No, 19. ZATERDAG 9 JULI 1904 4e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij. Bureau van .Redactie en Administratie: A. WINTERBERG, Raam 2?. Afdeelingsnieuws. Helpt allen mee. Een en ander over onze Vroedschap. Christelijke (Apen) liefde. ABONNEMENTSPRIJS 25 cent per kwartaal franco per post 30 cent Losse nummers 2 cent. bij vooruitbetaling. Huishoudelijke vergadering op Zondag 17 Juli a. s. s morgens te 10 ure. Agenda in De Moker van de volgende week Het Bestuur. Stukken voor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 unr in het bezit der Redactie zijn ADVERTENTIËN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke kortisg. Helpt mee, helpt allen mee, gij mannen en gij vrouwen Helpt mee met energie, met moed en zelfvertrouwen Gij, die een menschelijk hart, een wil hebt in uw lijf De menschheid roept om hulp, om d'allerbeste krachten van hen, die willekeur en tyrannie verachten, Roept dringend hen te hulp voor edeler bedrijf! Helpt mee, helpt allen mee! daar wordt gemeens bedreven Daar wordt de huichelarij tot zedeleer verheven, De reine menschenmin geminacht en bespot. Helpt mee! daar wordt van deugd en godsdienstzin ge- t-, [femeld, En toch de vrome schurk gevleid en opgehemeld, De goede neergedrukt, getrapt, in naam van God! Helpt mee, helpt allen mee, daar wordt gebrek geleden, Daar wordt gezucht, geklaagd, gejammerd en gebeden Om uitkomst, redding, in den o, zoo bitteren nood. Helpt mee, helpt allen mee, daar wordt gebukt, gekropen, Daar wordt gewroet, gezweet, gewanhoopt en gezopen', Daar wordt gekuipt, gesmeekt, gebedeld om wat brood. Helpt mee, helpt allen mee, daar klinken wanhoopskreten Daar worden medemenschen in de hel gesmeten, De hel van misdaad, armoe, kommer en ellend. Helpt mee, helpt allen mee, daar ginder vloeien tranen Van 't vruchtlooze pogen zich een weg te banen Door 't leven, zoo bemind, schoon nauwelijks gekend. Helpt mee, vooral helpt mee, gij die alleen moet leven, Om anderen de vrucht van uw vlijt te geven, Helpt mee te pletter slaan dat vreeselijk slavenjuk. Gij massa van het volk, gij die niet meer wilt lijden, Gij, die niet meer te vroeg van deze aard wilt scheiden', Helpt mee! verschaft u zelf genot en aardsch geluk. Helpt mee, helpt allen mee en niemand stil gezeten; Wat vuil is en wat slecht dat moet er uitgesmeten, Wat hoog is en gemeen moet naar omlaag gesmakt. Helpt mee, met vaste hand den bezem aangekregen, Om alles wat er stinkt en rot is weg te vegen. Helpt mee, o helpt dan mee, gij die van ernst kunt blaken, Van verontwaardiging in heilige drift kunt raken, Bij 't zien van nood'loos leed en hemeltergend kwaad. Helpt mee, helpt allen mee en weet wat aan te dragen Op t altaar van den plicht, dat ook uw deel komt vragen, Onttrekking aan dien plicht is lafheid, hoogverraad. Groningen 1889. J. h. A. Schaper. De Scbiedamsrhe Vroede Vaderen maken in den laatsten tijd herhaaldelijk den indruk van verdeeld te zijn in een aantal clubjes, die elkaar niet kunnen luch ten of zien maar elkander niet aandurven of aan kunnen. Dan onweert het een beetje in de verte; de heer de Groot zingt zachte onweerszangen tegen Mr. Jansen, die dan zijn lieven bloedverwant P. C. M. gebruikt als redder uit den dreigenden nood; of de heer Eis mop pert wat tegen Kees Klein of een anderof Kees Klein lanceert een paar windtorpedo's (andere schijnt hij niet te bezitten) tegen den grooten Majooren bij dat alles voegt de Burgervader zijn zachtmoedige Oppergodsver- wijten of zingt herderlijke vredesliederen. Maar in de verte onweert het als een onweer dat de rivier of de bergen niet kan overkomen. De buitenstaanders, kiezers en niet-kiezers, begrijpen niet, waar al dat onweertje-spelen voor dient. Als er werkelijk iets niet in den haak is, bijv. in het beleid of de daden van Mr. Jansen (zooals de heer de Groot schijnt te willen aantoonen), of van den heer Visser (zooals de heer Klein schijnt te willen betuigen), of van de een of andere Raadscommissie (zooals de heer Ris schijnt te bedoelen ten opzichte van de Raadscom missie, waarbij de heer Klein de belangrijke post van orgeltrappen vervult), dan moet dat niet alleen volledig en met groote openhartigheid en eerlijkheid worden be toogd en bewezen, maar dan moet men ook den moed en het inzicht hebben, een besluit te nemen waardoor de voortgang van het aangewezen kwaad wordt belet. En dan moet men niet tevreden zijn met een beetje uit de verte onweeren. Dat wordt spoedig belachelijk. En zoo iets ernstigs als een vergadering van onze Vroede Vaderen moet er natuurlijk dubbel voor waken niet belachelijk te worden. Want wat blijft er dan voor onaantastbaar ernstigs en eerbiedwaardigs te Schiedam over In den laatsten tijd hebben wij nu al in openbare raadzitting de volgende beschuldigingen te hooren ge kregen tegen den weihouder Visser een beschuldiging van ver- valsching van openbare bescheiden (de notulen van een officiëele Raadscommissie); tegen Mr. Jansen van geld te hebben verdiend aan de Gemeente, wat in strjjd is met de wet tegen Mr. Jansen een beschuldiging van meer op zijn eigen belangen dan op die der Gemeente te letten tegen de Commissie van gemeentewerken een beschuldi ging van ergerlijke partijdigheid bij benoemingen. Indien men nagaat wat op die beschuldigingen had moeten volgen, indien men werkelijk een besluit had willen (of kunnen nemen, dan komt men hiertoe bleek de beschuldiging tegen ivethouder Visser waar te zijn (wat deze feitelijk niet heeft ontkend), dan had de Raad hem als Wethouder moeten schorsen en een strafvervolging tegen hem moeten instellen bleek de beschuldiging tegen wethouder Mr. Jansen van geld te hebben verdiend aan de Gemeente, juist, dan was de Baad volgens de Gemeentewet verplicht hem ie schorsen en de zaak in handen van Gedeputeerde Staten ie stellen bleek Mr. Jansen bijv. in zake Kortland als advocaat der Kortlandmaatschappij en niet als Gemeente wethouder te hebben gehandeld, dan was de Raad verplicht, hem onmiddellijk als wethouder te ont slaan. en bleek de beschuldiging tegen de Commissie voor Gemeentewerken juist, dan behoorde dé Raad die Commissie geen oogenblik langer te handhaven. Van dat alles is niets geschied. In al die 4 zeer belangrijke gevallen heeft de Raad ergerlijk zijn plichten vergeten. Noch wethouder Visser, noch Mr. Jan sen, noch de Commissie voor Gemeentewerken heeft zich maar zelfs de moeite gegeven om te pogen zich van de in openbare Raadszitting gedane beschuldigingen te zuiveren. En de Raad doet daar het zwijgen toe. Waar blijft nu de man, die den zedelijken moed heeft, deze vuile zaakjes eens op te knappen en den Gemeente raad voor de keus te stellen, medeplichtig te worden aan de in de beschuldiging genoemde ergerlijke feiten en daden, of die ergerlijkheden naar wet en recht te straffen Moet het bij onweergerommel in de verte blijven Of zal het ook eens toornig inslaan in dezen van verdor venheid betichte huize Doch nu vergeten wij toch één belangrijke gebeurtenis, een feit van buitengewoon gewicht voor de vaststelling van de „strijdwijze" in den Raad. De heer P. C. M. Jansen heeft den veelbeschuldigden Mr. Jansen trachten te„verdedigen," behoorde daar te staan. Maar dat is het gekke van het geval; dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft zelfs geen poging aangewend om den schijn aan te nemen van Mr. Jansen te willen vrij pleiten tegenover den heer de Groot. Dat schijnt niet mogelijk te zijn. Neen, de heer P. C. M. Jansen heeft den heer de Groot beschuldigd, in 't klein, heel, heel in 't klein, hetzelfde te hebben gedaan als Mr. Jansen, nl. geld te hebben verdiend aan de Gemeente en als belanghebbende over een zaak in den Raad (de Warande-verhooging) te hebben meegestemd. Dat geldverdieuen moet dan bestaan hebben in het plaatsen van een advertentie voor de Gasfabriek in het adver tentieblad De Maas- en Schiebode, hetwelk uitgegeven wordt door de Coöperatieve Drukkerij, waarvan de heer De Groot directeur is. En dat meestemmen zou dan onbehoorlijk zijn geweest omdat de heer de Groot, zelf aan de Warande wonende, belanghebbende was en dus niet mee mocht stemmen. Wij zullen op deze 2 kwesties niet ingaan, voordat de heer de Groot zijn toegezegde verdediging heeft gegeven. Maar wij wiilen hier deze 2 opmerkingen reeds maken: lo. dat deze beide „feilen" van den heer de Groot als Raadslid, gesteld dat zij waar zijn, op geen stukken na op 1 lijn kunnen gesteld worden met de „feilen" van Mr. Jansen èn als Raadslid en als Wethouder; en 2o. dat de mogelijke feilen" van den heer de Groot als Raadslid toch in het minst Mr. Jansen niet schoonwasschen. De heer P. C. M. Jansen maakte de ongelukkige vergelijking van de pot en den ketel. Daarmee erkent hij de zwartheid van Mr. Jansen dus. En daarmee heeft hij feitelijk de zaak van Mr. Jansen verergerd. Want nu heeft hij, door alleen den heer de Groot als beschuldiger te wraken, diens be schuldiging als onweerlegbaar erkend. Wat den Raad dus allerminst ontheft van de verplichting, alsnog op Mr. Jansen de voorschriften van de Gemeentewet ten opzichte van zulke gevallen toe te passen. Maar wat te denken van de strijdwijze van den heer P. C. M. Jansen in dit geval? Te pogen, door een contrabeschuldiging aan het adres van den heer de Groot diens beschuldigingen tegen Mr. Jansen in den doofpot te duwen? Dergelijke strijdwijzen hooren in een Gemeenteraad niet thuis. En dat alweer niemand in den Raad een woord daarover zeideis dat louter onbeholpenheid? of wat is dat toch? Intusschen, het is begonnen te onweeren in de verte. Als goede torenwachters zullen wij de wacht houden. Gaat rustig slapen. Schiedamsche goe-gemeente, De Moker waakt. In de Zondagsbode, zooals al onze lezers zeker wel zullen weten, het blad van de orthodoxe dominée's, vinden we het volgende Hoe Rome In onze dagen handelt. Ik voel mij verplicht openbaar te maken wat dezer dagen in de stad onzer inwoning is voorge vallen. Een R. K. werkman is gehuwd met een Protes- tantsche vrouw. Hun 3 kinderen werden in de R. C. Kerk gedoopt. De man komt evenwel tot het inzicht dat de R. C. kerk hem niet kan voldoen. Onder t gehoor van Ds Halffman in zijn wijklokaal, wordt die indruk versterkt. Hij geelt zijn verlangen te kennen dat zijn 3 kinderen zullen worden overge schreven in de kerk zijner vrouw. De kerkeraad richt het verzoek om doopbewijs tot den pastoor zijner parochie. Deze gaat daarmede naar de branderij, waar de man werkt, en bedreigt hem, indien hij volhoudt, „hem wel te zullen krijgen." De man laat zich door den pastoor niet overbluffen, maar ondervindt de macht van den pastoordoor zijn Roomschen patroon wordt hij ontslagen. Om geen andere oorzaak dan dat hij zijn kinderen op de boeken van onze kerk deed overschrijven. Nu staat hij broodeloos. Is er niemand, die hem weer aan werk zou kunnen helpen? Hij heeft een uitnemend getuigschrift. Hij is bran dersknecht. Nadere inlichtingen geven gaarne Ds. Halfffman en Ds. Couveé. Zooals onze lezers bemerken zullen, wordt hier be vestigd, wat wij voor enkele weken vermeldenAy, ziet, hoe lief zij elkander hebbenIn ons vorig no. gaven wij het getuigschrift weer, wat de patroon bij iet ontslag uitreikte, verklarende dat hij zich eerlijk MOK

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1904 | | pagina 1