Afdeelingsnieuws.
Algemeen Kiesrecht.
De leus op 1 Mei.
Waarom in de S. D. A. P.?
Patroon en Werkman.
BERICHT.
Wegens repetitie is „Constantia" Zaterdag
en Zondag tot 7 uur 's avonds gesloten.
De huishoudelijke vergadering op £4 April werd om
10 uur door den voorzitter geopend. Nadat de notulen
waren voorgelezen en de ingekomen stukken waren
vermeld, werden op verzoek van één der aanwezige
leden de statuten van den Schiedamschen Bestuurders-
bond voorgelezen, die, met een kleine wijziging, werden
goedgekeurd.
Zonder eenige discussie verklaarden alle aanwezigen
zich voor drie der Congresbeslniten, alleen de resolutie
van het Partijbestuur over de Algemeene Werkstaking,
lokte eenig dispuut uit. De Voorzitter gaf hierover
een kleine toelichting; twee der aanwezige leden stem
den tegen.
Aan de orde was nu de aanstaande gemeenteraads
verkiezing. Hierover voerden verscheidene leden het
woord; besloten werd, zelf geen candidaat te stellen,
met het oog op de verkiezingen in 1905, om dan zoo
krachtig mogeljjk te zijn.
Daar nog geen andere candidaten bekend waren,
werd het bestuur opgedragen, om hun meening uiteen
te zetten over het al of niet steunen van een der
candidaten, wanneer deze bekend zijn. Wanneer het
noodig mocht blijken, zal er nog een afdeelingsverga-
dering gehouden worden, anders zal in De Moker
het standpunt van het bestuur vermeld worden.
Bij de rondvraag kwam in behandeling de houding
van het „Volkshuis" tegenover den 1-Mei-dag, den
feestdag van een groot deel der arbeiders, reeds in
De Moker vermeld. Tegen deze houding zal namens
de afdeeling een ernstig protest worden aangeteekend,
daar het nu een deel der leden van het Volkshuis on
mogelijk wordt gemaakt de jaarvergadering bij te wonen.
Niets meer aan de orde zijnde, sloot de Voorzitter
de vergadering.
De proletariërsklasse, de klasse der hedendaagsche
uitgebuiten, staat voor dezelfde opgaaf als in vorige
eeuwen de burgerklasse: tot de opheffing te komen van
de uitbuiting, waarvan zij het slachtoffer is. De burger
klasse bereikte dat doel door zich economisch en maat
schappelijk sterker te maken, steeds, onophoudelijk
sterker, tegen alle tegenwerking en vervolging in,
en door zich onvermoeid te wapenen voor den strijd
om de politieke macht. Dienzelfden weg van strijd moet
ook de proletarenklasse volgende omstandigheden
zelf schrijven dien drieledigen strijd voor, en de ge
beurtenissen uit vroeger tijd bewezen er de deugdelijk
heid van.
De strijd om de politieke macht. Deze is ook noodig,
en is even onvermijdelijk als de economische en maat
schappelijke strijd. Want, zoodra blijkens de botsing van
klassebelangen de onbetwiste oppermacht der heerschende
klasse niet meer geheel onbetwist is, zoodra het gaat
blijken, dat de zich steeds wjjzigende omstandigheden
voor allerlei groepen van personen belangen gaan
scheppen, die in strijd zijn met de belangen der regeerders,
dan gebruikt de regeerende klasse in de eerste plaats
haar politieke macht om door middel van wetten
en ambtenaren dien opkomenden tegenstand de baas
te blijven. Dan gelden hun maatregelen in de aller
eerste plaats de versterking van hun politieke burcht
en de wettelijke wering van alle vijandige machten.
Door middel van de wetten en hun ambtenaren sluiten
zij iederen tegenstander zooveel doenlijk buiten hun
vesting en beperken zij den staatkundigen invloed
hunner vijanden zooveel hun slechts mogelijk is. En al
doen zij dat onder de mooistklinkende leuzen en de
fraaistuitziende vermommingen, het eenige doel van die
staatkundige afsluitingen is: de handhaving der politieke
macht en de waarborging daarvan voor de regeerende
klasse met uitsluiting van allen, die belangen hebben,
met de hunne in strijd.
Nu is er weer zoo'n regeerende klasse, die door
allerlei wetten en door haar ambtenaren alle macht
tot haar aanhangers tracht te beperken. Dat is de
kapitalistische burgerklasse.
En de klasse, aan wie deze kapitalistische burger
klasse allen invloed op den politieken toestand en de
ontwikkeling der politieke omstandigheden tracht te
onthouden, is de proletarenklasse.
Op de pogingen tot buitensluiting van de proletaren
klasse buiten het politieke kasteel der burgers moeten
de pogingen der uitgebuiten en uitgeslotenen om dat
kasteel te vernietigen als antwoord dienen. Het pro
letariaat moet de afsluiting, de door wet en
ambtenaren verdedigde afsluiting, van het politieke
machtsterrein verbreken. Het moet de verande
ring eischen en doordrijven van de wetten en instellin
gen, waardoor het met zijn overgroote aantal buiten het
politieke machtsgebied wordt gehouden. De vernietiging
van het beperkte kiesrecht en de invoering van het
algemeene kiesrecht moet het daarom zoo spoedig
het kan bewerkstelligen.
Zonder politieken invloed, zonder politieke macht
blijft de uitgebuite proletarenklasse afhankelijk van de
regeerende kapitalistische burgerklasse. Die afhanke
lijkheid beteekent voorzetting der uitbuiting. Om aan
deze een einde te kunnen maken, moet eerst die afhan
kelijkheid ophouden, en deze kan alleen ophouden door
de verwering van de politieke macht öf door het ver
krijgen van steeds meer aandeel in de staatsmachten öf,
als dat niet lukt, door revolutiede keuze daarvan
hangt niet van ons af maar van de regeerende klasse.
Er is evenwel nog een reden van recht bij dezen
eisch van algemeen kiesrecht. Met welk recht wordt
de maatschappelijke klasse-scheiding tot een
politieke scheiding in mondigen en on mon
dige n gemaakt? En dat geschiedt door onze kies
wet, die bijna de helft der bevolking boven de '25 jaar
(48,3 procent) uitsluit van het kiesrechtwant die uit
geslotenen zijn, op een stuk of wat vreemdelingen na,
allen proletariërsde kieswet Van Houten liet dan
niet meer dan 150.000 arbeiders het kiesrecht toe, dat
is dan nog geen vierde deel der mannelijke arbeiders
boven de 25 jaar.
De arbeiders mogen wel deelnemen aan de voort
brenging, wel meerwaarde scheppen, wel meedoen aan
het dragen der militaire lasten (en de schutterij!! wat
bijv. in Schiedam geen pleizier is!) enz..., maar meedoen
aan het kiezen van afgevaardigden in het landsbestuur
die ook hun belangen kennen en daarvoor willen op
komen, neen, dat mogen ze niet.
Dat nu is een hemeltergend onrecht. En het is
een dure menschenplicht van de arbeiders, zoo spoedig
mogelijk aan dat onrecht een einde te maken.
Daarom, arbeiders, mee geijverd voor het
algemeen kiesrecht!
De historische leus op den eersten Mei is de eisch
voor den 8-urigen arbeidsdag. Sinds 1890, toen de
Meidag in de beschaafde en modern-industrieel-ontwik-
kelde landen voor 't eerst gevierd werd, is dat de
leuze geweest, en het 3e intern, congres te Zurich
gehouden (1893) van vakvereenigingen en socialistische
partijen nam 'n resolutie aan, waarin o.m. wordt gezegd
„De achturige arbeidsdag is een der belangrijkste
voorwaarden voor de volkomen bevrijding der arbei
dersklasse van het juk van het kapitalisme en de
gewichtigste maatregel ter verbetering van hun
toestand
door den 8-urigen arbeidsdag neemt de werkeloos
heid af, wordt de geschiktheid van den arbeid grooter,
het loon hooger en de koopkracht van het arbeidende
volk sterker
door den achturigen arbeidsdag wordt het door 't
kapitalisme vernietigde familieleven weer hersteld en
betere verzorging der kinderen mogelijk gemaakt
door den acht-urigen arbeidsdag stijgen de gezond
heid, de kracht, het verstand en de zedelijkheid
des volks
door den acht-urigen arbeidsdag wint de arbeiders
klasse tijd voor vak- en politieke organisatie en
werkzaamheidde politieke rechten en vrijheden
kunnen eerst dan ten nutte der sociale bevrijding
des volks aangewend en toegepast worden"
Onzin, hè om 'n arbeidsdag van acht uur te gaan
eischen. Dat kan immers nooit gebeuren, 't Is wel
waar dat de moede, afgebeulde arbeidsslaaf, die 's mor
gens vroeg slapend de fabriek (branderij of andere)
is ingesloft, er 's avonds doodmoe uitkomt, suf, afgemat
zich om niets en niemand bekommert, van geen familie
leven weet, van vakvereenigingen als anderszins geen
benul heeft dood is, al „leeft" het lichaam dan nog,
dat de patroon goud voor de brandkast moet toebrengen
'tis wel waar dat zoo'n man eigenlijk werkbcest is in
den vollen zin van 't woord dat-i vermoordt wordt
door zülk overmatig werken, maar acht uurha
hadat 's al te zot
Zoo zot als 't was toen de Engelsche arbeiders in
1860 nog moesten manifesteeren voor 'n arbeisdag van
18 uur
Het aantal dergenen, die de onmogelijkheid van den
acht-urigen arbeidsdag hebben aangetoond, is al ver
bazend groot, lazen wij eens ergens. Ja, 't papier is
geduldig.
Maar het aantal feiten, die de mogelijkheid bewijzen
wordt legio. En proefondervindelijk hebben reeds ver
schillende patroons de verschillende „argumenten" er
tegen tot bakerpraatjes gemaakt, waar de achturigen
arbeidsdag het arbeidsvermogen hunner arbeiders ver
hoogde, de meerdere vrije tijd niet weid gebruikt voor
kroegloopen enz., het zedelijk peil was gestegen en ook
de ontwikkeling der arbeiders was toegenomen!
Onzin, hè, zoo'n acht-urigen arbeidsdag!
Zou-i d'r wel óóit komen? Ja, dalen doen we al; in
't algemeen werd er vroeger véél langer gewerkt dan
tegenwoordig dat weten oude menschen nog best
Maar acht uur
Ja, als je vroeger sprak over minimum loon en
maximum arbeidsduur, was-i meer als rijp voor Meeren-
berg tegenwoordig is dit al 'n zeer gewoon, algemeen
begrip, fatsoenlijk genoeg zelfs om in bestekken van
gemeentewerken en dergelijke te worden opgenomen.
Volksbond en Patrimonium hebben 't in hun program.
Dat wil wat zeggen!
Zou dus de komende tijd ook den 8-nrendag niet
brengen kunnen?
Aan de traditie getrouw klinkt op den len] Mei als
hoofdleuze: de acht-urige arbeidsdag. Deze is de ziel
der geheele internationale manifestatie die eisch
klinkt op heden door alle beschaafde landen. En wij
weten ons doel te zullen bereiken ook den acht
urigen arbeidsdag eenmaal aan de bourgeoisie te zullen
afdwingen. Daartoe dient ons manifesteeren, waaraan
ieder bewust arbeider moet deelnemen, opdat steeds
meer en meer bewaarheid worde, wanneer wij met steeds
dichter drommen oprukken en steeds luider en luider
onze strijdliederen klinken, wat de dichter van den
„Acht-uren-Marsch", Sam. Th. Colthoff, in het tweede
couplet zingt:
„De schrik is om het hart geslagen,
Van vorst en heer en burgerman"
Opvoor den acht-urigen arbeidsdag
Wij zijn in Nederland nu reeds 3 jaar een christelijk
ministerie rijkde toestanden zijn gebleven zóó als
ze waren vóór dien tijd.
Ook Schiedam bezit sinds eenige jaren een christe
lijkemeerderheid in den Gemeenteraadvan de 3
wethouders zijn er 2 katholiek; de toestanden zijn
gebleven zóó als zij waren vóór dien tijd.
En zooals het nu in Nederland is en in Schiedam,
zoo is het sinds lange jaren in België en in talloozé
Belgische gemeenten maar ook daar zijn de toestanden
gebleven zóó als ze waren voordat de zegeningen
van christelijkeministeries en andere besturen aan
braken.
Eu voordat die „christelijke" regeeringen o; traden,
in Schiedam, in Nederland, in België en elders, waren
er „niet-christelijke" regeeringen, liberale of andere, en
ook die hebben de toestanden gelaten zooals ze waren
met al hun grondgebreken en grondfouten.
Het zijn de arbeiders in de voornaamste
plaats, op wie de gebreken en fonten van
de toestanden drukken. Op hen, de miljioenen
arbeiders, drukken ze als lage loonen, lange arbeids
dagen, werkeloosheid, vroege ouderdom, onophoudelijke
angst voor gebrek en onzekerheid van beslaan, onvol
doende ontwikkeling en gebrekkige opvoeding, en de
druk van al die gebreken en fouten, zwaar tot verplet-
terens toe, wordt nog erger gevoeld door den ontze
nuwenden en onteerenden invloed van een volkomen
afhankelijk-zijn, van een volledig gemis aan
persoonlijke vrijheid.
Dat hoeft niet altijd zoo te blijven, arbeiders, zelfs
niet lang meer zoo te blijven. Indien ge slechts
inziet, in grooter getale en spoedig inziet, dat zonder
uw arbeidskracht en zonder uw arbeid niets ter
wereld kan tot stand komen en dat gij reeds daarom
alleen het recht hebt, over uw eigen levensvoorwaarden
mee te praten. Indien gij slechts begrijpen gaat, dat
ook gij menschen zijt even goed als uw geestelijken
en uw patroons en dat ook gij het recht hebt als
menschen te leven. En indien ge dan daarbij maar
tot de erkenning komt, dat men u met vrome en andere
smoesjes belakt en beliegt als men u zegt, dat het
altoos zoo geweest is en altoos zoo blijven moet omdat
God of de uitbuiters dat willen.
Meer is er niet noodig dan dat inzicht. En of dat
inzicht nu komt door redeneering en waarneming of
dat het komt door de omstandigheden, bijvoorbeeld door
een heftig gevoeld onrecht, dat doet er niet toe. Ieder
bewust gewordene is er een.
Maar bij het inzicht moet men niet blijven rusten.
Daar mee moet een leven van onvermoeide handeling
beginnen, om anderen tot datzelfde inzicht te helpen
brengen en om de massa der tot inzicht gekomenen
steeds weerbaarder te maken. Daarmee is aansluiting
noodig bij de machtige partij der samenstrijdende
arbeiders, die recht heeft op de kracht en den
arbeid van ieder bewust gewordene. Daarom aan
gesloten bij de S. D. A. P.Ieder die zich
aansluit brengt niet slechts zijn eigen kracht aan, maar
vermeerdert daarmee de strijdkracht van de geheele
arbeiderswereld, van het geheele proletariaat.
Op, mannen! Op, vrouwen! Op gij allen, prole
tariërs! op ten strijde! Er is genot en geluk in
den strijd, die gevoerd wordt voor het recht op vrij
heid en het recht op geluk voor aWe menschen
Allen aaneengeslotenOpin de S. D. A. P.
De Nieuwe is an 't hoofdartikelen. Dit is altijd 'n
gevaarlijke aardigheid voor haar ze is wel nog
altijd De Nieuwe maar ze wordt toch zoo oudEn
overspanning is zéér gevaarlijk voor 't besje!
Maar och, 't is waar 'n mensch wil z'n hart toch
wel 'ns luchten ook. Dus 't er dan maar op gewaagd
d'r kome, wat kome.
„Het is in onze dagen de socialist, die de werkman
„tegen zijn patroon ophitst en opruit. Zeker, er doen zich
„bij sommige patroons misbruiken voormaar de enkele
„misbruiken worden gegeneraliseerd, voorgesteld als
„voorkomende bij alle werkgevers, en om die reden
„worden alle patroons zonder onderscheid aangevallen."
Dat is klaren wijn geschonken. De socialist is maar
altjjd in de weer op te hitsen, op te ruien, zonder dat-i
d'r eigenlijk reden toe heeft. Alle patroons scheert-i
over één kam en omdat er 'ns één is, bij wien mis-