No 12. ZATERDAG 23 MEI 1903 3e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaidemokratische Arbeiderspartij. Afdeelirigsnieuvvs Klasse-justitie. Het Anarchisme. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal -v00rultheJaUnn franco per post 30 cent j 3 v00rmwetaLm9- Losse nummers 2 cent. Bureau van Redaktie NIEUW STRAAT 28. Bureau van Administratie: N00RDYE8T 12. ADVERTENTIËN: 8 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a s 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. In de laatste Afdeelingsvergadering werden tot be stuursleden gekozen G. VAN DER MOST tot Voorzitter. J. VAN DER MOST tot 2den Secretaris. A. BL0MMENSTE1N tot Commissaris. Stukken voor de Afdeeling moeten voorloopig geadres seerd worden aan den 2den Secretaris J. VAN DER MOST, Oostsingel 81. De vervolgingen, die na den stakingstijd overal in het land tegen sociaal-demokraten worden ingesteld, geven een buitengewoon helder inzicht in wat klasse- justitie is. Over een zeer groot aantal instellingen en bepalingen denken de sociaaal-demokraten geheel anders dan de burgerpartijen. Een van die instellingen is het leger. De burgerpartijen, die door hun geld het middel- eeuwsche leenleger hebben doen verdwijnen en er een met hun geld betaald soldijleger voor in de plaats hebben gesteld, hebben de ondervinding opgedaan, dat zij, meester over den arbeid der menschen door hun geld, ook meester over den wil der menschen kunnen zijn door het met hnn geld betaalde leger. Vandaar hun gehechtheid aan het militarisme. Die gehechtheid stijgt en daalt met de perioden van gevaar en de perioden van rust, die hun machtsgeschie denis doormaakt. De geschiedenis van ons vaderland geeft daarvan reeksen bewijzen: welk een vereering voor leger en vloot in tijd van gevaar, welk een on verschilligheid en zelfs minachting daartegenover in tijd van kalmte! Nu vyeer leven wij in een periode van gevaar voor de macht der bourgeoisie, dus het leger leeft weer in het teeken der aanbidding. Deze op- en neer-gaande beweging is iets heel natuur lijks; ze vloeit logisch voort uit het karakter der bur gerheerschappij en uit de wijze van ontstaan van de burgermacht. Men zou al heel vreemd handelen, zich daarover te verbazen. Maar de sociaaldemokraten, wier denkbeelden en machtsontwikkeling in een geheel anderen tijd en onder geheel andere omstandigheden zich vormden dan die der burgerij, hebben vanzelf daardoor niet dienzelfden geschiedkundigen band met het leger en niet diezelfde belangen erbij. Voor hen is het leger en het geheele militarisme een der verschijningsvormen van het kapita lisme, van de heerschersmacht der bourgeoisie. Met de bestrijding van het kapitalisme hangt voor hen dus zeer noodzakelijk de bestrijding van het militarisme samen En bij die bestrijding wekt onder anderen het hoogst onzedelijke van het feit hun bizondereu toorn op: dit feit, dat de burgerpartijen het leger, waarmee zij hun macht en de heerschappij van het kapitalisme beschermen, telkens wanneer die in gevaar komen, voorname ijk uit de van datzelfde kapitalisme volkomen afhankelijke proletariërs hebben samengesteld. Dit is daarom zoo onzedelijk, omdat daardoor, door de instelling en hand having van een aldus samengesteld leger, de arbeiders klasse zelve een belangrijk wapen moet leveren tot eigen onderdrukking en onderwerping. Het ligt voor de hand, dat de sociaaldemokraten bij hun bestrijding van het militarisme ook tegen deze onzedelijke eischen der burgerpartijen te velde trekken en de tot militairen dienst verplichte proletariërs op de beteekenis van het leger als verdedigingswapen der bourgeoisie nadrukkelijk wijzen. "Waar zij door de wet tot de soldaterij worden verplicht, moeten zij niet slechts hun plichten als soldaat leeren kennen maar ook een duidelijk inzicht hebben in de beteekenis van het leger als een der beschermingsmiddelen van het kapitalisme, waar zij in al hun economische en moreele belangen lijnrecht tegenover staan Is het nu denkbaar, dat de botsing tusschen bourgeois- mackt en proletariërseisckeh de burgerpartijen niet tot de inroeping van de bescherming door het leger zou brengen? en dat daarbij de sociaal-demokraten niet de proletariërs, juist bij deze gelegenheid, op nieuw de beteekenis van het leger zouden uitleggen als instrument van de bourgeoisie tegen de proletariërs, en liefst als instrument verschaft door die proletarenklasse zelve waartegen het moest worden gebruikt? Een ieder, die zich even in dezen kring van gedachten inwerkt, zal de juistheid en de noodzakelijkheid van dat alles erkennen. Maar wanneer nu sociaaldemokraten, getrouw aan hun opvattingen in dezen en getrouw aan den strijdeisch hunner partij, in vergaderingen of geschriften deze denk beelden hebben ontvouwd gedurende den afgeloopen stakingstijd, en wanneer de justitie, geheel bestaande uit vertegenwoordigers der burgerpartijen en moetende rechtspreken volgens door diezelfde bourgeoisie gemaakte wetten, dan die sociaaldemokraten vervolgt wegens de uiting van hun meening over het leger en het militarisme, dan is het toch ook duidelijk, dat die vervolging het uitvloeisel is van de zeer uiteenloopende opvattingen over het leger bij de bourgeoisie en de sociaaldemokraten En daar de sociaaldemokratie de politieke organisatie der proletariërsklasse is, worden zulke vervolgingen dus uitingen van klassestrijdze zijn klassebotsingen de justitie wordt op dat oogenblik klussejustitie. Zulke feiten zijn onvermijdelijk. Ze komen voor in iedere periode der geschiedenis van welk land ook, waarin meeningstegenstellingen bestaan als op het oogenblik ook in ons land. In dit licht moeten de vervolgingen tegen Van der Goes en Hugenholtz worden beschouwd. Óf de justitie zich tot de onpartijdigheid van dit geschiedkundig ver band zal kunnen opwerken Er zijn kleine teekenen van wèl Maar hoe het oog moge gaan, deze vervol gingen zijn onvernietigbare teekenen van den grooten vooruitgang der sociaaldemokratiehoe krasser het verdedigingsmiddel, hoe geweldiger de aanval was. in. De zuivere leer van egoïsme, zooals Max Stirner die uiteenzette, is bij Proudhon iets minder materieels en filosotisch-afgetrokkens geworden. Volgens hem zijn de begrippen God, Gezag, Staat slechts voorstellingen, door den mensch zelf gemaakt naar zijn inzichten en opvat tingen en behoeften. Iets werkelijk-bestaands zijn ze dus niet en iets werkelijks ervan te maken is dus ook onmogelijk. Daarom moet men niet willen zoeken naar een „besten regeeringsvorm" of door de politiek de toestanden en menschen willen beheerschen, maar moet men zich losmaken van dergelijke droombeelden en inbeeldingen. Tegenover de politieke fict'e (inbeelding) van Gezag en Staat stelt Proudhon de wezenlijkheid van een maat schappelijk samenstel* berustend op de voortbrenging (wat vóór hem Saint-Sinson reeds duidelijk had aange toond). Dit maatschappelijk samenstel is niets anders dan „het evenwicht van de, op de vrije overeenkomst en de organisatie der economische krachten gegrond veste, belangen, die in 't algemeen zijnde arbeid, de verdeeling van den arbeid, de collectieve kracht, de concurrentie, de handel, het geld, de machines, lmt krediet, het eigendom, de gelijkheid bij de overeenkom sten en de wederkeerigheid der waarborgen." Proudhon ziet dus in iederen vorm van Gezag en Staat iets denkbeeldigs, door de menschelijke verbeel ding geschapen, en dus onwerkelijks De maatschappe lijke samenstelling daarentegen houdt hij voor iets zeer wezenlijks. Maar Proudhon moest toch ook de verhouding van den enkelen mensch tot de maatschappij, zooals hij die zich als het beste voorstelde, bepalen. En daarbij kwam hij tot den enkelen mensch als uitgangspunt van alle verhoudingen. Zijn idealistische aanleg liet hem den vernielingsstrijd om het bestaan als verklarende oorzaak verwerpen. Vanzelf kwam hij toen weer terug tot de utopistische opvatting van een „menschelijke natuur" als iets algemeen-goeds in alle menschen aanwezig. Die „menschelijke natuur" moet slechts in zuivere om geving en zuivere omstandigheden worden geplaatst, dan is alles in orde. Maar men moet dan vooral ervoor zorgen, dat inbeeldingen en onwerkelijkheden als Gezag en Staat niet slechts uit de hoofden der menschen maar uit de heele wereld verdwijnen. Is Proudhon zuiverder utopistisch dan Max Stirner, de individualistische bourgeoisgeest komt ook door zijn anarchistisch stelsel heendringen. Bakoenin, in hoofdzaak aanhanger van Proudhon, was door zijn persoonlijkheid diens tegetistander. Het idealisme van Proudhon streed tegen zijn wezen, dat door en door materialistisch was. Ook hij wilde af schaffing van Gezag en Staat; hij wilde op zijn revo lutionaire vlag schrijven: „afschaffing van iederen en allen Staat, vernietiging der bou^geoisbeschaving, vrije organisatie van beneden naar boven met hulp der vrije vereenigingen de organisatie van het arbeidersge- peupel (sic!), de organisatie van de geheele vrijgemaakte menschheid, de schepping van een nieuwe menschen- wereld." Daartoe wilde hij komen door een permanente (onaf gebroken) revolutie. Maar zijn doel was niet, het anarchistisch egoisme. Hij streefde naar het anarchis tische kollektivisme. Aan de individueele vrijheid van Sti ner en Proudhon koppelde hij de algemeene gelijkheid vast; volgens hem was het einddoel der maatschappelijke organisatie: de volledige gelijkheid der volkomen vrije menschen. Hij vermeerderde het anarchistisch individualisme dus met een anarchistisch kollektivisme. Hij gaf den vol komen vrijen individu tevens een algemeen model aan. Dat hiermee het utopisme feitelijk belachelijk geworden is, spreekt van kelt Krapotkm heeft evenals Bakoenin een en ander toe gewijd aan Proudhon's anarchistische theorie. Hij bracht er het communisme bij. Ook hij is door en door „indi vidueeltegen ieder gezag en eiken staat. Ook hij ziet de wereld der menschen bestaan uit een eenvoudige verzameling van louter ikken. Maar Proudhon's onwrikbaar geloof aan de mensche lijke natuur en Bakoenins kollektiefmaking van alles waren beiden onaannemelijk voor hen. Zoo kwam hij tot de variatie van een volledig individualisme samenge koppeld aan een volledig gemeenschappelijk-zijn. Zoo bracht ook Krapotkin een tweede utopistische gedachte in de eerste, zooals Proudhon die stelde. Uit de voorafgaande uiteenzetting blijkt duidelijk de verwantschap van het anarchisme met het utopisch socialisme, het zoeken naar den besten maatschappelijken vorm. Maar tevens blijkt daaruit, dat het anarchisme een zuiver iudividualistischen geest draagt. In zoover is het een eenvoudige voortzetting en consequentie van het liberalisme, dat eveneens den individu op den voorgrond stelt. De verklaring van dit verschijnsel is niet moeilijk de erfgenamen van de liberale individnaliteitsopvatting kwamen willens en onwillens in botsing met het uit sluitend politiek karakter van het liberalisme de terug slag daarop was vanzelf een anti-politieke neigingmaar de individualiteitsopvatting ging bij die reactiebeweging geenszins verloren; die bleef, en maakte van de anar chisten even groote individualisten als van de liberalen. Zóó moet men rok tot de tegenstelling tusschen anarchisme en sociaal-demokratie in oorsprong komen. Het anarchisme heeft de individualiteitsopvatting van het liberalisme behouden maar de uitsluitend-politieke beweging van het liberalisme geheel overboord gegooid en is daartegenove antipoütiek geworden. De sociaal democratie is daarentegen een reactiebeweging tegen het individualisme zoowel van het liberalisme als van het anarchisme, en wil niet het leven der maatschappij MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1903 | | pagina 1