Van 2 Wethouders.
branderijeen der soldaten zegt watde meesterknecht
stond toevallig bij de open deur't heele troepje naar
binnenlikkebaardend waren ze een oogenblikje daarna
er weer uit en marcheerden ze verder of er niets ernstigs
was geschied. Zooals die soldaten, doet iedere arbeider
die dat wil. Erin, eruit, dat duurt maar een oogen
blikje. En men kan zonder veel tijdverlies veel van
die oogenblikjes op een dag genieten! Zoo werkt de
industrie de verstomping der bewoners in de hand.
Maar ook daarin kan van de jongeren veel verwacht
worden en geven velen al een goed voorbeeld. Met het
bewustworden als proletariër groeit in hen de overtui
ging dat zij zich moeten onthouden van sterken drank
terwijl een R. K. Volksbond het niet zonder jenever
stellen kan, heett de S. D. A. P. in haar buffet alleen
de geheel-onthoudersdranken. Een heerlijk teeken van
vooruitgangna de patroons met hun adviseerende
geestelijken en jeneverstoppenden Volksbond de vrije
zelfstandige arbeiderspartij met haar geheelonthouding.
Te Schiedam zijn dat hoogst belangrijke verschijnselen.
De calvinistische arbeiders, doen die dan niets kun
nen die dan niets Zeker, ze kunnen genoeg, doch onder
één zeer belangrijke voorwaarde: dat ze name
lijk hun beginselen en hun gronddenkbeelden onder
geen enkele voorwaarde verloochenen fin juist
aan die voorwaarden wordt door hen niet voldaan.
Ze hebben zich aangehuurd aan prinsipieele vijanden
als de katholieken en de conservatieven. En zoolang
ze zich daarvan niet los willen maken, zullen ze
lamgeslagen blijven neerliggen. Dit nu is de reden, dat
ook te Schiedam door de calvinistische arbeiders niets
wordt gedaan en nog minder bereikt: ze zitten aan
de conservatieven zegekar vast en worden door den
Roomschen geestelijke aan een touwtje geleid. Het is
te hopen dat de Patrimonium mannen dit gauw zullen
inziende Schiedamsche arbeider kan het beter krijgen
dan hij nu 't heeft, als alle eenigszins bewuste arbeiders
de handen ineenslaan.
Wat staat er op dit oogenblik dan te doen voor de
Schiedamsche arbeiders? Dit: een eigen arbeiderspolitiek
te gaan volgen. Niet langer zich op sleeptouw laten
nemen door dezen of genen mijnheer patroon of geeste
lijke. Niet langer zich te laten bedotten door allerlei
praatjes over de onvervreemdbare gemeenschappelijke
belangen van patroons en arbeiders, en dergelijke. Niet
langer toe te laten dat de patroons van allerlei rich
ting en kleur één verbond hebben en steeds te zamen
optreden, en dat men de arbeiders met allerlei klets
praatjes gescheiden tracht te houden. Maar overal
moeten de arbeiders, die zich rekenschap hebben leeren
geven van hun arbeidersschap, op de werkplaats, in de
winkel en in de fabriek hun medearbeiders zoeken te over
tuigen van hun arbeidersbelangen en arbeidersrechten, hen
te leeren zich als arbeiders ook mensch te gevoelen
en staatsburger. Overal en bij iedere gelegenheid moet
ieder bewustgeworden arbeider het gevoel van eigenwaar
de en zelfstandigheid opwekken bij zijn medearbeiders,
die dat gevoel nog in de brandkast van den patroon of
onder den hoed van dominè en pastoor te bewaren gaven.
Dat is er thans te doen. Dat is een arbeid van iede-
ren dag maar een arbeid ook van groote beteekenis.
Er zal in de Schiedamsche toestanden weldra een
keer komen, beweert men. Welnu, arbeiders, dat is
niet onmogelijk, maar dan is het ook uw dure plicht
te zorgen, dat gij bij die gunstige verandering in de toe
standen niet opnieuw slachtoffers of achteraankomende
zijt. Van den bloei der industrie hebt gij slechts matig
genoten; tot meer dan een matig arbeiderswelvaren
hebt gij het nooit kunnen brengen. Met den achter
uitgang der industrie zijt ge ten volle slachtoffers ge
worden van uw volslagen afhankelijkheid in onze maat
schappij. Zorgt nu, dat ge medezeggen krijgt in de
toekomst.
Slnit u dan toch aaneenin uw vakoereenigingen
in uw coöperaties! in uw politieke vereenigingenen ver
dedigt daar vóór en boven alles uw arbeidersbelangen
en arbeidersrechten! en doet daar in de eerste plaats
de beteekenis en de rechten van uw arbeid tot hun
waarde komen. Arbeidt van het werk uwer zelfbevrijding.
Maakt u los uit den toestand van suffe dofheid waarin gij
veelal leeft, Bedenkt dat ge verantwoordelijk zijt voor
uw kinderenDat uw kinderen het recht zullen hebben
n ter verantwoording te roepen, indien ge uw
plichten tegenover hen verwaarloost door niet te zor
gen voor hun verlossing uit de onzekerheid- en half-
honger-toestanden waarin gij nog leeft. Kent uw
plichten
In de zitting van 27 April, (de laatste waarvan het
officieele verslag is verschenen) heeft de heer Klein
een merkwaardige beschuldiging van sehrift-
vervalsching gericht tot den wethouder Visser.
Het officieele verslag behelst daarover het volgende
(blz. 186)
Spreker (de Heer Klein) wil alleen nog eens
herhalen wat omtrent die rechtszaak is gezegd.
Van die vergadering der Commissie van gemeente
werken heeft de voorzitter (de wethouder Visser)
met den heer Van Luik dit in de notulen gezet,
doch er is geen enkel woord in de ver
gadering over gesproken. Ma de vergade
ring heeft deze toevoeging plaats gehad. Spreker
(de heer Klein) is daarop in de volgende vergade
ring terug gekomen, en de heer Van Luik heeft
daar geen woord op geantwoord, terwijl de heer
Visser in overweging gaf een voorstel te doen tot
wijziging der notulen.
Spreker heeft daaraan gevolg gegeven en, waar
hij zelf de daarop volgende vergadering niet kon
bijwonen, heett hij zijn medelid Van der Velden
gevraagd of de wijziging in de notulen was ver
meld. Het antwoord was ontkennend.
En de heer Klein voegde eraan toe dat „hij nog
veel meer zou kunnen zeggenDe heer Visser gaf
op deze beschuldiging geen antwoord; alleen ver
klaarde hij „geen onder onsje te hebben gehad met
den heer Van Luik," wat de heer Klein ook had gezegd.
Dit alles is ontleend aan het officieele gemeente-
raadsverslag, dat eerst na de dubbelovergehaalde ver
beteringen van den verslaggever en de verschillende
sprekers wordt gedrukt en doorgaans slechts een Hauwen
indruk geeft van werkelijke gesprokene. Maar ondanks
dat staat daar nu toch g"edrukt, dat een wethouder {de
heer Visser) in de officieele notulen van een raadcommissie
(die voor publieke Werken) dus den secretaris van die
commissie veranderingen laat aanbrengen, invoegingen laat
doen, waardoor de notulen iets heel anders behelzen dan ter
vergadering is voorgevallen en gezegd.
En als dan een lid van die commissie daarop in een
vergadering van die commissie aanmerking maakt, geeft
de wethouder-voorzitter in overweging, de notulen te
wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de
waarheid. De commissie besluit dan daartoe. Maar dat
geschiedt niet. En de aanbrenger van dit gevalletje „zou
nog veel meer kunnen zeggen." Waarom doet hij dat
dan niet? Dat mag de gemeente van hem eischen! dat
is zijn plichtOf meent hij al genoeg gedaan te hebben
met deze ééne onthulling?
In ieder geval, deze in openbare raadszitting geuite
beschuldiging, door den aangeklaagde (den heer
Visser) niet weergesproken, is van dien aard, dat
een raad met een klein gevoel van waardigheid en
plichtsbesef zulk een wethouder niet kan en niet mag
handhaven, indien hij zich niet afdoende en ook in
het publiek, weet te verdedigen. Het vervalschen
van officieele bescheiden is strafbaar en be
hoort tot die misdrijven, die het zwaarst worden
gestraft. Kan een wethouder in Schiedam zich aan zoo'n
misdrijf maar schuldig maken, zonder dat de Raad, die
hem tot wethouder benoemde, hem tenminste ter ver
antwoording roept? Of moet uit het gezegde van den
heer Klein worden opgemaakt, dat het hier zoo'n stel
letje is, dat het door hem genoemde feit in werkelijk
heid nog een goed figuur slaat onder andere, ergere
Wordt het geen tijd, dat er eens onafhankelijker
flinker, degelijker, kundiger mannen in den Raad komen
Des heeren Visser's collega-wethouder Mr. Jansen
wordt aan den Raad ook al aan de kaak gesteld, voor
namelijk door den heer De Groot. Zooals bekend is,
moet ook de Gemeente Schiedam in verband met de
nieuwe Woningwet, zorgen voor plannen voor uitbrei
ding der gemeente. Die plannen zijn ter samenstelling
opgedragen aan een zekeren ingenieur Paul en thans
in behandeling bij den Raad. De voorstellen van den
heer Paul zijn evenwel in strijd met de belangen
van de Maatschappij Kortland, waarin allerlei
leden der familie Jansen sterk betrokken zijn. Van
daar protesten der Kortland-Maatschappij, in den Raad
voornamelijk bij monde van Mr. W. H. Jansen, wet
houder, uitgesproken. Krijgen de plannen van den heer
Paul zonder ingrijpende wijzigingen hun beslag, dan
worden de gronden san de Maatschappij Kortland door de
hooge kosten van bebouwing, tengevolge van de vereischte
ophooging, vrijwel waardeloos als bouwterrein en verlie
zen das de familie Jansen en andere daarbij
betrokkenen de speculatiewinsten, die de Woning
wet hun had kunnen bezorgen.
In het debat over deze zaak nu zeide de heer De
Groot, toen in de vergadering van 27 April tot stem
ming moest worden overgegaan over een voorstel van
B. en W. „tot vaststelling van rooiïng en peil der
Vriendschapstraat" (bij welk voorstel overeenkomstig
de plannen—Paul in strijd met de Kortland-belangen
werd gekomen), toen zei de heer De Groot het
volgende
De heer De Groot zou gaarne vooraf uitgemaakt
zien of de belanghebbenden bij de Maatschappij
Kortland aan deze stemming zullen deelnemen.
De gemeentewet zegt, dat wanneer onderwerpen in
stemming worden gebracht, waarbij raadsleden
belang hebben, deze aan de stemming niet zullen
deelnemen.
Naar sprekers overtuiging doet zich zulk een
geval hier thans voor, hoewel spreker erkent dat
dit betwist kan worden. De kieschheid zou hier tot
onthouding moeten brengen. Waar de heer Mr. Jan
sen bij deze discussie echter weer weinig blijk van
kieschheid heeft gegeven, acht spreker het beter
dat vooraf zal worden beslist dat die niet zal mede
stemmen.
En iets later zegt de heer de Groot
Hier staat echter het belang der maatschappij.
Kortland tegenover dat der gemeente, zoodat hier
wel degelijk sprake is van een persoonlijk belang
dat aan den uitslag der stemming verbonden is.
Wat betreft de kieschheid die spreker uit het
oog zou hebben verloren bij zijn opmerking, moet
spreker verklaren, tegenover den voorzitter en den
heer Mr. Jansen, dat hij zal zeggen wat hij meent
te moeten zeggen, wanneer daarmede de belangen
der gemeente gemoeid zijn. Het kan zoo ver komen
dat men zijn meening rond uit moet zeggen, wanneer
daarmede de belangen der gemeente gemoeid zijn. Het
kan zoo ver komen dat men zijn meening ronduit
moet zeggen, al is die onaangenaam te hooren.
De heer Mr. Jansen is in deze geheele
discussie opgetreden als de advocaat van
de Maatschappij Kortland en niet als
raadslid en wethouder, zooals hij had
behooren te doenHad hij dit begrepen, hij
hadde zich van deelneming aan het debat zooveel
mogelijk onthouden.
Mr. Jansen heeft daartegenover niets geantwoord dan
dat hij in den Raad zou „opkomen voor het goed recht
van wien ookzelfs al gold het een kwestie die zijn
familieleden of zjjn persoon betrof, zou hij onrecht on
recht en recht recht noemen." Maar Mr. Jansen vergat
dat hier geen kwestie van recht of onrecht was maar
van het al of niet benadeelen van de belangen dei-
maatschappij Kortland of liever van het al of niet moge
lijk maken van hooge speculatiewinsten door die
maatschappij. En zeer terecht wees de heer de Groot
er op, dat Mr. Jansen als verdediger van die particu
liere belangen der Kortlandmaatschappij, waarin vooral
de familie Jansen sterk is betrokken, op een te zeer
eigenbelangsstandpunt stond om de onpartijdigheid van
een raadslid te behooren of de gemeente-belangen als
wethouder te kunnen verdedigen.
Mr. Jansen schijnt dat niet te gevoelen. Hei optreden
voor zijn belang en het belang van met hem
verwanten noemt hij recht. En onrecht is het in
zijn oog, die belangen niet te deelen of te
ondersteunen.
Een fraaie theorie
Tot vergrooting der ellende heeft Mr. Jansen ook
in de zitting van den 20en Mei weer leelijke pillen te
slikken gekregen. (Wel, brave christelijke „Nieuwe
Schiedammer", wat zeg je toch wel van al dat moois?)
Daarbij is hij weer van een andere zijde te zien, ook
al geen fraaie. „De Schiedamsche Courant" van 22 Mei
(2e blad) gaf daarvan een zeer uitvoerig verslag, dat
wel niet veel van het officieele zal afwijken.
De zaak is dezeOp een audiëntie bij den Commis
saris der Koningin waren de Schiedamsche raadsleden
in ontvangst; de heer De Groot bracht toen de slechte
waterverversching te Schiedam ter sprake, „en bij die
gelegenheid heeft Mr. Jansen zich daarin gedron
gen" (woorden uit het verslag). De heer de Groot vond
dat natuurlijk onaangenaam maar „heeft er in berust,
omdat bij hem het belang der gemeente zwaarder woog
dan persoonlijke gevoeligheid". Mr. Jansen nam toen
op zich, den Commissaris een schetskaartje van den
bestaanden toestand te bezorgen, opdat de Commissaris
zich beter op de hoogte van den toestand zou kunnen
stellen. Dat is nu 6 maanden geleden en het kaartje
is nog niet verzonden. De heer de Groot zeide daarbij o.a.:
Spreker (de Groot) moet dan ook constateeren dat
Mr. Jansen in deze weer z«er slecht de belangen
der gemeente heeft behartigd. Trouwens spr. zou kunnen
vragenWat «toet Mr. Jausen als wethouder
wèl la het belang der gemeente 1)
En als dan later Mr. Jansen zijn langzaamheid ver
ontschuldigt door te beweren, dat zoo'n kaartje te
maken niet zoo gemakkelijk is, enz...., zegt de heel
de Groot
Mr. Jansen zegt nu wel dat er vele oorzaken
zijn van de vertraging, maar als de wil er was
geweest, dan zou het kaartje in een paar dagen
klaar geweest zijn.
Wanneer Mr. Jansen meende dat hij geen recht
had om aan ambtenaren eenige opdracht te geven,
dan is Mr. Jansen slim genoeg «ai ui id delen
te vinden om toch tot zijn doel te geraken. 1)
Het verhaal spreekt voor zich zelf. Wij zouden alleen
dit willen vragen waarom heeft de heer de Groot tot
nu toe gewacht met een dergelijken aanval op Mr. Jan
sen Dat had al 10 jaar eerder moeten geschieden
't Is een mooi stelletje. Wethouder Visser openlijk
in den Baad beschuldigd van vervalsching van offici
eele bescheiden en die beschuldiging niet tegenspre
kende. Wethouder Jansen beschuldigd eveneens in
openbare raadzitting van verwaarloozing zijner plichten
als wethouder en het misbruik maken zijner positie ter be
hartiging van eigen belangen en belangen van verwanten
en vrienden (of klanten); want daarop komt de beschul
diging toch neer.
De Yisservlag waait op het Schiedamsche liberale
schip, de Jansenvlag waait van het bureau der Nieuwe
Schiedamsche Courant en het heele clericale kamp. 't Is de
moeite waard!
En natuurlijk zal nóch van liberale zijde nóch van
clericale zijde tegen dergelijke heerschappen iets worden
ondernomen! Daar zijn we al aan gewoon. Wordt het
geen tijd dat de bezem der sociaaldemokraten eens in
den Raad aan het werk trekt?
1) üursiveering en vetdruk van ons. Red. Moker.