Jeugdige Anti-Semieten Schiedamsche Bestuurdersbond. Vlaardingsche IJzerkoekjes. Vlaardingen. Ingezonden. ons op 'n geduchte manier de ooren 'ns wasschen zal. Niet zoo'n schuchter ding, dat voor alles wat van bui ten haar kring komt, zich verstopt en alleen eigen jakje mooi vinden wil maar een, die anderen borstelend, ook zelf den roskam niet vreest. Als De Schiedammer dit open karakter hebben zal, kan ze zeer zeker eer staande blijven, dan wanneer zjj zich plaatst op 't stand punt als wijlen De Nieuwe. Want dan is 't weer 'n kandidaat voor magere Hein. Iemand meldt ons, dat hij de vorige week getuige was van de ergerlijke wijze, waarop de leerlingen van de bizondere school aan de Tuinlaan (hoofd: de heer Kruyer) een Israëlitisch jongetje molesteerden. Deze, vergezeld van eenige vriendjes, werd door 'n veertigta knapen uitgejouwd en gesard en met klei geworpen, machteloos natuurlijk zich te verweren. „Jood, jood, smaus, smaus!" joelden de jongens, waarbij vele opge schoten knapen reeds, en de aanmaning van onzen zegsman die plagerij te staken, vond geen gehoor. Daar kwam 'n onderwijzer aan en onze ooggetuige dacht dat deze z'n leerlingen beteugelen zou. Maar mis hoor! hij baande zich een weg door de joelende bende heen en of-i niets iioorde of zag, ging-i de schooi in. De plagers hadden nu recht te vermoeden dat hun „spel" zoo erg niet misschien nog wel aardig! was, en lieten zich wederom niet onbetuigd. Tot eindelijk de heer Goedvolk, medeonder-wijzer aan die school, kwam opdagen en beter z'n plicht als opvoeder kennende, de jongens hun plagen verbood. „Zou," vraagt onze zegsman, „op die bizondere school niet geleerd worden z n naaste lief te hebben? Blijft het gereformeerd onderwijs, daar gegeven, zonder succes weet men niet de kinderen te leeren dat ook Israëlieten menschen zijn Och, de anti-revolutionaren zijn op dit oogenblik nog zulke goeie maatjes met de katholieken ze troetelen en zwabberen zóó met dezen door dun en dik, dat ze zoo zachtjes aan van dezen ook de gewoonten weer gaan overnemen, welke zij eenmaal leerden verfoeien. En zoo beërven zij van dezen ook van lieverlede het anti-semitisme. Wil men 't ontkennen, de heer Kruyer beginne eens met al z'n onderwijzers één in 't bizonder last te geven de kinderen te onderhouden over de eischen der Christelijke liefdeleer en de welgevoegelijkheid, te betrachten óók tegenover Israëlieten. Als we vernemen dat dit gebeurd is, zullen we 't als „extra-tijding" vermelden. In een vergadering van alle besturen, vorige week gehouden, werd besloten tot het honden eener ver gadering voor leden van aangesloten vereenigingen met vrijen toegang, voor anderen tegen betaling van 5 cent, te honden op Woensdag 23 Maart, 's avonds 8 uur in „Constantia waar de heer Dr. J. van Leeuwen de „Arbeidswet" zal behandelen. Enkele maatregelen werden getroffen om dit hoogst actueel punt, waarbij alle arbeiders zoo bizonder veel belang hebben, de vereischte belangstelling te bezorgen. Voort werd behandeld „Concept-statuten en Huis houdelijk Reglement, dat aan de verschillende aangesloten vereenigingen ter behandeling zal worden toegezonden. Half April moet dit zijn afgehandeld, om, zoomogelijk' te kunnen worden vastgesteld. Het bestuur werd opgedragen te iufonneeren naar de organisatie van een „Bureau van Arbeidsrecht" en een „Bureau voor School-adviezen." Van deze instel lingen werd de dringende noodzakelijkheid erkend en in deze zal het eerst worden gewerkt. Portret 18 is de heer J. B. v. Buuren—van Heyst, een figuur bij wien ik wel een poosje wil stil staan, en^ waarvan ik zal trachten een juist beeld te geven. Den heer van Heyst dan is een oude krasse liberaal, de eerlijkheid dwingt mij te zeggen dat hij altijd is geweest een sieraad van den Gemeenteraad, hij is een man van gioote gaven, van vasten wil, en wat men misschien ook zou willen zeggen, dit staat vast, hij heeft in den raad altijd getracht het licht op den korenmaat te zetten, en niet de domper zooals wij tegenwoordig veel zien gebeuren. Ik zeg hij is een groote kracht, een echte financier, zakenman op en de top, en beschouwd, van burgerlijk standpunt is hij altijd geweest een model raadslid, maarhij is ouddat gevoelt hij zelf, en omdat hij dat gevoelt, heeft hij g> meend wijs te doen door te bedanken voor z'n mandaat als raadslid, heusch mijnheer van Heijst dat is ver standig van U, omdat daar gereed staan nieuwere jongere krachten, menschen opgegroeid in nieuwere begrippen, menschen die hebben leeren zien door een andere bril, menschen die al iets hebben opgevangen van het nieuwe licht dat zijn koesterende stralen meer en meer begint te werpen over onze samenleving, en reeds meer en meer begint door te dringen in de dikwjjls nog duistere, duffe zalen van Staat, Provincie en Gemeente. Dat licht dan willen wij laten schijnen in onze raadszaal, om daar te verdrijven, domperjj, bekrompenheid, kleinzieligheid, ja, alles wat niet meer van dezen tijd is. Welaan, Vlaardingsche kiezers, straks komen de Ge meenteraadsverkiezingen, er komt dus gelegenheid om te toonen ot gij vooruit dan wel achteruit wilt, of gij wilt domperij dan wel lichtbindt dan met hen, die den strijd willen voeren met, door en voor de arbeiders en kleine luiden willen voeren, aan, laat u dan niet mis leiden door valsche leuzen, en holle frazen, die door hen, die ze u te slikken geven, niet verdedigd kunnen worden, en die zij, daartoe uitgenoodigd, niet durven verdedigen. Waarom Omdat zij berusten op valsche gronden. Op dan met ons wanneer wij weer den strijd beginnen (met open vizier) tegen hen, die gewoon zijn in 't duister te werken, en wij zullen dan zien aan wie de overwinning is, aan de dompers, of aan hen, die niet bang zijn zich te plaatsen, in, onder, en voor het licht van den nieuwen tijd. Godsdienst en socialisme. Dit was het onderwerp waarmede Melchers Zaterdag 12 Maart j. 1. voor de kiesvereeniging „Volksbelang" optrad, in een openbare vergadering, welke zeer goed bezocht was. De vraag of „christendom en socialisme vereenigbaar was, werd door den spr. getoetst, aan de uitspraak van vele kerkvaders, welke in den loop der eeuwen reeds denkbeelden koesterden en propageerden, waarvoor zij, leefden zij in onze dagen, zeker ook voor socialisten waren gedoodverfd; doch naar die mannen, opkomende tegen de ook reeds in hunne dagen bestaande uitbuiting, dit deden op grond wat hun de bijbel leerde, kwamen zij tot de conclusie, dat de rijken, de machtigen der aarde, hun have en goed moesten verkoopen, welke zij aan hun medemenscben, die economisch zwakker waren, ontstolen hadden. Dus gemeenschap van goederen. En nu wil de sociaal-democratie opheffing van 't privaat bezit, d. w. z. dat, waar nu de productiemiddelen slechts in handen van enkelen zijn, en de groote massa daar van gespeend is, ze dan in handen van de gemeenschap te stellen. Zooals het nu gesteld is, leeft de een in overvloed en de ander in altijd durende armoede. Dit kan en zal anders worden, door opheffing van 't privaat bezit. Strijdt dit tegen wat ons de bijbel leert, zooals de politieke christenen van onze dagen u dit wijs willen maken Immers neen. Spr. vertelt ons wat van de eerste christenen geschreven staat, nl.„dat zij hun have en goed verkochten, en alle goederen gemeen hadden." Die rijk was verkocht alles en gaf het aan zijn armen broeder, opdat deze niet zoude hongeren en dorsten. De aarde en al wat daarop is, is door God aan alle menschen geschonken en niet aan den enkeling. Hier blijkt dan ook uit, dat de eerste christen-gemeenten, noch zeer onder den invloed van Jezus'persoonlijkheid staande, er volstrekt geen heiligschennis in zagen alles wat z\j hadden, met elkander te bezitten, dat het hun dus volstrekt niet verboden was zoo te handelen. De politieke christenen van dezen tijd echter beweren bij kris en bjj kras,] dat onze tegenwoordige heerlijke maat schappij rustend op 't privaatbezit, van God verordi neerd is, dat dus elk pogen om daarin verandering te brengen, zonde is en tegen de ordenantiën Gods in- druischt. Niets is minder waar. Spr. leest nu de reeds straks genoemde uitspraken van verschillende kerkvaders voor, waarin de een krasser dan de ander, te velde trekt tegen de onderdrukking der kleinen door de groo- ten, en waarin allen min of meer de gemeenschap van goederen verdedigen Ook de Albigeuzen en Waldeuzen waren in deze richting werkzaam, en de groote meer derheid moge hen ketters noemen, maar het is een his torisch feit, dat de ernstigste mannen onder de chris tenen, door alle eeuwen heen, in dien zin het Evangelie verstonden. Spr. meent dan ook op grond van een en ander gerustelijk te mogen concludeeren, dat de bijbel zich verzet^ tegen de opheffing van 't privaatSezit, geljjk de Calvinisten bewerendat is de vraagdaar gaat it over Daarna geeft spr. een schets van de ontwikkeling der industrie. Hoe eerst het handwerk verdrongen werd door de machine, en hieruit voortvloeide, dat het klein bedrijf weder vervormd werd in het grootbedrijf, zooals wij dit op heden kennen in den vorm van trust, kartel, syndicaat e.d. Hoe de sociaal-demokratie, door deze waarneming der feiten, leeraart, dat de maatschappij zich ontwikkelt naar het socialisme. Dat die reuzen- ondernemingen een gevaar op gaan leveren voor de volkeren. Zij hebben op deze wijze de volkswelvaart in landen, en die gevaarlijke tendenzen zullen het noodig maken dat daar verandering in kome. Zeker zal in de socialistische maatschappij ook nog wel wat te wenschen overblijven, maar toch, de broodnijd, de afgunst, het„ieder voor zich en God voor ons allen," :actoren, welke in onze kapitalistische maatschappij alles wat slecht is in den mensch naar boven halen, deze factoren zullen zeker in de socialistische maatschappij ongekend zijn. Het menschdom bevrijd van de knellende dwang, den strijd om bestaan te voeren, zal zich kunnen wijden aan geestesontwikkeling. Resumeerend meent spr. dan ook te mogen uitspreken, dat de maatschappelijke feiten onafwijsbaar naar het socia lisme voeren, dat ook immer meer en meer de arbeiders zich aansluiten bij het internationale leger van den arbeidóók dit saamgevoegd bij het andere, geven^ons die hoop, die blijde verwachting, neen, die zekerheid, dat ons ideaal, dat staren naar die lichtende toekomst, de socialistische maatschappij, eenmaal heerlijke werke lijkheid zal worden. En danals wij zullen gezegepraald hebben, dan zal de bourgeois zeggenjuist, zoo'n maatschappijkijk, zóó een, hadden wij ons nu ook gedacht. V^an de gelegenheid tot debat werd door den christen- demokraat! Van Wingerden gebruikt gemaakt, die begon metde brave Hendrik uit te hangen. Ben ik niet Van Wingerden, zie ik er niet naar uit, dat ik een goed anti-revolutionair ben, ben ik geen positief christen Ziet, mijnheer de voorzitter, ik wensch maar een enkel woord in 't midden der vergadering te leggendupliek, al wou je ze me toestaan, ik ben er absolouut niet van gediendóók hoe lang ik spreken mag, 'k laat het volkomen aan u over. Ik ben a-n-t-i-r-e-v-o-l-u-t-i-o-n-a-i-r, ik ben een man van 't gezag, ik buig voor en aanbid het gezag, 't gezag is mij heilig, en daar gij, mijnheerrr de voorzitterrr, voor mij in deze ure en aan deze plaats „het gezag" vertegenwoordigd, alzoo onderwerp ik mij volkomen aan uw leiding. Ik ben vóór alles positief. En daar brak de bui los. Slag op slag klonk en rolde door de zaal, de bliksemfllitsen van zijn onom- stootelijk „betoogen" schitterden in helle glans, en „vernietigden" volkomen de pas door den spreker uit gesproken rede. Machtig en indrukwekkend was de „argumentatie" van den debatter. Het werd de aanwezigen duidelijk dat hier een „denker"? aan 't woord was, iemand die wat meer in zijn mars had dan 't gros der menschheid, want... de man had thuis reeds zijn debat klaar gemaakt, vóór dat hij nog den sprekergehoord had. Hij werd dau ook door Melchers deerlijk getuchtigd, die het hem dan ook duidelijk maakte dat dat toch geen manier van debatteeren is: vóórdat men den spreker gehoord heeft, thuis reeds zijn debat klaar maken, en bovendien volstaat met te zeggen: „het is niet waar," zonder daar ook maar eenigen bewijsgrond voor aan te weren. Het lust ons dan ook niet verder van het debat melding te maken, waar dit op zulk een onbenullige wijze gevoerd werd, maar toch trof het ons ook in dezen „democraat," dat hij het o. a. ook nog voor de bekende stellingen van Ds. Sikkel ten opzichte van de christelijke vakorganisatie, opnam. Wij zijn nieuwsgierig wat „Patrimonium" hier wel van zal zeggen. Het was een mooie avond voor de sociaal-democratie. Voor de uitgesloten diamantbewerkers werd f6.16 gecollecteerd. Vlaardingen, Maart 1902. Geachte Redactie! Vergun mij een klein plaatsje voor onderstaande. Naar aanleiding van een opmerking over onze politie in zake de handhaving der orde op vergaderingen in het belang der aanwezigen, voor hunne veiligheid, ge maakt in het laatste nummer courant, wil ik daar iets aan toevoegen, n.l. dit: Dat voor die veiligheid en orde alleen maar gezorgd wordt in zekere vergaderingen. Immers in de zalen „Harmonie" en „Vriendschap" waar door „neutrale" en „andere" vereenigingen vergadert wordt, moeten aan wezig zijn: een nooddeur en brandende lantaarns, bene vens gekoppelde stoelen. Alle zeer goede dingen voor het eventueel ontstaan van panieken. Echter schijnt daar niet voor gevreesd te worden in het lokaal „Liefde en Vrede" eigendom der christelijke jongelingsvereeniging van dien naam. Daar zijn niet aan wezig lantaarns ook geen nooddeur, wat trouwens ook niet zou kunnen, (die deur namelijk) ook zijn de stoelen niet gekoppeld, en van de eenige uitgang slaan de deuren nog naar binnen. Wanneer ik nog zeg dat het nooit anders dan door christelijke- of patroons-organisaties te verkrijgen is, dan meen ik dat daaruit te kunnen concludeeren dat daar bedoeld toezicht ook niet noodig is, ook niet al worden daar soms vergaderingen gehouden dat het lokaal tot berstens toe gevuld is. Dank voor de plaatsing. V. S. Haakt propaganda Wanneer wij ten volle ons bewustzijn van ons doel en streven als sociaal-demokraten. Wanneer wij niet zijn menschen, die zich zoo maar eens door de een of ander sympathieke beweging laten bekoren en ons daardoor laten „inpakken". Wanneer wij niet vandaag dit, morgen dat ons tot ideaal stellen, doch onze overtuiging gevestigd is on wankelbaar, rotsvast. Wanneer wij ons solidair hebben verklaard met het (Buiten verantwoordelijkheid der Redaktie.) Copie wordt niet teruggegeven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1904 | | pagina 3