De kwestie Vaillant. Zoo'n sukkel. Ondergang. In beide verslagen wordt speciaal genoemd 'n voordracht, getiteld: De politieke bloemist! Voorgedragendoorden zakkenlapper Van Asten. Die meneer had b.v. 'n roos, waaraan twee doorntjes Die doorntjes waren, vertelde-i... de sociaal-demokraten! Gossie-mijnig hoe grappig, hè, SchiedammertjeWel de moeite waard om zoo op te rakelen! Was 'r niks beters, m'n waarde Naar 't gerucht verluidt, zal op Zondag 7 Februari a.s. een vergadering gehouden worden van R. K. Spoor wegpersoneel, denkelijk in Musis Sacrum. Een geestelijke zal daar als spreker optreden. Hmhm'n belangrijk bericht. Ten eerste, dat die vereeniging van R. K. spoorwegpersoneel d'r nog is hoogst aangenaam intusschen! ten tweede, dat ze op Zondag vergadert wel 'n beetje aan den god- deloozen kant, nietwaar, broeders-patrimonium-mannen ten derde dat 'n geestelijke als spreker zal optreden. De Nieuwe Schiedammer zegt, dat 't kapelaan Perquin zal zijn. 't Verwondert ons werkelijk hadden wij gedacht, dat de Zeer Eerwaarde Pater Weijers, meester socialistenvreter, nestor der beroemde orde- bonds-socialisten-fratsenverkooperij, met wien we tot ons leedwezen tot op heden nog geen gelegenheid had den kennis te maken niet door onze schuld trots dat hij reeds sinds eenigen tijd in Schiedam is verzeild geraakt, maar niets van zich doet hooren, de geeste lijke spreker zou zijn. 't Zou net 'n dingetje voor 'm zijn. Dan zou 't nog eens kunnen donderen in „Musis" en zouden wij er weer bekaaid atkomen, waar-i heer lijk vrij spel had door onze afwezigheid. Doch misschien wil hij pater Perquin voor deze gelegenheid wel eenig onderricht verschaffen, 't Is voor 'n goed doel „Personen, beneden den leeftijd van 35 jaren, die in „aanmerking wenschen te komen voor de betrekking „van Agent van Politie 3e klasse alhier, wor- „den verzocht zich aan te melden bij den Commissaris „van politie. „Aan deze betrekking is verbonden een loon van f 1.— „per nacht in de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus, „en van f 1.40 per nacht in de óverige maanden, als mede f 10.per jaar voor schoeisel en uniform." We haasten ons. dezen oproep onder de aandacht zer lezers te brengen, in de meening dat velen op t vette hapje belust zullen zijn. Om voor 17 V3 cent r uur nachtwakertje te mogen spelen, is toch zoowaar buitenkansje dat niet iederen dag voorkomt. Ja, ja, ze gemeente heeft 'r ook aardig slag van, haar dienst baren met een jodcnfooi af te schepenOf zouden H. en W., of de raadsleden hun nachtrust óók voor dat bagatel verkoopen? De Oud-Kath. Vereen. „Tabitha" vertelt in haar jaarverslag over 1903, na gewezen te hebben op de -rdere belangstelling en waardeering van haar werk, de resultaten van haren arbeid waren, dat werden ;ereikt39 stuks mans- en vrouwenkleeren, 24 stuks i'degoed en 201 stuks kinderkleeren. Dit alles ver geld over vijf velschillende gemeenten. Nou, nounog 'n paar jaren slechts en „Tabitha" heeft de armoe de wereld uitgebannen. Wat 'n armzalig geknutsel toch Met Dr. Vaillant's zaak staat het niet geheel zooals met die der andere gemeente-geneesheeren. Volgens de meening van velen is n. 1. voor Dr. Vail lant de tijd gekomen, om als gemeente-geneesheer door -een jongere kracht te worden vervangen. Indien deze meening ook door de gemeentelijke overheid wordt ge deeld, dan is zij verplicht, in het belang van de armen, Dr. Vaillant eervol ontslag uit zijn betrekking te geven, en dan is zij tevens verplicht, in het belang van Dr. Vaillant en uit hoofde van diens langen dienst als ge meenteambtenaar, hem een behoorlijk procent van zijn bezoldiging als pensioen toe te kennen. Tot het eerste (het ontslag) zou de gemeentelijke overheid graag willen overgaan, maar tot het tweede (het pensioen) niet. Volgens de verordening, kan men hem geen behoorlijk pensioen geven, tegen het afwijken van de verordening i,iet men op (om de gevolgen bij andere pensioengeval- lenen men wil zoo graag zuinig lijken. Maar de buitenkansjes zijn de wereld nog niet uit. De beslissing van den Raad, dat er schoolartsen zouden worden aangesteld, en de samenkoppeling van de be trekkingen van gemeente-geneesheer en schoolarts tot één ambt, waren in dit geval het buitenkansjeals Dr. V. niet in deze samenkoppeling toestemde, wel, dood eenvoudig, dan bleef hem niets over als „er uit". Nu is in dit noodzakelijk geworden „er uit" nog iets duisters. Dr. Ris maakte iu den gemeenteraad zich reeds de tolk van de lezing, dat Dr. Vaillant van hoo- gerhand zeer duidelijk te verstaan was gegeven, dat hij er dan maar uit moest. En deze lezing is zeker de meest geloofde, de meest voor waar gehoudene, ook in de omgeving van den betrokken geneesheer. Maar offi cieel dient in den Raad te worden vastgesteld, óf dit de juiste lezing is, óf dat de andere lezing de ware is, volgens welke Dr. V. eenvoudig ontslag zou hebben ge vraagd, omdat hij deze „uitgebreide betrekking" te zwaar vond, met andere woorden, dat Dr. V. noch de samenkoppeling dezer 2 betrekkingen zou hebben afge keurd, noch de noodzakelijkheid van die samenkoppeling zou hebben ontkend, noch den indruk hebben gekregen, dat men van deze gelegenheid gebruik wou maken, om hem te wippen. En nu moge Dr. Vaillant uit particuliere inkomsten misschien genoeg hebben om ruim te leven, hij is gemeenteambtenaar geweest, hij is lang in dienst der gemeente geweest en daarin oud geworden, en hem mag de gemeente, evenmin als een ander, als een uit geknepen citroen behandelen. De gemeentelijke overheid heeft zich er leelijk inge werkt, en heeft door deze heele geschiedenis den eerbied voor Het Gezag en Het Prestige van Het Gezag een geduchten knauw gegeven, en tevens heeft zij, door deze daden van kapitalistischen overmoed, het afzichtelijk karakter van het kapitalisme tegenover ieder, die er van afhangt, op nieuw duidelijk doen uitkomen. Zal men nu uit „respekt voor den ouden invloedrijken dokter" dezen verzoeken op zijn ontslagaanvrage terug te komen en hem dan ontheffen van het schoolartsen baantje? En zal men dan daarnaast, de samenkoppeling van de ambten van gemeentegeneesheer en schoolarts voor de andere geneesheeren doen voortbestaan en daar door de onrechtvaardigheid en dwaasheid van dat be sluit nog vergrooten Of zal men probeeren, de ge- meentegeneesheeren tot „berusting" over te halen, door een fooi van f 50.— of f 100.of iets dergelijks? Wij zijn nieuwsgierig naar de karakters, die zich bij deze gelegenheid zullen vertoonen. Die ouwe teetante we bedoelen natuurlijk De Schiedamsche Courant, dat is me toch zoo'n grap- pemaker. Die schrijft soms heele lange deftige stukken, waar nou net heelemaal niks in staat. En die behan delt van tijd tot tijd heel geleerde onderwerpen zonder het abc ervan te kennen; alleen een uitknipsel van hier of daar, geeft er nog soms een schijntje van...., van...., ja, van wat aan degelijkheid, dat is te veel gezegd, van er wel eens iets over te hebben ge hoord. Nee, dat was vroeger andersin den goejen ouwen tijd van Odédaar zat fut indie dorst de dingen ook te zeggen, zoo als-ie ze meendeMaar nou, oh, oh, zoo'n ouwe juffrouw, zoo'n theetante, zoo'n sukkel! Daar heb-je nou bijvoorbeeld dat artikel over „Onze Markt" in het no. van verleden Zaterdagavond. Ze be doelen natuurlijk „Onze Markt zaliger", maar ze zijn zoo trekschuiterig daar bij tante, dat ze nog pas aan „onze markt" toe zijn; over een jaar komt-dat „zali ger" er wel bij. We willen er den korten inhoud eens van geven le alinea. Onze markt dood illusies vervlogen. 2e alinea. Waarom dood na „knnstmatigen, doch reeds afnemenden bloei" (om zijn kunstmatigheid, tante 3e alinea. Besluit tot levensbeschrijving van „deze twee jarige plant van den ondernemingsgeest onzer burgerij". 4e alinea en volgende. Die burgerij bestaat uit „eenige heeren"die wouën markje spelenen dat konden ze niet, omdat ze niet kondendaarom vroegen ze den gemeenteraad om geld en de heele burgerij om „energie, ijver en ondernemingsgeest"; en met al die energie enz., die nou vervlogen illusies zijn van „hen, die het wel meenen met onze stad', is de markt, onze markt, toch dood gegaan, morsdood, pierdood, eerst een beetje „kunstmatige afnemende bloei", en toen dood, net als een kip met snot. (Dit wordt uitvoerig meegedeeld in 2 kolommen druks, maar zonder enkele kernachtige uitdrukkingen, die van ons zijn o, tante En dan komen ze weer terug op de 2e alineawaar om dood waarom ja, dat eeuwige waarom kinderen kunnen lastig zjjn We beginnen dan weer 8e kolom 6e alinea dood 7e alinea „door de energie en ij ver en onder nemingsgeest der burgers", neen,duizendmaal, neen. 8e alinea maar wat dan 9e alinea „de onvoldoende voorbereiding neen, neen, er was een overmaat van levenslustige energie der burgers, en de voorbereiding was uitstekend; niet daardoor die kunstmatige tweejarige plant van de gezamenlijke burgerij na een steeds afnemende bloei dood 10e alinea Wat dan neen 11e alinea We gelooven het niet neen 12e alinea Er bestond geen behoefte aan een weekmarktdaarom steeds kwijnende bloei, en nou heelemaal dood Jammer, dat De Schiedamsche Courant dat niet heeft ingezien, voordat die kwijnende bloei door de energie en ondernemingsgeest der Schiedamsche burgers begon.- En dan volgen 6 alinea's, waarin niets staat dan dat er geen behoefte is aan een weekmarkt en dat die daarom nou dood is. Zie-je, al die energie en ijveren ondernemingsgeest in „een district, waarvan Schiedam zich met recht het middelpunt mag noemen," dat is alles nu vervlogen illusie en die kwijnende bloeiplant is dood, en De Schiedamsche Courant leeft nog door diezelfde ijn-illusie en is nog niet dood, een oude plant, een ouwe sukkel. En wat wil tante nou aan het slot? Hoort: „Helpt mee, dat We krijgen een paar flinke herfstmarkten en zoo 't kan een paar flinke voor- jaarsmarkten. „Langs dien weg is er misschien, ja, met veel kans van slagen, iets te bereiken voor den bloei van onze stad. „De mislukking van 1874 hinderde u niet, laat die van dezen tjjd daarentegen prikkelen tot nieuw pogen." Dus nieuwe kwijnende, steeds afnemende bloei voor bereid? Is hier dan wel behoefte aan? Een onbescheiden ekster bracht ons van de redactie- fel der Schiedamsche Courant een enveloppe met dit opschrift, voor „het nummer van 1906". Die enveloppe bevatte een schets voor een artikel over „onze herfst- en najaarsmarkten,'; dit artikel was samengesteld uit groote brokken van het besproken artikel „Onze markt" en had als motie kolom 3 alinea 13 van dit artikel, aldus luidende„En die behoefte bestond niet en bestaat niet, zooals de feiten bewjjzen.,' Zou tante nu heusch meenen, dat zulke stukken iets oeteekenen en eenigen invloed uitoefenen Onze „vroeger bloeiende" zuster is in de periode van „kwijnende bloei" aangekomen. Zoo'n sukkel! Zoo'n ziel! Een snuiffie voor tante! Er zit iets droevigs in den klank van dit woord, maar als we dit woord bezigen in verband met het weekmarkt-drama van Schiedam, dan voelen we toch ook het komische element even in ons tintelen en schok ken, opgewekt als tegenstelling van den droeven woord klank met de voorstelling van heel ons naïef week- markt-gedoe. In een Moker van November 1901 vindt men reeds een kort artikel, waarin luchtig is behandeld het onzin nige van de poging, een weekmarkt uit den grond te willen stampen. Men zou gedacht hebben, dat het in zicht, waarover zelfs de middenstand in doorsnee be schikt, zou terug gehouden hebben van dergelijk be lachelijk pogen, maar onze vroede vaderen maakten treurigen ernst van de zaak, door te stemmen vóór subsidie. De markt werd geannonceerd en de markt plaats geprepareerd, de markt-commissie geïnstalleerd en de winkeliers-vereeniging die dat kuiken heeft uitgebroed geamuseerd. In het stichtings-adres aan den raad, gericht door de voorloopige commissie, ontbreken alle werkelijke gege vens. Van onze zijde is ook gewezen, dat de heeren, ijver en euergie de zaken achtten, waaruit een week markt kon worden opgebouwd. Er is zelfs niet eens in uiteen gezet, hoe een met- kunst-en-vlieg werk saamgeflanste markt voordeelen kon brengen aan de burgerij, en wie die voordeelen zouden en moesten plukken. Er was eenvoudig een idéé, dat epidemisch de geesten aanstak: „wij moeten een week markt hebben." Goed, de menschen hebben zich enkele weken geamuseerd door te zien naar het vreemde, van zooveel ossen naast elkaar te zien staan, midden op de straatMaar is dat amusement niet wat duur betaald met zooveel belasting? De Moker alleen, die nuchter was gebleven in dien weelderigen tijd, was natuurlijk de uitbjjter. Ja, die Maar nu is te constateeren, na twee jaar reeds (een zeer korten tijd in de geschiedenis eener gemeente) dat het inzicht onder de nuchterheid niet heeft geleden, en dat De Moker tegenover markt-commissie, winkeliers- vereeniging en gemeenteraad schitterend is gerecht vaardigd door den droevigen uitslag van hun gezamenlijk markt-pogen. De markt is officieel dood en dus behoorlijk begraven, onze vroede mannen waren slippendragers. Nu wijdt de SchiedCour." een artikel aan den doode. Zij vraagt„Welke is de oorzaakt, dat deze markt na een jaar van kunstmatigen doch reeds afnemenden bloei, gevolgd door een jaar van kwijnend, een schim-van-een- markt-gelijkend bestaan, het heeft moeten afleggen Het antwoord is curieus. Het luidt aldus„Ons dunkteen weekmarkt laat zich niet op kunstmatige wijze in het leven roepen, indien er geen behoefte aan bestaat." Dat is nu de hoogste wijsheid, die uit de ervaring is geput. Laten we het nu nog eens overzeggen Een markt laat zich nooit in 't leven roepen, kunst matig niet en natuurlijk ook niet. Wie nu de voorlichter in de Schied. Cour. ook is, hij is zekerlijk gespeend aan alle mogelijke elementaire geschiedkundige kennis. Die zou hem zeker met het feit hebben bekend gemaakt, dat een marktplaats ontstaat. De factoren voor dat ontstaan moeten aanwezig zijn en zij moeten aanwezig Mijven voor het voortbestaan. Hoe een stad marktplaats geworden en gebleven is, zou de titel zijn van een dik boekdeel. Er zijn steden, die door eeuwen en eeuwen als marktplaats bekend zijn tot op den huidigen dag. Maar toch vallen wijzigingen in den daad, uitgebreidheid, belangrijkheid enz. te con stateeren, gevolgen van wijzigingen in economische en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1904 | | pagina 2