Een patroon naar zuiver kapitalistisch model.
Zaken-doen.
Gedenkt de uitgesloten
Diamantbewerkers.
Het kleurlooze Volkshuis.
VlaardiDgen.
Dit zijn beknopt weergegeven de beweringen van Ervé 2
tegen een onzer partijgenooten, die op grond daarvan
meende de Moker-redactie te moeten interpelleeren.
Na een ernstig onderzoek door twee onzer ingesteld,
knnnen wij rondweg verklaren, dat de beele „burcht"
der aanklacht pure fantaisie is van den zeerwel-
edelen vromen heer Ervé 2.
'tWas Zondag dat de „aanklacht" gedaan werd
't was Zondag (denzelfden) dat wij ons onderzoek in
stelden en... beëindigden. Het resultaat was als volgt:
Na 'n zakelijk onderhoud en verschillend gestelde
vragen, bleek de persoon E. geheel onkundig van het
feit, dat zekere Ervé 2 iets in De Moker had geschre
ven. Hij had 't blad nog niet gelezen en wist derhalve
van niets. Groote oogen zette hij dan ook op, toen wij
ten slotte hem vertelden wat of er beweerd werd ten
opzichte van zijn bekendheid met den naam van den
schrijver.
Ten tweede de uitspraak van 'n patijgenoot over onze
redactie. Drie (nu vier) weken geleden was Ervé 2
dien partijgenoot tegengekomen en had hem met zeer
omslachtige inleiding vertelt, 'n stuk voor De Moker
(tegen De Mokerte hebben, en vroeg hem of-i 't hem
geven mocht. Onze partijgenoot, die niets met de redactie
uitstaande heeft, verwees hem echter naar anderen.
Na dien heeft hij Ervé 2 niet meer gezien en hem dus
ook niets meer gezegd noch over 't een noch over 't
ander. Ook hier is 't duidelijk genoeg gebleken, dat
Ervé 2 op 'n brutale en gemeene manier aan t liegen is.
Maar 't record slaat-i met z'n bewering dnt-i z'n
ingezonden stuk niet heeft teruggetrokken. Bij den-
zelfden partijgenoot, aan wien hij z'n schrijven
had toevertrouwd om 't aan de redactie te doen toe
komen, omdat-i 't gewone adres niet betrouivbaar achtte
(ook wantrouiven schijnt tegenwoordig een der officiëele
kristelijke deugden te zijnis hij een week later ge
komen, toen de eerste korrespondentie in De Moker
aan zijn adres had gestaan, met de bo dschap, dat-i z'n
stuk introk, daar er enkele dingen in voorkwamen, die
hij toch maar liever niet plaatsen zou En nu wil dit
wandelend raadsel dat heele getoethaspel trachten te
ontkennen en ons en anderen voor leugenaars zetten!
Ziehier 'n stuk huichelarij in den brntaaisten vorm,
en dat van iemand, die zich christen, anti-revolutionair
noemt!
Bah!
We behandelen deze zaak in 't openbaar, omdat we
Ervé na dit alles in staat achten z'n zwijnderij verder
uit te strooien, in 't edel streven ons verdacht te maken.
Ofschoon we de gewoonte hebben dergelijke kletskoek
onopgemerkt over ons te doen heengaan, volgen we in
dit geval deze gewoonte niet, waar wij aan de han
delingen van Ervé, naast de bedoeling de redaktie
De Moker 'ns zwart te maken, óók het oogmerk toe
kennen, verschillende sociaal-demokraten 'ns tegen elkaar
in 't harnas te jagen.
Willen we hem nu vooral het laatste beletten, wij
passen er óók voor, als schuurpaal te worden gebruikt
door het eerste lasterpak het beste, 't zij kristGijk of
niet, dat 'ns op den inval komt z'n schurftige kop op
ons af te schuren. En daarom cischen wij van Ervé 2
de verklaring zwart op wit, te plaatsen in 't volgend
no. van ons blad, dat de drie door hem uitgesproken
beweringen, hierboven gememoreerd, door hem verzon
nen, gelogen zijn. Ervé bedenke goed, dat wij dit in
vollen ernst van hem vragenmocht hij weigeren, hier
aan te voldoen,dan zullen wij ons genoodzaakt zien, op
voor hem wellicht minder aangename wijze op deze
zaak terug te komen.
En dit alleen hebben wij hier nog aan toe te voegen,
dat, waar Ervé 2 in z'n schrijven te kennen gaf, nog
wel 'ns terug te zullen komen, hij verstandig zal doen,
z'n paperassen maar voor zich te houden, daar al z'n
geschrijf, al betrof 't de belangrijkste dingen, met volle
glorie het vuur ingaat. Met dit slag menschen houden
wij nu eenmaal geenerlei betrekking.
De branderspatroon J. H. Ris heeft in zijn branderij
op de Noordvest o.a. ook den brandersknecht Van der
Wilke, wonende in den Oranjegang, in dienst. Nu een
6 weken geleden moest deze wegens ziekte het werk
staken. Daar zaten ze thuis, man en vrouw, 6 kinderen,
een 7de kwam er tot overmaat van ramp nog bij, niets
te verdienen, niets te eten De Bond van Branders- en
Distilleerknechts hoorde ervan, en, vermoedende dat de
heer J. H. Ris voor een knecht die reeds ongeveer 6
jaar bij hem werkte, wel wat zou willen doen, deelde
hij den heer Ris de omstandigheden mede, waarin het
gezin van Van der Wilke verkeerde. Dat is nu onge
veer 14 dagen geleden. Tot nu toe liet de heer Ris
zich nog geheel onbetuigd.
Er ontbreekt nog een orde van verdienste voor zui
ver kapitalistisch handelende patroons. De heer J. H. Ris
zou daarvoor zeker in aanmerking komen.
We meldden vorige week 't een en ander over de
agitatie in de „doodbidders"-wereld. Of de groote on
derneming zal worden opgezet, heet nog altijd onzeker,
schoon 't vrij zeker is. Tot recht verstand der zaak
diene, dat op 't ooger.blik de Ned. Herv. Kerk, door 't
bezit van 'n lijkwagen en andere begrafenisbenoodigd-
heden bij de zaak direkt betrokken is. Ze verhuurt deze
dingen nu, maar de groote onderneming zou zélf het
meubilair aanschaffen. Doch om de kerk geen schade
te doen, wil zij haar vergoeden al wat zij zou verlie
zen, bedragende de som van f1000.'sjaars. Gaat de
kerkeraad met dit aanbod akkoord en er behoeft
hierover haast geen twijfel te bestaan dan is de
onderneming er. Tegen die zekerheid mogen de parti
culiere bidders spartelen 't helpt niet. De menschen
hebben nimmer en nóg niet begrepen, dat zij
door samenwerking al sinds lang datgene hadden be
reikt, waarmede nu de kapitalist gaat schuiven Neen,
't was en is veel beter mekaar onder de veeren te
schieten
Maar terwijl dan aan dazen kant de zaak dan nog
„hangende" is, is ze aan de overzijde reeds beklonken.
Heer-oom verbood z'n schaapkens aan 't zaakje mee te
doen en vóórdat zij, die 't balletje opwierpen, er
nog over denken, komt hij al kant en klaar met 'n
dito onderneming voor den dag. D'r is eventjes in de
gauwigheid-óm toch de schaepkens maar op eigen
terrein te houden een R. K. Begrafenis-Ver. opge
richt, voor de R. K. Kerkbestureu met de drie pastoors,
het R. K Parochiaal Armbestuur en de Vereeniging
van de H. Vincentius a Paulo.
Dat is zaken-doen, meneertje, om plotseling, zonder
dgt 'r van z'n komst iets vermoed werd, zoo'n rijk be
titeld product te kunnen presenteeren
i -i
Feitelijk hebben we leden van alle kerken en alle
partijen. (Zevende Jaarverslag van het Volkshuis te
Schiedam. Het schijnt met eenige en we zouden haast
zeggen rechtmatige-trots-te zijn, dat de heer de Groot
schrijver van het verslag, dezen zin heeft neergeschre
ven. Nu schijnt het Bestun zeer goed op de hoogte te
zijn van de politieke en kerkelijke kleur van zijn leden
immers, ze zjjn tot de wetenschap gekomen, dat zij van
alle kerken en van alle partijen leden bezitten. Nu zul
len wij de laatsten zijn, die, dit waarschijnlijk geconsta
teerde feit, zullen tegenspreken, 't Laat ons koud. Maar
we zouden wel een vraag willen stellen aan het Bestuur
van het Volkshuis nl. deze Stelt ge er ook prijs op,
dat leden van alle partijen lid blijven van het Volks
huis, of wilt ge voor een zekere categorie een uitzonde
ring maken? Misschien, dat we nu weer naar het hoofd
krijgen dat is een verdachtmaking, ieder is welkom?'
In theorie misschien wel, maar in praktijk beginnen we
eenigszins te twijfelen aan die jaarlijksche gelijkstellings-
clausule. Wij althans sociaal-demokraten meenen redenen
te hebben, om te veronderstellen dat wij niet welkom
zijn, tenminste niet op een jaarvergadering. Door deze
op 1 Mei te stellen heeft het Volkshuis het ons
onmogelijk gemaakt, op die vergadering te komen. En
dachten we de vorige week nog, dat de vaststelling
van dezen datum per abuis geschied was, ons is nu
gebleken, dat het bestuur van het Volkshuis wel degelijk
er aangedacht heelt, dat 1 Mei het feest der arbeiders
was, en dat dit feest in „Constantia" gevierd zou worden.
Er is bij de vaststelling van den datum over gesproken.
Waar we dus zekerheid hebben, dat het Bestuur bewust,
ons niet ter wille wou wezen, daar nemen wij aan, dat
het ons bewust wil tegenwerken. Eu dit hadden we van
een vrijzinnig bestuur van een kleurlooze instelling,
die zijn leden telt, onder alle kerken en partijen
niet verwacht.
Het ontslag Schierbeek.
De bij dit ontslag betrokken partijen hebben ons met
de grootste welwillendheid alle inlichtingen en ophelde
ringen verschaft, die wij vroegen, zoodat wij nu in staat
zijn een geheel volledig en nauwkeurig verhaal te geven
van dit ontslag en een oordeel er over te geven.
Den 1 April had de agent van politie Schierbeek,
van 57 's morgens straatdienst in wijk D. Terzelfder
tijd had zijn collega X. (wij verzwijgen diens naam,
ons bekend, met opzet) straatdienst in het aangrenzende
wijk B. Samen gingen zij van de wacht. Schierbeek
ging toen niet onmiddellijk zijn wijk in, maar ging met
zijn collega mee in diens wijk B, waar zij samen bij
een kennis een kommetje thee of koffie dronken. De
inspecteur van politie trof hen op zijn ronde samen;
X. was toen ter plaatse waar hij moest zijn, Schierbeek
niet. Op de vraag van den inspecteur, hoe het kwam
dat zij daar samen waren en Schierbeek niet in zijn
eigen wijk was, werd met het smoesje geantwoord.dat
X. Schierbeek ter adsistentie had geroepen ter opsporing
van een verdacht persoon
Om 7 uur kwam Schierbeek aan de wacht en werd
door den inspecteur nader ondervraagd. S. hield vol.
De inspecteur, die het zaakje niet vertrouwde, vroeg
door, tot eindelijk S. zich er at maakte door te zeggen
„als u het nu nog niet weet, dan weet ik het heelemaal
niet meer." Daarmee was voor het oogenblik de zaak
afgeloopen, maar de inspecteur lichtte den commissaris
in. En toen Schierbeek 's middags weer in dienst kwam,
werd hij bij den commissaris geroepen, die hem o. a.
toevoegde, dat hij wel vermoedde dat S. had gelogen,
maar dat niet kon bewijzen en het er daarom maar bij
laten zou. De commissaris onderhield hem toen over
zijn „brutaliteit", o. a. over het gezegde: „als jij het
nou nog niet weet, dan zeg ik het jou ook niet." S.
ontkende dat aldus te hebben gezegd en beriep zich
voor de juistheid der gebezigde uitdrukking op den
volontair, die bij het gesprek van den inspecteur met
S. tegenwoordig was geweest. De commissaris voerde
aan, dat de volontair de juistheid der uitdrukking vol
gens de lezing van den inspecteur had bevestigd, en
dat S. dus door vol te houden den inspecteur en den
volontair ook voor leugenaars uitmaakte. Wat door S.
beantwoord werd met de opmerking, dat die heeren zich
zelf volgens hem tot leugenaars maakten. De commis
saris deelde hem toen mede, dat hij hem om zijn brutaal
gedrag tegenover een superieur (den inspecteur) zou
straffen
Kort daarna opnieuw straatdienst hebbende, moesten
Schierbeek en zijn collega Y. hun dienst komen ontvan
gen. Dat bestaat hierin, dat door den aangewezen
beambte de namen van de agenten met wijkdienst
worden opgelezen met de mededeeling van de wijken
die zij hebben af te loopen. Met dat aflezen gaat het
niet volgens een bepaalden regel toe. Nu eens, vooral
wanneer slechts een paar agenten uit moeten, leest de
beambte den naam op en onmiddellijk daarop de wijken
van dienst; hij ziet natuurlijk den betrokken persoon
voor zich en kan dus met eenvoudige aflezing volstaan.
Zijn er meerdere, soms ook als er een paar zijn, dan
roept de afgelezen agent present en neemt dan zijn
dienst in ontvangst. Maar regel is dat allesbehalve.
Op dien bewusten middag van den 1 April nu was de
commissaris tegenwoordig bij het aflezen van den dienst
door den volontair. Toen moesten alleen Schierbeek en
zijn collega Y. uitgaan. De volontair leest: Schier
beek...; nog eens: Schierbeek;... had hij hem soms niet
gezien? Op dit punt kloppen onze berichten niet
geheel. Volgens het eene verhaal zou Schierbeek toen
„present" hebben geroepen en daarna zijn dienst hebben
ontvangen en zijn weggegaan. Volgens het andere ver
haal zou S. ook na de 2e maal niets gezegd hebben,
de commissaris den volontair toen toch den dienst heb
ben laten meedeelen, en zou S. bij het weggaan de
deur hard hebben toegeslagen. Heel veel beteekenis
heeft dit verschil in lezing niet, als men goed let op
de gewoonten bij het aflezen der dienstlijst.
Nauwelijks was S. de deur uit, of hij werd terug
geroepen door den commissaris„ik zal je wat meer
hebbelijkheid tegenover je superieuren leeren, leg je
sabel af, ik schors je, ga nu maar naar huis." Schier
beek gehoorzaamde. Den volgenden morgen, tusschen
10 en 11 uur kwam de hoofdagent S. Schierbeek namens
den commissaris meedeelen dat hij ontslagen was. De
waarnemend-burgemeester, de heer Versteve, had, zon
der Schierbeek te hooren, het ontslag geteekend. De
burgemeester begon toen juist weer met een en andere
ambtswerkzaamheid bezig te houden en liet zich door
den commissaris persoonlijk inlichten over dat ontslag,
dat hij toen ook goedkeurde, evenwel zonder Schierbeek
te hebben geboord.
Den 7 April kwam Schierbeek langs de politiewacht,
werd toen door den hoofdagent V. binnengeroepen en
toen deelde de commissaris hem mee, dat hij ontslagen
was, omdat hij gelogen had (de comm. had daarvan nu
het bewijs in handen omdat agent X. bekend had, dat
het gedane verhaal een smoesje was) en omdat hij zich
hoogst onbetamelijk gedragen had tegenover zijn supe
rieuren (Het eerstgenoemde feit, het liegen, kan na
tuurlijk bij zijn ontslag niet hebben gewogen, omdat het
bewijs daarvan, bekentenis van agent X., toen nog
ontbrak
Ziedaar nu de geheele geschiedenis zonder eenige
opsiering en zonder eenige weglating.
Schierbeek's smoesje („leugen", in erge bewoordingen)
is natuurlijk volkomen verkeerd te noemen. Hoeveel
smoesjes er cok gemaakt worden, zonder dat ze uit
komen, een smoesje is en blijft een onwaarheid, een
„leugen", en is nooit goed te keuren. Het volhouden
daarvan door S., toen hij kon merken, dat men zijn
smoesje niet geloofde, was dom. Maar dit doet betrek
kelijk weinig ter zake, omdat hij niet wegéns die
„leugen" is ontslagen; die kwam pas, na het ontslag,
als bezwarende omstandigheid erbij. En gesteld al eens,
dat die „leugen" zoo verbazend erg was geweest, waarom
is dan agent X. om diezelfde leugen niet gestraftmaakt
een bekende leugen, bekend omdat men gesnapt is, den
„leugenaar" vertrouwbaar en een volgehouden „leugen"
iemand onbetrouwbaar? Het volhouden moge het uit-
kome der waarheid in den weg staan, liegen blijft liegen.
Maar zoo gezegd, dii is bijzaak. Hoofdzaak was de