Wetsovertreding IJ. Z. E. R, Op de Markt Ingezonden. In werkelijkheid grondde het beroep op Gedeputeerde Staten zich dus op het onloochen bare feit, dat den beschuldigde de gelegenheid was onthouden om zijn onschuld te bewijzen. En wat antwoorden nu Gedeputeerden? De eerste grief is volgens hen ongegrond, omdat de wet den schuttersraad de bevoegd heid geeft te oordeelen, of het oproepen van getuigen noodig is of niet; de schuttersraad achtte dat onnoodigde wet is daarmee niet overtreden. Dus: de schuttersraad kan een beschuldigde gewoonweg beletten, zijn onschuld te bewijzen, door het oproepen van getuigen onnoodig te achten? En dat heet recht spreken! De tweede grief wordt ook ongegrond verklaard, omdat de wet niet voorschrijft, dat den beklaagde mededeeling moet gedaan worden van het tijdstip waarop de zaak zal worden voortgezet. Maar als hij dat tijdstip niet weet, kan hij niet op den door de wet gestelden tijd zijn schriftelijke verdediging indienen. De wet heeft hier een leemte, waarvan de beklaagde het slacht offer werd. Mag dat? Is dat ook al recht? Deze grief was meer dan billijk. Van grief 3 maken Gedeputeerden zich met een Jantje van Leiden af. Zij achten de feiten (waarvan volgens grief 1 de beklaagde N. B. de onjuistheid kan bewijzen met liefst 3 ge tuigen ernstig genoeg voor de hoogste straf. Dus ook onder ons christelijk ministerie is straf nog wraak? Verder beroep laat de wet niet toe. De pluimlooze moet dus zijn f 30 betalen of in provoost-arrest gaan. En waarom Omdat men goed gevonden heeft hem te veroordeelen om 2 feiten, waaraan hij ontkent schuldig te zijn, waaraan men hem met zeldzame oppervlakkigheid heeft schuldig verklaard, met onthouding van iedere gelegenheid om zijn onschuld te bewijzen. Noemt men dat reent? Krom recht, ja, maar geen werkelijk recht. Er is aan deze heele geschiedenis evenwel een zeer verdacht luchtje. Vooreerst is de beklaagde sociaaldemokraat. En de feiten, waaraan hij (N. B. vrijwilliger bij de muziek zich heet schuldig gemaakt te hebben, hadden plaats op 31 Augustus en 1 September, zooge naamde nationale feestdagen. Men heeft de zeer onschuldige gebeurtenissen opgeblazen tot een soort majesteitsschennis of iets van dien aard, om den sociaaldemokraat eens een flinke mep te kunnen geven. Bewijzen daarvoor? Ziehier: de aanklager is een der schutterijboden, die op een der bewuste dagen reeds zoo schandelijk tegen den beklaagde te keer ging (zie verslag in .De Moker van 8 November) en op den avond van den schuttersraad, toen de beklaagde een muzikant als getuige noemde ter bewijzing van onschuld, op zeer weinig subordinaire wijze uitviel: dat ïs er zeker ook een van je partijEu op grond van de verklaringen van dien man wordt de sociaaldemokraat schuldig verklaard, hoewel hij zijn onschuld kon bewijzen, maar daarvoor lieten hem noch de schuttersraad noch Gedeputeerde Staten de gelegenheid over. En wanneer nu straks de auditeur mili taire, die er pleizier in schijnt te vinden van tijd tot tijd ook eens de gewichtige rol van militair rechter te spelen, het bevel verleent tot provoost-arrest, wat dan? Komt partijgenooten en geestverwanten, laten wij dit slachtoffer van een ongelukkig stuk militaire rechtspraak samen uit de vun zige catacomben onder het stadhuis redden. Laten wij samen toonen, dat men een der onzen wel op een kinderachtige manier op zoogenaamd wettelijke gronden kan vervolgen, maar dat men verder niet gaan kan omdat wij dat niet willen. Onze macht tegenover hun zoogenaamd recht! Brengen wij spoedig de f 30.bijeen. Ons blad zal de bijdragen in ontvangst nemen en verantwoorden. Een onderwijzer mag geen ambt of betrek king buiten zijn onderwijzersschap bekleeden, zonder vergunning van Gedeputeerde Staten. Bij overtreding van dat wetsartikel kan hij ontslagen worden Deze bepaling geldt ook voor onze hoofden, zelfs al zijn ze ambulant. Toch halen die heeren elke week het schoolgeld op en be- kleeden dus de functie van sub-ontvanger. Is dit nu geoorloofd? Ons dunkt van neen, zoolang er geen vergunning voor is verkregen van Gedeputeerde Staten. Wie schaft hier licht? De bedaard-rustige kolommen van onze katholieke zuster, „de Nieuwe Schiedamsche Courant zijn de vorige week weer eens uit hun tragen gang gekomen en hebben een buiteling van belang gemaakt. Laat ik echter al direct zeggen, dat de Redactie daaraan part noch deel heeft. Ze is van de keer zoo onschuldig als een lammetje, 't Is een zekere meneer IJ. Z. die eens danig uit zijn slof is geschoten. In een halve kolom zwiept hij me daar achtereenvolgens de stadsjantjes, den heer de Groot, de mannen van de Ge- meentereinigiug, een Rotterdamsch ingenieur, onzen vroegeren Directeur van Gemeente werken, de heeren die de brug aan de Var kenssluis hebben goedgekeurd en den aannemer van de brug bij de Beurs. Als die meneer IJ. Z. nou de kunst niet verstaat om in weinig woorden veel te zeggen, spreek da: maar op. 'tls kranig! Zoo eentje aan „De MokerSakkerloot, meneer IJ. Z. heb je geen zin Jou kunnen we gebruiken. De stadsjantjes zijn zoo verstandig geweest den man in een „bombastisch schrijven," zooals IJ. Z. zegt, te beantwoorden en 'm er een beetje tusschen te nemen. IJ. Z. ver wijt ze luiheid. Hij zegt, dat ze eerst eens kijken, dan eens pen dan eens kijken, hoe laat 't isMoeten nou die menschen gaan bewijzen, dat zij niet eerst kijken, dan p.... en dan zien hoe laat het is Met andere woorden moeten zij in de N. S. C. 't publiek eens gaan vertellen dat zij niet zoo lui zijn, als een zwartgallig mensch wel van hen belieft te veronderstellen Da's toch een dwaze eisch IJ. Z Een zekere meneer E. R. heeft ook gere ageerd op't gif van IJ. Z. Die twee meneeren schijnen mekaar te kennen en flink de puist aan mekaar te hebben. Ze worden nu ook wat geleerder en gaan mekaar in 't Fransch en Hollandsch tegelijk uitschelden. Da's deftig, nie-waar? We zullen die scheldpartij maar laten voor wat ze is. Die heeren zijn best aan elkaar gewaagd en zullen 't samen wel uitzoeken. Wie IJ. Z. en E. R. zijn, interesseert ons weinig. We hebben al zooveel hooren mom pelen. Men heeft zelfs al gezegd, dat IJ. Z. toen hij schreef dat hij de „bedoeling had, onze raadsleden (cursiveering van ons. Red.) eens wat aan te porren," eigenlijk had moe ten schrijven „mijn collega's, die nite altijd zoo vitten op de stadsjantjes als ik." Maar we zeggen nog eens't doet er niet toe, wie IJ. Z. is, maar wel doet 't er toe, wat IJ. Z. zegt. En dan vinden wij 't gemeen, geniepig-gemeen een geheele categorie van arbeiders, van menschen, die voor kleine loonen, hard moeten werken, zoo ongemoti veerd te beschuldigen als hij heeft durven doen. Help ons eerst eens IJ. Z. om den toestand van deze klasse van menschen wat te ver beteren. Verhef uw stem eens tegen gevallen zooals er in onze twee vorige nummers worden besproken. Dan IJ. Z. doet ge een nuttig werk. Dan behartigt ge waarlijk volks- en gemeentebelangen. Beterschap, meneer Tot slot nog een woordje tot onze Zus. Neem nooit meer zulke ingezonden stukken op. Je ziet, waartoe dat leidt. Hou je nu maar bij je advertenties en je knipsels, dan wordt je mettertijd net zoo fatsoenlijk als onze ouwere zus. Mijnheer de liedactenr. Met opname van het onderstaande, zult u mij ten zeerste verplichten. Maandagmorgen gaf mijn vrouw de kin deren groot geld mee naar school, omdat wij niet wisten, hoeveel wij betalen moesten. We begrepen dat er zeker niet meer dan een halve week school zou zijn. Toch is het volle geld er afgehouden en dat voor twee dagen. Er schjjnt niet aan gedacht te worden, dat een werkman in een week met twee feestdagen toch al minder verdient dan anders. Bij zoo'n klein weekgeld is elk dubbeltje een schat. In de hoop, dat een volgende maal meer aan het belang van den arbeider gedacht zal worden, teeken ik, Een Huisvader. Bijschrift van de Redactie. Wij zijn eens op onderzoek uitgeweest en kunnen onzen huisvader meedeelen, dat B. en W. gelast hebben, dezen Maandag het gewone school geld te laten betalen. Dit bevel moest natuur lijk uitgevoerd worden. Dat deze maatregel onbillijk is, zal ieder toegeven, 't Gaat niet V Ia dichte golvingen stuwen daar stroomen Van menschen zich voort; zij allen zff komen om, azen öp nieuwsnu hier eens gekeken.... niets? Voort! Daar dan, die kraam, bij Levi, de Jood die altijd iets nieuws en iets grappigs ons bood immers de man van de Markt is gebleken.... Wat zegt-i? Wat heeft-i O. meer al gezien en weer al dat zelfde te koop aan zien biën wat drommel, heeft geen dan een nieuwtje vandaag? Wij turen, wij zoeken, wij dolen maar rond en niets dat ons oog nog aantrekkelijk vond... hoe zijn toeh die kooplieden heden zoo traag? Maar ginds... Wat zou 't zijn bij dien dikken mijnheer die armen en beenen zoo vlug heen en weer zwaait? De mond is niet stil; geen k wal ijk figuur maar 'tis toch geen Jood; wat zou-i verkoopen? Kiespijntinctnnrtjes? kant, linnen of knoopen onmogelfjk slecht en ook evenzoo duur?.... Hoort!.. „Broeders, ik bied u," klinkt zalvende zacht, „artikeltjes aan van een eenige pracht chic, netjes en ffjn; ja 't wonder is hierrrrr Wat keurig verpakt hè? Ziet ge 'twel allen? 'k Dacht wel dat 't zoo in den geest zoude vallen en deed dus mijn waar in dit extra papier. Lijdende menschheid, uw nooden zij wijken Straks zal het geluk n deelachtig ook bljjken Ziehier slechts het middel dat wonderen doet! 't. Gebruik staat er b(j: zie; dus vlug nu met koopen 'k Zal n. als christen, er niet in laten loopen Koopt!" 'tVolk dringt al op, de koopman grijnst: [Hgaat goed! De tafel raakt leeg en de koopman vertrekt; nu 't jasje maar uit, dat hem straks heeft gedekt zoet streelt hij zijn zakken met zilver gevuld; Ook 't volk gaat langzaam heen en kjjkt zoo in 't gaan vol zoete verwachting 's mans wonderen eens aan.... en... Ptullen zijn 't, in een traktaatje gehuld! Colibbi.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 3