienst achter den rug en gedurende een vijftal jaren een speciale vertegenwoordiger in de Tweede Kamer. Nu moge het vreemd klinken, maar waarheid is, dat ook hier een deel der vakgenooten nog ten naaste bij niet weet, wat de vakveree- niging heeft gedaan en wat hij vermag te doen. Hetzelfde wat voor de arbeiders in 't algemeen geldt, geldt ook hier in nog sterker mate. Ook hier vrees voor den werkgever, of argumenten alshet helpt toch niet Daarbij komen nog fatsoensoverwegingen. Zij, die voortgekomen zijn uit den proletariërs stand, beginnen zich soms verwant te gevoe len aan den bourgeois, bij wie regels gelden als„Dat doet men niet" en „Dat zegt men niet Het vormenvertoon, de gedistingueerdheid wordt overgenomen, en dat blinkende hulsel moet dan dienen, de kleinburgelijk gevoelens en denkwijzen een stempel van gewichtigheid te geven of ook wel, om de merkbare teekenen van afkomst te bemantelen. Bij de vrouwelijke vakgenooten is dit in nog erger mate het geval, omdat bij de verdwijning van die kleine kapitalisten, die allengs ondergaan in den kamp met het groot-kapitalisme, het onderwijzeresschap met de daaraan verbonden verdiensten een plechtanker wordt voor het ophouden van den stand. Behalve dit zoo genaamd fatsoen komt hierbij nog in aan merking de ingewikkelde toestand, waarin de onderwijzers verkeeren. Hun streven naar verbetering hangt niet uitsluitend samen met lotsverbetering, maar dit betreft ook het onderwijs en het kind. In dit laatste vooral ligt een aanknoopiugspunt met de gansche arbeidersbeweging, in het tweede punt schuilt de aanle ding tot botsing met de werkgevers, terwijl het eerste punt de critiek der arbeiders wakker roept, die over 't geheel financieel in nog ongunstiger conditie ver keeren. Om in dit samenstel van betrekkingen zijn eigen standpunt te bepalen, vereischt eenig nadenken, moeite en inspanning. Ook dat is oorzaak, dat velen zich van het ver- eenigingsleven afwenden of niet tot aanslui ting komen. Maar ontegenzeggelijk is door het werken der vakvereeniging merkbare vooruitgang waar te nemen over de laatst verloopen tien jaren. En wat doen zij, die profiteeren van de verkregen voordeelen? Beter inrichting van het onderwijs, beter salariëering, gebruik van meer en beter hulpmiddelen, 't beter ver zorgd zijn in geval van ziekte. Zij werken óf de vakvereeniging tegen, in gezelschap van de conservatieve tegenstanders, óf zij eige nen zich zonder gewetensbezwaar de voor deelen toe, door het werken van anderen verkregen. Zou het slaapliedje over het fat soen enz. krachtig genoeg wezen, om het zelfverwijt bij het plukken der vruchten te smoren Arbeiders, sluit u aan bij de Vakvereeniging Onze twee zusters zitten elkaar in 't haar. De Schied. Cour. berichtte, dat de heer A. A. Beekman, directeur onzer H. B. S., No. 1 stond op een voordracht voor leeraar te 's Gravenhage. Zij haalt daarbij aan den bloei der H. B. S. onder dezen directeur-en de weigering van den Raad, de groote klassen te splitsen en de slechte resultaten van het onderwijs dientengevolge. De reden van ver trek des Heeren Beekman. De Nieuwe is geprikkeld. Van al wat goed onderwijs is heeft zij een hekel van haar jeugd af aan. In plaats dat ze dat nu zegt, met 'n beroep op zichzelve, dat slecht onderlegden er óók wel komen, schrijft ze als volgt Er moet dan ook wel iets vreeselijks gebeurd zijn, dat de directeur, die het bagatel van f 3000 inkomen had, maar dit onlangs tot f 3500 zag verhoogd, zich genoopt ziet, heen te gaan. Domme, clericale gemeenteraad, die maar niet de parallelklassen van heel de H. B. S. toestond, om zoo'n knap man hier te houden! Wat maken toch enkele duizenden uit de gemeentekas, die door Schiedams welgedane burgerij immers zoo gemakkelijk wordt gevuld, vergeleken bij het bezit van zoo'n man Zooals men ziet, maakt de „Nieuwe" zich nu vreeselijk beangst over de gemeentekas. Dat is niet het geval, als er subsidie wordt verleend aan de teekenschool van den R. K. Volksbond, b. v. De „Schied: Courvraagt, hoe de jaarwedde van den sollicitant hierbij gehaald wordt. „Wel, zegt de „Nieuwe," „heel eenvoudig omdat hier in Schiedam het begrip schijnt vast te staan, dat men door steeds hoogere jaarwedden de „knappe men- schen" in de gemeente zal houden, terwijl men hier toch een sprekend voorbeeld van het tegendeel heeft." Bedenkt de „Nieuwe" wel, dat we nog menschen in Schiedam hebben, die ook nog onlangs hun jaarwedde van f 3000 tot f 3500 zagen verhoogd den directeur van gemeen tewerken en den rector van 't gymnasium b. v. die we wèl houden? Moeten we dat dan beschouwen als een sprekend voorbeeld, dat dit geen knappe menschen zijn En dat ten slotte het onderwijs in groote klassen goed kan zijn, kan je gaan zien in Rolduc. Daar is de „Nieuwe" dan bepaald niet opgeleid. 't Is niet zoo erg beroerd geweest met de branderij, en in het jaar 1901. Was het geen voorspoed, dan tenminste niet zooveel tegenspoed als de laatst voorgaande jaren. Doch niet alleen om den iets beteren toe stand der branderijen, ook nog in een ander opzicht bestaat en reden om van het jaar 1901 een gunstiger herinnering te behouden. Er komen n. 1. tal van nieuwe industrieën zich hier vestigen, met name wordt genoemd de firma A. Smulders. Tot zoover het kapitaal aan het woord. Maar nu de arbeiders. Is er niet gesproken over de loonen dier firma b.v. Is niet in de vergadering van „Schiedam Vooruit" de som van acht gulden per week genoemd Kunnen de arbeiders óók zoo gemoedelijk redeneeren over hun beetje meer of minder beroerden toestand. Neen, want voor hen geldt niet: een beetje meer of minder winst in kas, maar 'n beetje meer of minder slecht voedsel in hun maag. Arbeiders, let er eens op, of ge bij al de nieuwheid der industriëen ook maar iets nieuws in uw eigen toestand kan ont dekken. Er komt nog een hoofdstuk over den toe stand der fabrieksbevolking en van den am bachtsstand. Daarover schrijven de kapita listische heeren het volgende merkwaardigs Daar het stil zetten van branderijen in 1901, minder voorkwam dan in 1900, zagen ook minder werklieden zich daardoor genoopt om elders werk te gaan zoeken. Nou weet je in eens den toestand der fa brieksbevolking. Over al de armoe, al de ellende, die geleden is en wordt, geen woord. Over de ontzettend lange arbeidstijden, be ginnende 's nachts 1, 2 of 3 uur, geen letter. De heeren werken veel gemakkelijker met cijfers. De algemeene toestand van den am- bachisstand was bevredigend, 't Zelfde wordt gezegd van de distilleerderijen, aldus De distilleerderijen werkten bevredigend. Dit is iets uit het „Algemeen Overzicht" en voor de rest komen er cijfers, cijfers en nog eens cijfers, en de arbeider is in dit verslag een groote nul, het gaat over de hoofden der arbeiders heen. Waar zijn de vakvereenigingen der fabrieksbevolking en van den ambachtsstand, die met andere ge gevens dit verslag volledig maken?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 2