Zorgt voor liet verkiezingsfonds.
Parabel.
Van week tot week.
Spoorzaken.
Steunt onze candidaten
voor den gemeenteraad.
Vlaardingen.
t
„Laat. ons eten, drinken en vroolijk zijn."
En zie, ze vergaderden, aten, dronken en waren
vroolijkal te zamen. En toen gebeurde bet, dat bet
middernachtelijk uur, het uur der ruste kwam. Maar
toen nam een der feestvierende broederen, een hooge-
priester, het woord en sprak aldus tot de schare
„Want ziet, mijne broeders, waarom zullen wij rusten
gaan Immers, de mensch zal niet rusten, omdat het
rustuur is geslagen, maar de mensch zal rusten, na
gedaan werk. Want ik vraag u, hoe zou het zijn, als
de mannen, die het deeg kneden en de brooden bakken,
hoe zou het zijn, indien zulke knedende en bakkende
stervelingen spraken „Wij willen rusten, want het
rustuur heeft geslagen"zich ter bedde begaven en
den grooten der aarde hun warmen morgenbeet aldus
onthielden En deze heldere tale bracht geest en
bezieling in de feestvierenden. Ze zouden rusten na
gedaan werk.
Maar, een bode van koper en staal, de afgezant der
Euste, betrad hun feesthalle en sprak: „Gaat huiswaarts,
gij lieden, want het rustuur heeft geslagen."
Maar verwaten, als feestvierenden zijn, dreven zij. den
spot met koper en staal en besloten te rusten na ge
daan we'k.
En de afgezant ontstak in toorn over zooveel snood
heid en dreigde ze met den wraak zijns Meesters, de
Rust. Maar ze lachten in arren moede en ze keerden
niet naar hunne verlaten haardsteden.
Toen nam de afgezant zijn stift en grifte diep op des
rustovertreders voorhoofd hnn diepe schuld, opdat zijn
Meester hen zou kennen en straffen.
Maar ziet, één der schare werd niet geteekend, het
was de hoogepriester. Want de vreeze voor den Meester,
die ste ker was, dan de drang naar feestgenot, bevei
ligde hem in donkerte van bovenzalen voor ieder
kenteeken
En zoo werden alle feestvierende broederen geteekend
en zullen zij des grooten Meesters wraak te duchten
hebben. En alleen de hoogepriester, die wijze woorden
had gesproken, loopt ongemerkt.
Maar vreeze zij in zijn schuldig harte.
Het Predikantenblad en de staking. De
Zondagsbode geeft een rubriek „van verre en nabij."
De schrijver daarvan, dominéé D. is van de week
niks in zijn sas. De staking zit 'm dwars.
Dominéé zegt„Heel ons lieve Vaderland was over
geleverd aan de socialen
Bom, nou weet je 't. Al die mannen onder 't spoor
wegpersoneel, van welke godsdienstige of politieke
richting ze ook zijn 't benne socialen, 't Is, dat domi
néé het zegt, want anders zou niemand 't gelooven.
't Was voor ons een „Openbaring."
Dominéé, een wijs man, zegt verder: „Geoordeeld
(de man bedoelt zeker veroordeeld) is de staking van
het personeel reeds hierdoor, dat de maatschappijen
daar zijn ten algemeenen nutte.
Goeie morgen Dus al wordt het personeel gedwongen,
tot in hun oog, onzedelijke diensten, al worden ze op
een schandelijke wijze geexploiteerd, dat geeft allemaal
niks, en da's volstrekt geen reden om te staken
Aldus redeneert dominéé.
Deze man der dienende liefde gevoelt niets van
't groote enthousiasme dat de arbeiders heeft doorgloeid,
toen zij beseften, dat zij allen een waren, dominéé
gevoelt niets van 't verheffend-grootsche om den zwak
keren broeder ter hulpe te snellen, dominéé gevoelt
niets voor een heerlijk-krachtige overtuiging, omtrent
goed en kwaad, niets voor de groote liefde van ver
drukte tot verdrukte. Neen de man der liefde voelt
alleen wat, voor verloren gegane centen, teleurgestelde
passagiers en bazelt wat over algemeen nut en socialen.
Het klassebewustzijn spreekt.
De bourgeois-instelling, 't Schijnt nou mee-
nens te worden met „de Theetuin."
De vijf „waarde" heeren hebben bij hun „waarde"
stadgenootm slib gevangen. De noodkreet der bour
geoisie, in den vorm van een dringende circulaire, is
voor kennisgeving aangenomen. Als dit nummer van
„de Moker" verschijnt, is 't vonnis over de „heeren
kroeg geveld."
De „Nieuwe" is berustend, de „Oude" pruttelt en
mokt tegen „bet Noodlot."
(«emeenteraads verkiezing. Met het oog
op de a.s. gemeenteraadsverkiezing zal onze partijgenoot
H. Spiekman, lid van den Rotterdamschen Raad, in
een openbare afdeelingsvergadering optreden met het
onderwerp„De arbeidersklasse en de Gemeenteraad."
Boedelverkooping. Het was druk in de Gas-
straat, verleden Maandag. Er zou een boedelverkoop
plaats hebben wegens achterstallig schoolgeld. Buren
en bekenden waren in groote getale opgekomen om ge
tuige te zijn van deze heugelijke gebeurtenis. Politie
was voldoende aanwezig. De deurwaarder had afge
sproken met een zijner bekenden, om het eerste bod te
doen. Maar dezen zakte de moed in de schoenen, toen
hij zich omringd zag door een zoo groot getal personen,
die een werkzaam aandeel wilden nemen aan de ver-
kooping maar hem er buiten wilden houden. Het eerste
bod van den deurwaardersgemachtigde bleef achterwege.
De heele boedel bracht slechts 16'/ï cent optafel 1
ct., lamp 7s ct., 8 schilderijen 1 ct., 6 stoelen V» ct.,
penanttafel 1 ct., leuningstoel 1 ct., wekker 1 ct., klok
1 ct., 2 vazen 1 ct., 5 bloempotten 1 ct., spiegel 1 ct
klok 1 ct., kachel 2 ct., droogrek 1 ct., kast 'h ct., 4
kooien V» ct., vloerkleed 1 ct.
Het is te hopen, dat na dit bespottelijk tooneel de
autoriteiten zullen begrijpen, hoe gehaat hun schoolgeld-
regeling is en hoe noodig het is den arbeiders geen
noodelooze lasten op te leggen.
Hugenholtz in „Constantia."
Donderdag
trad Hugenholtz voor onze afd. op, niet met het onder
werp „Hoe de christelijke regeering arbeidersbazen
vangt met den lichtbak des geloofs," zooals was aan
gekondigd, maar ter behandeling van het onderwerp
van den dag„De Spoorwegstaking in verband met
de sociaal-demokratie."
Spr. had gemeend zich aan plichtsverzaking schuldig
te maken wanneer hij niet dit zoo beteekenisvol feit
besprak en bovendien, bestond er nog reden het
aangekondigde onderwerp te behandelen
Spr. meende van neen. Immers, de christelijke regee
ring, in 1901 binnengehaald, is thans door het ont
wakend proletariaat den rug toegekeerd.
Op humoristische trant, ironisch soms, dan weer
vlijm-scherp zette spr. de diep ingrijpende beteekenis
van den strijd en de overwinning der transport-arbeiders
uiteen, een strijd niet gevoerd om eenig gewin, doch
alléén uit solidariteitsgevoel.
Een grootsche, ideale beweging is 't geweest, eerbied-
afdwingend zelfs aan de tegenstanders, verwondering
barend tot ver over de grenzen, door eendrachtelijk
optreden en uitstekende discipline. Het achterlijke Neder
land, met z'n pruts-vakbeweging, is aan de spits komen
te staan der moderne landen.
In machtelooze woede kunnen de bourgeois-bladen
lasteren, schimpen, hun zwadder uitbraken en spreken
van „sujetten" als Oudegeest en Petter, meer kunnen
zij niet. De trotsche kop is geleerd te buigen.
Laat ze dan hun gal loozen wij lachen en 't is
veel beter zoo dan 't gespeel van „aap wat heb je 'n
mooie jongen,". Ook spr. wordt er nogal tusschen ge
nomen -lorrenbladen als „Schiedamsche Courant"
verkonden de wereld dat Hugenholtz stationschef was
geworden te Haarlem. Onder hilariteit der vergadering
zet spr. echter even zijn optreden uiteen, en duidelijk
blijkt dat in de chaos van verwarring welke op het
emplacement te Haarlem heerschte, toen 't bevel tot
staken van Amsterdam gekomen was, hij onder goed
keuring, op verzoek, onder toezicht en tot uitkomst van
den chef geordend heeft wat kon, doch dat de chef
niet gedaan kon krijgen.
Onder applaus had, spr. zijn rede even afbrekend, 'n
telegram uit Middelburg voorgelezen, waar de verkiezing
ook daar ons eén kolossale vooruitgang bezorgd heeft.
In dat bolwerk van 't conservat sme verkreeg Berg-
meijer 1184 stemmen tegen Lucasse 3704. Hoopvol zien
we dan ook daar 1905 tegemoet.
Na nog even de vrijz. dem. te hebben afgeklopt, naar
aanleiding van het vierde artikel in 't „Sociaal Week
blad" waarin den raad militaire onderkruipers te kweeken
gegeven wordt, verlaat spr. onde/ donderend applaus
het podium,
Zoo'n eivolle zaal, zoo'n uitmuntenden geest het
doet ons voor Schiedam in de toekomst wél hopen.
De collecte aan het eind bracht f9,08 op, waarvan
de eene helft was bestemd voor den pluimloozen ver
oordeelden schutter en de andere helft voor het ver
kiezingsfonds.
(Deze rubriek staat onder redactie en verantwoordelijkheid
van de Afdeeling Schiedam der Ned. Vereen,
van Spoor en Tramwegpersoneel.)
Nog maar pas heeft de Leeuw zijn klauwen laten
zien, en nog maar pas heeft hij den ketting verbroken,
waaraan hij jaren aaneen geklonken was of er melden
zich alreeds temmers aan, die zijn klauwen willen ver
minken, en hem bovendien in een goed getraliede kooi
willen opsluiten, hem alzoo de vrijheid willende ont
nemen, zijn macht ter zelfsverdediging te kunnen aan
wenden.
Aldus staat de groote pers tegenover het spoorweg-
proletariaat.
Wie de „groote pers" maar heeft kunnen volgen, zal
hebben gezien wat een vuur en gal ze heeft uitgespuwd
op dat deel der bevolking, dat reeds zoo lang getrapt
en uitgebuit in ellende heeft moeten voortleven. Hij
zal dan ook hebben gezien, hoe het Orgaan van Jhr.
de Savornin Lohman vooraan in het eerste gelid stond,
terwijl „De Standaard", het lijfblad van onzen „eerste",
daarin niet graag de laatste wou zijn; allen, clerikaal
of liberaal, hebben flink op de arbeiders in getrapt.
Zij hebben in hun hooge wijsheid uit de hoogte van
hun hoogen zetel gemeenddie sacrementsche spoorweg
sujetten moeten aan banden worden gelegd. Zij wilden
ons met koelies gelijk stellen, aan de Wet vast
leggen de „vrijheid van werken" der spoorwegarbeiders.
Dezelfde pers die moord en brand schreeuwt, als de
Amsterdamsche bootwerkers het vertikken met ongeor
ganiseerden te werken, diezelfde pers, wil ons en onze
rechten vastklinken door een wet, door middel eener
Regeering waarvan voor ons niets te verwachten is.
En waarvoor
Voor niets anders, dan dat wij hebben gedaan, hetgeen
de federatief-verbonden, geloovige en ongeloovige bour
geoisie, sinds onheugelijke tijden pleegt te doen, n.l.
het strijden voor eigen klasse. Nu we getoond hebben
iets anders te kunnen zijn, dan een willoos werktuig in
de handen der overheerschers, nu ze hebben gezien dat
onze machtige arm meer vermag dan hun ellendig geld,
nu brullen en knorren zij als magere varkens om wraak.
En niets te min achtende om daaraan te voldoen, sjtaa
zij klaar op hun achterste pooten, de Regeering op
porrende met „spoed" een zitting van de 2e Kamer der
Staten-Generaal bijeen te roepen, om daar een... twee-
drie in een vloek en een zucht, die voor het kapitalisme
heilaanbrengende Wet??? ineen te scharrelen. Het
doel van die „Wet" stellen die Heeren zich voor, zal
dan moeten zijn, in de doos te stoppen eiken staker,
als oproermaker en gevaarlijk sujet in de Nederlandsche
(gemeenschap
Heel aardig geredeneerd, mijne heeren. Petter (een
der leiders) heeft in Amsterdam gezegd, dat wij op kos
ten der Maatschappij een paar dagen aan 't passagieren
zijn geweestwerkelijk, mijne heeren, 't zal ons aange
naam zijn, met 20.000 spoorwegproletaren op 's rijks
kosten te logeeren te worden gevraagd. Het is ons
hetzelfde wat ge thans doen wilt. Wij hebben getoond
nadat onze billijke eischen waren ingewilligd, weer
rustig aan het werk te zijn gegaanmaar tart ge ons,
wee n, laat de Leeuw zijn manen niet voor de tweede
maal overeind zetten, want dan zal hij ontembaar zijn,
totdat hij alles verkregen heeft, wat hem wederrechte
lijk wordt onthouden. Beter zij het thans, dat gij ons,
het Arbeidende Volk van Nederland, een woordje laat
meespreken. Geef ons het kiesrecht en gij kunt er zeker
van zijn dat wij het „paardemiddel," de algemeene
werkstaking, niet zullen proclameeren om onze eischen
te zien ingewilligd. Gij, mijne heeren, die thans hersens
te kort schiet in het uitvinden van scheldwoorden om
te slingeren naar de hoofden van onze leiders, gij
krijgt dan een meer dragelijk „lot." Wij kunnen het u
aanzien, het valt u te zwaar uw gouiMi kalf R
en tevens voor de belangen der arbeiders te moeten
zorg dragen. Het vermoeid en mat u maar af, zoek
meer je rust, werkelijk, wij zijn wel in staat onze eigen
boontjes te doppen.
Arbeiders, maakt sterk uwe organisatie en alle din
gen zullen u worden toegeworpen.
UIT DE PERS.
De Vlaardingsche vervolgt haar artikel over het
gevaarlijke der arbeidersquaestie in 't nummer van 7
Februari. Ze zegt er weinig van, doch geeft al spoedig
't woord aan „De Standaard" (over de staking), zich
waarschijnlijk over haar onbevoegdheid tot schrijven
over dit onderwerp troostende met de gedachte, waar
meerder spreekt, moet minder zwijgen. Daar „De Stan
daard" al genoeg bestreden is in andere bladen, kunnen
wij dat gedeelte laten rusten.
Om twee redenen is de arbeidersquaestie zoo gevaar
lijk geworden. Vooreerst is 't een „politieke stands-
quaestie" geworden. Vermoedelijk zinspeelt de Vlaar
dingsche hier op den klassenstrijd. Maar weet ze dan'
niet, dat de klassenstrijd niet alleen een polilieken strijd
strijd is, dat die overal gestreden wordt. Enschedé, Am
sterdam, enz., die namen moeten toch zeker ook wel
aan het niet politieke terrein doen denken.
Neen, Vlaardingsche, de kapitalisten werken nog met
andere middelen dan de politiek, de arbeiders gebruiken
ze ook. Doch we kunnen begrijpen, dat ge niet aan al
die dingen denkt, immers het aantal socialisten in de
Kamer en in de gemeenteraden is telbaar, nog niet
alle invloed der vakbeweging.
Maar er is nog een andere reden. En hier vergeet
de Vlaardingsche zichzelf. Enkele politieke leiders
maken gebruik van de arbeiders naar hun behagen.
Ze vergeet hier den invloed, die de kerk en haar die
naren uitoefenen op de arbeiders naar haar en hun
behagen. Denk aan den balk, o, Vlaardingsche, dan
ziet gij den splinter niet. Maar van de groote opoffe
ringen der leiders schijnt ze nooit gehoord te hebben.
Enfin, dat is geen uitzondering, waar het de arbeiders
beweging betreft.
f