Ongevallenwet Binnenlandsch Overzicht. Vakbeweging. Trek nu je jas eens aan, Nieuwe, en ga dan eens naar de Gorzen. En overdenk daar in ootmoed en een voud des harten wat wij hebben beweerd. En als ge dan wijs zijt geworden door ootmoedige overdenking, dan zullen wij u verder helpen op den smallen weg die leidt naar het ideaal der sociaaldemokraten. in. In verband met een aantal vragen, van verschillende zijden ons gedaan, zullen wij ditmaal enkele bijzondere kwesties bespreken. Loonkorting. De ongevallenwet verbiedt in art. •±4 den werkgever uitdrukkelijk, „de voor hem uit deze wet voortvloeiende kosten geheel of ten deele af te houden van het loon der verzekerden." Artikel 5 geeft een bepaling van loon „Onder loon verstaat deze wet elke uitkeering. welke de ver zekerde als rergoeding voor zijnen arbeid of gedurende staking van den arbeid van zijnen werkgever ontvangt. Indien het loon gedeeltelijk of geheel bestaat in huis vesting, verstrekking en in naturaof wel in beide, wordt de geldswaarde daarvan geschat volgens de waarde ter plaatse van verstrekking." Bij de bespreking van artikel 5 kwam de vraag aan de orde, of de fooien, die de werkman ontvangt van de clientèle van den werkgever, ook als loon moeten meegeteld worden. De regee'ing beantwoordde deze vraag ontkennend, hoewel de artikels 1375 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek het tegendeel zou doen vermoeden. Maar' in elk geval blijkt uit het stellen dezer vraag, tot hoever men het begrip loon tuil hebben doorgetrokken. De fooien, uitkeeringen, tegemoetkomin gen, die de werkgever, hetzij volgens afspraak, hetzij overeenkomstig den aard van de overeenkomst, hetzij volgens billijkheid, gebruik of wet, doet, moeten dus als loon worden meegeteld. Zoowel de regeeriugsuitlegging der wet als de aangehaalde artikelen uit het Burgerlijk Wetboek schrijven dat voor. Toegepast op de toestanden in de branderijen te Schiedam, leidt dit tot deze gevolgtrekkingen dat bijv. f het zoogenaamde porsgeld, dat beschouwd moet worden als een uitkeering ter vergoeding voor geleverden arbeid in den zin der wet, wel degelijk als loon moet worden meegeteld, dat een patroon die nu het porsgeld laat vallen, dus in strijd handelt met art 44 der Ongevallenwet en diensvolgens in de termen van straf valt overeenkomstig artikel 100 (Ths^rading -van art. 44 wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.) Een eenvoudige klacht ten bureele der politie is voldoende, om een dergelijke zaak aan het rollen te brengen. Opgepast, arbeiders! zorgt voor uw rechten en belangen. Iedere verminderde opgave van loon beteekent ook vermindering van uit keering bij een ongeval Hetzelfde wat over de inhouding van porsgeld is gezegd, geldt van iedere andere inhouding, waarvan ook. Indien bijv. loonsverhooging is toegezegd en deze wordt nu ingehouden ter wille der Ongevallenwet, dan valt een dergelijke handelwijze ook onder het bepaalde van art. 100 Indien bijv. uitkeeringen van wat ook, klompen, steenkolen, aardappelen, onverschillig wat, regel zijn geweest (de wet spreekt van gebruik) of volgens „bil lijkheid" werden verschaft, dan is de inhouding daarvan ter wille der Ongevallenwet strafbaar vol gens art. 100, in verband met de artikels 44 en 5. Al deze gevallen zijn voo- beelden van loonkorting Uitkeering bij ongevallen. Hoe groot de uit keering is, schijnt men algemeen wel te weten, al zul len wij een volgende maal de regelen daarvoor nog eens nauwkeurig uiteenzetten. Maar wanneer begint de uitkeering Dit wordt bepaald in artikel 66, dat wij maar in zijn geheel zullen afdrukken „De schadeloosstellingen worden vastgesteld en toegekend a. indien het ongeval den dood tengevolge heeft, zoo spoedig mogelijk na afloop van het onderzoek van het ongeval, en indien de getroffene na het on derzoek overlijdt, na ontvangst van het bewijs hiervan; b. indien het ongeval een gedeeltelijke of geheele ongeschiktheid tot werken van meer dan 6 weken tengevolge heeft, zoo spoedig mogelijk na afloop van dezen termijn c: in gevallen, als bedoeld in art. 20, zoo spoedig mogelijk na afloop van den in dat artikel bedoelden termijn van drie dagen. In geval van overlijden wordt dus onmiddellijk na het onderzoek de wettelijke schadeloosstelling uitgekeerd aan de achterblijvende betrekkingen. In geval van ongeschiktheid tot werken langer dan 6 weken, begint de schadeloosstelling zoo spoedig moge lijk na afloop van die 6 weken. Maar het groot getal ongevallen, die voor minder dan 6 weken ongeschikt tot werken maken, en de eerste 6 weken van een ongeval dat langer dan 6 weken ongeschikt maakt tot werken, wat moet daarmee gebeuren Daarin voorziet art. 20, waarin wordt be paald,, dat, zoodra de ongeschiktheid tot werken volgens den aangewezen geneesheer langer dan 3 dagen moet duren, door de Eijksverzekeringsbank een tijdelijke uitkeering wordt gedaan, „gerekend van den dag van het ongeval af, zoolang de bedoelde ongeschiktheid duurt." En deze uitkeering wordt volgens art. 66 e,. vastgesteld en toegekend „zoo spoedig mogelijk nu nfloop van den in dat artikel (20) be doelden termijn van drie dagen." Die tijdelijke uitkeering kan 6 weken duren, en is er dan nog onge schiktheid tot werken, dan treedt de wettelijke „schade loosstelling" in. De tijdelijke uitkeering bedraagt zeventig procent van het dagloon 'van den verzekerde. De tijdelijke uitkeering moet dus volgens de wet zoo spoedig mogelijk na den derden dag na het ongeval worden toegekend. Er zijn nu reeds in Schiedam door ongevallen getroffenen, die sinds 2 en 3 weken onge schikt tot werken zijn. Van de uitkeering merkten zij nog niets. Dat is natuurlijk geheel in strijd met de verklaringen der wet. Waarschijnlijk is de meer dan gejaagde in werking stelling van de wet daarvan de oorzaak. Maar in den haak is het niet. En vooral is iet onverantwoord tegenover die verzekerden, die ook vóór deze wet verzekerd waren, maar nu bij een onge val op hun wekelijksche uitkeering moeten wachten. Te veranderen is daaraan evenwel niets men moet maar geduld oefenen. maatschappij wel van haar kwalen genezen. Wij zullen er maar 't zwijgen toe doen en kalm en bedaard de komende dingen onder de oogen zien. Er komt nog meer los, want 't gist overal. In den Haag b.v. zijn de gemeentewerklieden ook al ontevreden over de loonen, de werktijden enz. Een poos geleden vroegen zij om verbetering, maar net als Amsterdam kon ook 't pilow in de Residentie wel wat wachten, t Be roerde van dat wachten is, dat een werkman geen wachtgeld krijgt en daarom wordt hij ongeduldig. En ook, doordat de arbeiders niet meer zoo kruipen, gaat alles veel vlugger dan vroeger. Daarom zijn de mannen reeds nu bijeengekomen en in orde, hoor. Nauman, een gaswerker heeft daar gesproken en als katholiek zich latende leiden door verschillende Pauselijke uit spraken, den wethouder Bevers, eveneens katholiek, aangetoond, dat hij ten volle 't recht had, op de gevraagde verbeteringen krachtig aan te dringen. Bijna kwam het tot het stellen van een ultimatum van een maand, maar ten slotte vereenigde men zich met een motie aan den Raad, waarin op spoed werd aangedrongen. Ons dunkt, de Schiedamsche katholieke arbeiders, moeten net als Naumann in den Haag, ook hun geloofsgenooten, tevens Wethouders, eens aan boord klampen. Maar misschien komen de heeren, zich latende leiden door de Pauselijke Encyclieken," zelf wel met kranige hervormingen voor den dag. Intusschen, wij gaan voort. Wij hebben er de laatste jaren meermalen over ge klaagd, dat de aandacht van het groote publiek in hoofdzaak gevestigd was op interessante buitenlandsche aangelegenheden, terwijl men belangrijke kwesties, voor de groote massa van 't Nederlandsche volk van onbe twistbaar belang, nauwelijks de moeite van bespreking waard achtte. Men heeft er in 't Buitenland wel de schouders over opgehaald en gezegd, dat die Neder landers maar. eerst hun eigen zaken in orde moesten brengen, en dan bij de buren gaan kijken, wat.ei nog te beredderen viel. Maar jawel, daar kwam onze groote" pers met verontwaardiging tegen op. Was hier zoo'n politiek verderf als in FrankrijkZou een Dreyfus-zaak in 't brave Holland kunnen voorkomen? Werd hier de pers omgekocht als in Frankrijk, waar in 't geheel slechts een drietal onafhankelijke bladen versche°nen? Het was toch maar streelend voor ons, dat wij zoo ver in deugdzaamheid boven die wufte FranscheD uitstaken. En later, kwam de Transvaalzaak. Een en al zuiver, onbaatzuchtige belangstelling en heilige verontwaardiging voor de veilheid der Engelsche couranten. En onom wonden schreven de krantenmannen hier: „Omgekocht, meneeren, allemaal omgekocht door de schavuiten, die zooveel ellende over 't arme Boerenvolk brengen. Thans U 't blaadje omgekeerd. Nederland heeft nu zelf zijn „zaak." En zij vraagt zoo de aandacht van ieder, dat er geen tijd overblijft, zich met't buitenland te bemoeien. Maar daar over de grenzen bemoeit men zich wel met ons, en voor den Nederlandschen wet gever is 't heusch niet vleiend, wat er over sociale wetgeving geschreven wordt Verre zijn wij op dat gebied ten achter bij verschillende andere staten. Inmiddels gaan de groote bladen voort, t publiek op te hitsen, en stemming te maken voor reactionaire maat regelen, inplaats van kalm de zaken onder de oogen te zien en aan te dringen op ingrijpende hervormingen in 't belang van den arbeider. 't Is zoo in 't oog vallend, dat 't zelfs iemand als den heer Ivröller (d.i de firma W. H. Miiller en Co. te Rotterdam) wat te kras wordt. Hij tracht wat olie op de onstuimige golven te gieten, en heeft daarvoor uitvoerig zijn meening over de staking en te nemen maatregelen uiteengezet. Hij acht de vakvereenigingen in dezen tijd onmisbaar en meent, dat door de groote uitbreiding der bedrijven, de werkgever wel verplicht is met de vertegenwoordigers der arbeiders te confereeren. Krek ons idéé, meneer! Maar, de arbeidersbaas in de vereeniging. Is meneer, dat ook met ons eens? Jeidei verwijt hij de arbeiders hun ferniperigbeul Jongen, jongen, 't moet toch erg zijn, als 't zelfs^ zoo'n voor namen bourgeois hindert. Voor den heer Ivröller is dit een ove blijfsel uit- den tijd der Regenten. Zeker, die Regenten waren heele bazen,.maar de „Vrije Arbeid^ waar we nu voor gaan strijden met de bajonet op t geweer, die „Vrije Arbeid" met de zinspreuk: Opdon deren, of doen wat gelast wordt, heeft niet alleen den kruiper, maar ook den onderkruiper 't aanzijn gegeven. En meneer Kröller firma W. H. Miiller en Co. wij verzekeren u, in de onafhankelijke vakvereeniging wordt de werkman zoo gemasseerd, de heilgymnastiek zoo beoefend, dat wij reeds met trots op mannen kunnen wijzen, fiere, wakkere werkers, die vroeger als krom- ruqqen, als kruipers door 't leven gingen. De heer Kröller W. H. Miiller en Co. wil verder, dat de Regeering zorgdrage, dat in tijden van werkstaking er voor de noodige onderkruipers gele genheid is, ongehinderd de verlaten posten in te nemen. Hoe hebben wij 't nu? Meneer is tegen die „zekere kruiperigheid en voor de „onderkruiperigheid." Die medicijnmeester zal de Jonkheer Mr. de Savornin Lohman, de baas van de graven en baronnen en 't puikje vau de Conservatieven, „heeft, net als Dr. Knijper zijn „oude plunje" maar uitgetrokken. Zijn vrienden, de Christelijke Historischen vonden, dat hem zijn pakje, vooral met 't oog op de conversatie, die hij den laatsten tijd had, niks meer stond. En toen is de jonkheer gezwicht: hij heeft van de Scheiding van Kerk en Staat afgezien. Daar zat 't 'm nu nog, weet je; maar nu dat zaakje uit den weg geruimd is, gaau de Christelijk-Historischen en de Vrij-Antirevolutionairen in gesloten kolonne achte uit. Wie van de twee de Visser of Lohman zal nu kunnen zeggen: „Ik ben de baas?' Ja, daar zal nog wel een woordje over vallen, doch met dat al, hebben de heeren groot gelijk, dat zij botje bij botje gegooid hebben. De Conservatieve Partij, want zoo zal men zich nu wel noemen, deelt nu al de lakens uit, laat staan over eenigen tijd. Terwijl de vakbeweging zooveel van onze krachten vergt, moesten ook op politiek terrein nog de troepen in 't vuur gebracht worden. Schreven wij in 't begin van 't jaar, dat wij tot in de meest afgelegen plaafsen onze geestverwanten hebben, een bewijs daarvoor is de verkiezing in Middelburg. Bergmeijer vereenigde in dit Calvinistisch district 1185 stemmen op zich, en merk waardig, dat van de talrijke dorpen, die tot _'t district behooren er slechts één was, waar onze candidaat geen enkele stem had. De vermeerdering in stemmental is daar ook verblijdend. Hoe 't in Almelo zal afloopen weten wij nog niet, maar wel, dat onze mannen er op lage wijze worden tegengewerkt. Zalen kunnen wij er niet huren, of worden ons opgezegd. Wie daar achter zit, is wel te begrijpen, niet waar. En toen in de vergadering, waar Mr. Aal- berse 't woord had gevoerd, Tijhof, onze candidaat, het woord vroeg, werd hem dit geweigerd. Beproeft ze maar onder de slaapmuts te houden, ze komen er zachtjesaan toch wel onderuit, de arbeiders. De Zaterdagavond te Dordrecht gehouden open bare vergadering, ter bespreking van de kwestie Bergmeijer, is schitterend geslaagd, 't Is bekend, dat de minister Ged. Staten in 't ongelijk gesteld heeft en Bergmeijer redacteur van de Volksstem kan blijven. De vakvereeniging, de Bond van Ned. Onderwijzers, is voor Bergmeijer in de bres gesprongen en heeft het zaakje uitnemend behandeld. Bij toeval werd 't Rapport van den Schoolopziener publiek en terecht merkte Ger hard, een der sprekers, in de protestvergadering op, dat de geheime rapporten de vloek zijn van het geheele ambtenaarswezen. Wie weet, hoevelen op geheime rap porten geoo' deeld en veroordeeld zijn. Wie weet hoevele „stukken" nog veilig verborgen gehouden worden. Bergmeijer, die toch bij de hand genoeg is, had de geheele kwestie aan de vakvereeniging overgegeven. En zoo behoort 't. De naam Bergmeijer staat thans weer aan den kop van de Volksstem. (Een nabetrachting.) De typografen zijn zeer boos; de Moker heeft 't in eens bif hen verkorven. Wat bepaald jammer is. Roerend zijn ze t eens dat de feiten, in onze beschouwing van 't vorig No. gegeven, gelogen of kolossaal opgeschroefd zjjn; de toon, de uiterste grenzen van beleefdheid ver overschreden heeft en eigenlijk onoeschoft is; dat er zaken verzwegen zijn, die in 't belang der typografen reeds bestaan, enz. enz., in 't kort, dat de heele be schouwing berust op leugens en verdraaierij.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1903 | | pagina 2