De beg-rootmg voor 1903. men dan bijv. P. L. Tak niet eens een cursus beginnen over gemeentepolitiek? Een paar kenmerkende stukjes ook hier weer. De heer Loopuyt klaagde over de onwelwillendheid van B. en W. bij de beant woording van zijn voorstel. De Burgemeester, die bij zulke gelegenheden een diplomatieke stem ontwikkelt, gaf den heer Loopuyt een gehandschoende afstraffing voor die onvrien delijke beschuldiging. Een poos later, toen de heer Klein zich in het debat mengde, werd deze op minder hoofsche wijze door den Burgervader op den goeden weg gebracht. De heer Klein liet zich daardoor evenwel niet van de wijs brengen en deed een voorstel tot wijziging van art. IB van het haven reglement. Hij kreeg daarom een zuurzoet pluimpje van den voorzitter, omdat de heer Klein door dat voorstel den wenk opvolgde, die reeds in Juni door B. en W. aan den Raad was gegeven in zake de havenkwestie. Men moet zijn menschen kennen! Mr. Jansen sprak met veel ophef van „schade aan de haverwerken." De heer Loopuyt betoogde met nadruk het belachelijke van zulk een argument. Mr. Jansen kon zwijgen. Hoe de clericalen iemand uit hun midden hebben kunnen kiezen tot wethouder, die zoo buitengewoon zelden iets ad rem zegt, is al een van de onverklaarbaarste zaken uit den Schiedamschen Raad. De burgemeester had een oogenblik vroeger met triomf tegenover den heer Loopuyt be weerd „er wordt thans niet gesleept, daarom kunnen sleepbooten thans geen schade toe brengen aan de gemeentewerkende 2 malen dat er sleepbooten toegelaten zijn is er juist ook schade toegebracht aan de gemeente werken T." Ach arme, de al vroede vergalop peerde zich. De heer Loopuyt had zelf den 1 Sept. een sleepboot met 2 schepen aan de Hoorkade gezienEr bljjkt ook thans gesleept te worden! Een belangrijke zaak daarna was het voorstel van B. en W. om de verordening tot heffing van schoolgeld voor het herhalings- onderwijs te wijzigen in gevolge de aanmer king van Ged. Staten, dat in genoemde ver ordening niet van minvermogenden werd gewaagd. In de vorige raadszitting had de heer de Groot op dat verzuim gewezen, maar toen gevoelde de raad niets voor dezen eisch van te handelen volgens voorschrift der wet. Nu werd hij er door Ged. Staten toe ge dwongen. B. en W. stelden nu voor het schoolgeld minimum van 20 ct. te verhoogen tot 40 ct. en de bepaling erin te voegen, dat minver mogenden 20 ct. zouden betalen. Dr. Ris verzette zich daartegen en wilde de 20 ct. (noodzakelijk volgens de wet) als minimum houden, en voor minvermogenden het bedrag vaststellen op 10 ct. De Burgemeester be weerde toen onder anderen het volgende: „Het is in de vorige vergadering duidelijk gebleken, dat B. en W. bij de betaling van 20 ct. het oog hadden op „minvermogenden;" als nu dus minvermogenden in de verorde ning moeten worden opgenomen, dan moet daarvoor 20 ct. worden vastgesteld en dus 40Jct. voor de vermogendenwij me6nen daar mee geheel in den geest van het raadsbesluit te handelen." (Die verwisseling van B. en W. en den Raad is kostelijk). De alvroede kreeg hiervoor van de heeren Ris en van Westendorp tikken. Toen werd hij nijdig. Er werd gestemd over de 40 ct. Die werden aangenomen met 10 tegen 8 stemmen. Het minimum voor het herhalingsonderwijs, door de rijkswet op 20 ct. gesteld, is dus door de meerderheid van den Schiedamschen Raad op 40 ct. bepaald En dat, terwijl de bewijzen daar zijn, dat alleen of bijna alleen on- en min-vermogenden van het herhalingsonderwijs gebruik maken. De 40 ct. stemmers waren de beide Jansens (mr. W. H. en P. C. M.), Visser, Kleyn, Honnerlage Grete, Lagerwey, Loopuyt, Smit, Beukers en Wittkampf. Er tegen waren de heeren Ris, van Westendorp, Brillenburg, Vurtheim, van der Schalk, Kranen, Gouka en de Groot. De clericalen versterkt met de Handelsbladpartij. Een benauwd oogenblikje doorleefde de heer Visser. De heer van der Schalk kwam nl. met de vraag voor den dag, of de gaten in den dam ten oosten van de Oosterhaven het gevolg waren van de werkzaamheden ten behoeve van den heer Smulders. Een antwoord kreeg de heer van der Schalk niet. De heer Visser stamelde en stotterde eenige zinnen bij elkaar, waarvan alleen dit duide lijk was, dat hij den heer Zoetmulder, ex- directeur der Schiedamsche gemeentewerken zoeter gedachtenis, had geschreven. Hoe de heer van der Schalk en zijn mede raadsleden met zulke onduidelijkheden en onvolledige antwoorden tevreden kunnen zijn, is haast mij meer verwonderlijk dan dat ze van de bestuurstafel af werden gegeven. Het vuurwerk werd voor het laatst be waard. De laatste donderklapper werd afge stoken door den heer Loopuyt. De directie van het Algemeen Handels- Entrepot had om meerdere opslagruimte gevraagd. B. en W. stelden voor, het pakhuis Semarang van den heer Beukers te huren. De heer Loopuyt wees daartegenover op de zeer groote bergruimte, die het aan de ge meente behoorende pakhuis der Nederlanden nog aanbiedt en meer dan voldoende is voor de behoeften van het Entrepót. Hij stelde daarom voor, door een deskundige een raming te laten maken van de onkosten, die de gereedmaking van de zolders in het pakhuis de Nederlander ten behoeve van het Entrepot met zich zouden brengen, ten einde die te kunnen vergelijken met de huurkosten van het pakhuis Semarang, te meer daar B. en W. ook niet opgaven wat zij voor dat pakhuis moeten betalen. De onmogelijkste bezwaren werden voor den dag gehaald om den heer Loopuyt tot intrekking ook van dit voorstel te brengen. Cijfers kreeg men niet te hooren. Toen de zaak door de volharding van den heer Loopuyt toch tot helderheid dreigde gebracht te worden, maakte de Burgemeester een eind aan de zaak en liet stemmen. Nijdig liet de heer Loopuyt zich toen ontvallen„er ligt al goed in Semarang." Dus: er is plaats in een gemeentepand dat pand is volgens de directie van het Entrepot zelf uitstekend geschikt te maken; B. en W. laten vast goederen opslaan in een pand van den heer Beukers, dat zij huren zonder den Raad zelfs in te lichten over de hunrsom En de Raad legt zich daar bij neer. Het wordt tijd dat er een paar van onze mannetjes in den Raad komen. i. De begrooting voor 1903 geeft een flauw beeld van den achteruitgang der gemeente en een helder beeld van de onmacht der regeeringspartijen, om daarin eenige verbe tering te brengen of zelfs maar een veran dering voor te bereiden. Over 1901 waren de werkelijke inkom sten f726292.98; over 1902 zijn zij geraamd op f 768169.18; voor 1903 zijn zij voorge dragen tot een bedrag van f 680117.93. Gaat men de verschillende hoofdstukken na, dan gewaart men het volgende Hoofdstuk I (batige saldo's) leverde over 1901 op f 38754.895, werd over 1902 geraamd op f 24818.60 en wordt voor 1903 voorge dragen ten bedrage van f 1929.36. Dit is dus in de overschotten der opeenvolgende rekeningen een achteruitgang met achtereen volgens f 13936.295 en f22889.14, of tusschen 1901 en de voorgedragen post voor 1903 een achteruitgang met f 35825.53 s. Bjj post 26 (hoofdelijke omslag) spreken B. en W. van een vermindering van f 27000.onge veer maar dat berust op een zeer verkeerde lust om de zaken mooier voor te stellen dan ze zijn, en waarschijnlijk mede op de onder vinding dat van de begrooting toch geen ingaande studie wordt gemaakt en alleen op enkele posten nauwkeuriger wordt gelet. Om die mooigemaakte berekening te kunnen geven, heeft men van het batig saldo over 1901 een som van f 9742.47 afgetrokken, waar aan „reeds een bestemming is gegeven" en die men nu eenvoudig maar niet meer als batig saldo meeteltiets anders is ten minste uit de gesplitste post 1 niet op te maken, Maar zelfs indien men niet verder gaat dan het door B. en W. genoemde cijfer van achteruitgang, dat dan van 1901 op 1902 een vermindering van f 4193.825 en van 1902 op 1903 een vermindering van f 22889.24 aanwijst, dan nog blijkt uit deze post dat de volgende begrooting waarschijnlijk een vrij belangrijk tekort zal aangeven. Hoofdstuk II (inkomsten uit bezittingen) ging over 1902 een weinig naar beneden (van f 20441.73 tot f 20164.73) maar wordt nu voorgedragen tot een bedrag van f25217.28, dus f 5052.55 meer dan het vorige jaar en f 4773.55 meer dan over 1901. Dit verschil zit voornamelijk in 2 posten, nl. post 3 (huur of pacht van landerijen) en post 9 (rente van kapitalen). Post 3 is vermeerderd met f 1315 91 ten gevolge van het aankoopen en wederverhuren van ongeveer 2y3 H. A. weiland aan den Buitenhavenweg (in deze post is een foutvolgens de detailleering moet ze vermeerderd zijn met f 1315.91, B. en W. rekenen evenwel f 1662.55waar komt dat verschil vandaan de rekening moet toch kloppen Post 9 is vermeerderd met f 3500.„wegens tijdelijk belegd kas geld", in werkelijkheid het overschot van de in 1902 gesloten leening van f 600.000. Hoofdstuk III (inkomsten wegens diensten door de gemeente bewezen), dat van 1901 op 1902 vooruitging met f 19386.026, ging nu slechts met f 3328.30 vooruit. Tegenover den achteruitgang van post 13 (brug- en havengelden) met f 2000.en van post 15 (keurloonen van visch en vleesch) met f 200. staat de vooruitgang van post 11 (leges ter secretarie geheven) met f 700.—, post 16 (begrafenisrechten) met f 600.post 17 (schoolgelden) met f 900.—, post 19 (gas fabriek) met f 1093.30, post 20 (waterleiding) met f 1780.en post 21 (vrij Entrepot) met f 500.Maar die f 3328.30 zijn ver kregen door extra-uitkeeringen van de gas fabriek en de waterleiding over 1901 ter grootte van f 5300.— en f 1780.—. Zonder die zou dit hoofdstuk behoudens andere wijzi gingen f 3761.70 lager dan het vorige jaar moeten zijn gesteld. Op die kwestie van gasfabriek en waterleiding komen wij later nog terug. Thans over een paar andere zaken. De post schoolgelden is vermeer derd met f 900.tegenover de begrooting voor 1902, maar blijft f 900.beneden de werkelijke inkomsten van 1901. Bij de detail leering dezer post blijkt dat het schoolgeld voor lager onderwijs vermoedelijk f 1300. meer zal opbrengen dan het vorige jaar, het schoolgeld voor middelbaar onderwijs f 200.minder; en waar de andere f 200. geringere opbrengst zitten, heeft men weer vergeten te melden (soms bij het heilig huisje, het gymnasium, dat in 1901 nog f 4071.665 opbracht en nu begroot wordt op f 3430.— Het is dus weer het lager onderwijs, dat den door het gemeentebestuur gewilden achter uitgang der H. B. S. en den door de tijden noodzakelijk gemaakten achteruitgang van het gymnasium moet vergoeden. De arbeidende

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 2