Vlaardingen. Ingezonden. PorJawel zeker, en weet je wel waarom Pik Neen, waarom dan PorDat zal ik je zeggen. Men beweerde in 't algemeen, dat die kwestie Schuitmaker niet naar den zin van den Burgemeester ging. Hij en de andere vroede mannen zagen dat de publieke opinie meer en meer op de hand van Schuitmaker kwam, en zich meer en meer begon te keeren tegen het dagelijksch bestuur, en daarom vermoedde men dat de Burgervader zich een poosje schuil hielde, want, zoo redeneerde men, dan kalmeert het publiek zich, en het gaat als met alle zaken, het interressante gaat er af. Pik: Maar Por, je gelooft zeker met mij dat de Burgervader niet voor z'n plezier alhier Burgemeester is geweest. Ja, het was wel van dien aard, dat velen over z'n ziekte sprekende, dat deden op de meest cynische manier, ja, er waren er die zich niet ontzagen, om in die dagen toen men wist dat hij vreeselijk veel leed, om zelfs toen nog zijn gewone toenaam of liever gezegd scheldnaam te gebruiken! en dat vind ik wel een beetje bar, ik vind zooals ik daar straks zei, men moet het menschzijn toch nooit vergeten, en daarbij is het mijn inziens van het publiek altijd een grove fout geweest, om van alles wat er in Gemeentezaken niet ging zooals het behoorde, de Burgemeester de schuld te geven. Ik zeg nogmaals, dat was een grove fout. PorDat ben ik met je eens, want vergeet niet, dat hij als Voorzitter van den Baad, krachtens z'n ambt de voorgestelde zaken had te verdedigen Maar hij kon toch niet één Kaadslid dwingen die voorstellen aan te nemen. Aldus komt het hierop neer, dat wanneer daar voorgestelde zaken zijn in- en doorgevoerd, die niet de instemming der burgerij hadden, ja, waarvan men zoo menigmaal beweerde dat zij indruischten tegen het publiek belang, daar moest naar mijn meening de schuld niet in de eerste plaats geleden worden op het hoofd des Burgemeesters, maar wel op die der Raads leden. Pik: Juist zoo! De Raadsleden hebben zich altijd getoond echte zwakkelingen te zijn, ja gingen in hun zwakheid en lafheid zoover, dat wanneer zij nog eens werden aangesproken over de zaken, zij er zich af maakten met te zeggenoch het gaat niet zoo gemak kelijk de Burgemeester te weerstaan, want hij is wat „mans". PorNou, maar ik vind dat een Burgemeester en Voorzitter juist veel mans moet zijn. Hij moet iemand zijn nit één stuk, iemand, die geen mensch naar de oogen ziet, maarhetzelfde verlang ik ook van de Raadsleden,- en, wanneer zij niet zijn opgewassen tegen een handigen voorzitter, dan moeten zij zich niet laten* verkiezen, en doen zij het dan wel, dan spelen zij met het vertrouwen, hen door de burgerij geschon ken, en hebben zij altijd gedaan wat men wel eens ziet van schooljongens als zij iets doen wat niet in den haak is. Wanneer men hen daarover aanspreekt, dan zeggen zij die of die jongen heeft het mij ingestoken PikEn wat zullen nu de gevolgen zijn Want nietwaar, ook deze ledige Burgemeestersplaats zal weer gauw ingenomen worden door een andere en dan is de vraag, wie of wat zullen wij hier krijgen Verschillende gedachten doorkruissen hierbij elkander. Zal het zijn, een liberaal, of een antiliberaal, zal het zijn iemand van demokratische of van aartskonservatieve beginselen Dit alles is voor ons nog een gesloten boekwij weten het niet, maar wij vreezen, wij vreezen opgescheept te zullen worden met een kerkelijk man, met andere woorden iemand die op gezag of op hestelling werkt, of nog anders uitgedrukt iemand, die van bovenaf z'n orders krijgt, iemand die zal zijn een gewillig instrument in de handen van Reaktionair Lands- en Provinciaal- bestuur, iemand die de rol zal spelen van Marionet, van springpop waarvan de koordjes zullen worden vast gehouden door hooge Oomes van het merk Coalitieka binet stijl 1901—1905. PorEn wat ik hier even wil tusschenvoegen is dit, dat de nu overledene, ondanks veel gebrek en tekort komingen, zich bij oogenblikken boven de partijen durfde te plaatsen, dat hij dikwijls toonde de echte onverdachte liberaal ie zijn, en al is het waar, Pik, dat liberalen en anti-liberalen in veel gevallen voor ons zijn, „lood om oud ijzer11 vanwege hun burgelijke kijk op de zaken, het neemt toch niet weg, dat je met een liberaal beter kan opschieten dan met een domper. PikDat is zeer juist van je gezien, want vergeet niet, dat een antirevolutionair en een katholiek geloo- ven op gezag niet alleen, maar ook handelen op gezag, zelfs zoodat zij dikwijls meeningen hebben of handelin gen plegen, die indruischen tegen het gezond verstand, maar zeggen zij dan, wij moeten ons onderwerpen aan de autoriteit van het Schrift, en de katholiek aan die van Rome PorJa zoo is het, en wanneer je dan nagaat, dat de uitlegging van dat Schrift van de een heel wat verschilt van die van een ander, al zijn zij beiden kerkelijk. Ja zelfs, dat er onder die kerkelijken zijn, die bewezen, dat er in dat Schrift geen leiddraad gevonden wordt voor ons politieke en publieke leven, dan vraag ik je in gemoede tot wat verwarring zulke dingen aanleiding moeten geven. Pik: Ja, en weet je wat ik ook zoo drukkend en beknellend vind, dat men ons zoo'n ambtenaar van bovenaf toezend. Ik bedoel, dat zoo'n man in den Haag benoemd wordt. Por: Wat zou jij dan willen, Pik? Pik: Wat ik zou willen en meer met mij, wel een voudig dit, dat een Burgemeester gekozen werd door de burgers zelf, zooiets als dat een voorzitter en leider in een vereeniging bok door de leden zelf worden ge kozen. Vergeet niet, dat een gemeente ook een ver eeniging van menschen is, en ik wil dan een volgende keer hierop nog wel eens terugkomen. X. Afgeluisterd door iemand die dezer dagen stond te kijken naar het opladen van tonnen met haring in spoorwagens op het station te Vlaardingen. Plaatsknecht van de firma A. Hoogendijk Jr. tegen plaatsknecht van den Reeder en koopman Hendrik van der Burg. Hé daar, zeg, kameraad je bent abuis. Je laad tonnen in wagens die voor ons bestemd zijn! Knecht van v. d. Burg. Kan er Diks an doen. M'n patroon gebied het mij. Zoon van v. d. Burg, hé wat is datKnecht van Hoogendijkwel ja ik zeg daar dat jelui abuis zijn, dat is onze wagon De Zoon Moet je naar mijn vader gaan. Vader ver schijnt en vraagt wat is dat Knecht van Hoogendijk tegen v. d. Burg, och mijn heer wees zoo goed en gaat niet door met deze wagon, want het is de onze. Hendrik v. d. Burg Dat kan mij niks verdommen Vooruit maar jongens laden maar Een kantoorklerk tegen v. d. Burg Mijnheer, wees asjeblieft zoo goed en stopt nu met deze wagon, anders krijgen wij samen daar last en hinder van. Hendrik v. d. BurgWat jij, wil jij ook nog wat zeggen? Vraag jij maar aan jou vaar om de centen die ik nog van hem krijgt Wanneer wij nu weten dat de heer Hendrik v. d. Burg iemand is die al jaren de kerk plat loopt, ja, die zelfs vroeger jaren naar de gemeente Kethel ter kerke ging, omdat daar als Dominé fungeerde de zoon van den Reeder Meerburg te Katwijk (waarvan v. d. Burg om- missionair in haring was en ook de verdere zorg, over de bommen haddenwanneer wij weten dat Hendrik van der Burg is geweest plaatsbaas bij de firma Pot, en daar op een leuke manier ontslagen is omdat zijn handelingen niet waren te rijmen met de regelen van eerlijkheid dan vragen wij ieder weldenkende of die man nog gerekend kan worden tot de fatsoenlijke bur gers! En verder of de naam mijnheer voor v. d. Burg niet kan vervangen worden door huichelaarO. Zuigen maar. Men zal zich nog wel herinneren, dat we 2 maanden geleden met een enkel woord wezen op de geruchten die de ronde deden omtrent belastingverhooging, en wij zouden afwachten tot we ons aanslagbiljet thuis gestuurd kregen, om dan het onze er van te zeggen. Nu, gepasseerde week werden wij verrast met het „pampier", doch een verrassing wejke alles behalve aangenaam was, nl.men heeft van vele arbeiders de aanslagen weer verhoogd! Hoe men het heeft durvên doen, om juist ook weer vele arbeiders meer op te laten dokken, is ons een raadsel. Maar dat het schandelijk is, dat mag hier wel eens gezegd worden. Wij zouden de heeren die het kohier vaststelden, toch eens zoo gaarne bij de ooren willen trekken, en hen vragenkunt gij met een inkomen van 10, 11 of 12 gulden per week rondkomen? Zjjt ge getrouwd, zoo ja, hebt ge dan wel eens moeder de vrouw hooren klagen, dat zij met den besten wil van de wereld er niet meer van doen kan, dan zij reeds doet? Weet gij, wijze heeren, die uw bittertje en uw havanna-sigaar op tijd geniet, dat het toch zoo'n ellende-leven is van zulk een bedroefd laag inkomen als de arbeiders hebben, week in week uit, te moeten „leven"?! Weet ge dat alles Ja, gij weet het, heeren! Maar toch ondanks dat, wordt de zuigpomp nog eens op des arbeiders porte- monnaie gezet, om het nog maar eens te probeeren of daar heel onderin nog niet een enkel guldentje naar boven valt te krijgen; je kunt nooit weten, nietwaar. En wat de arbeiders meer betalen, dat behoeven wij alvast niet bij te passen. Doch vergeet niet heeren, dat ge door vele arbeiders nog meer te laten betalen, hun pijn doet. Pijn, omdat aan die centen bloed kleeft, van hen en hun kinderen. Schandelijk is het, dat de rijke van zijn overvloed zoo weinig en de arbeider van zijn tekort zooveel moet betalen. Grooter ongerijmdheid is niet denkbaar. Indien het dan ook waar is, dat we van alles wat wij op dit ondermaansche verrichten, eenmaal rekenschap zullen moeten geven, dan zouden wij niet gaarne in de plaats willen staan van hen, die op zulk een wijze de arbeiders willen. Arbeiders zijn toch óók Godsschepselen, óf soms niet? Bittere ironie Nu de „bloem der natie," zich in deze maanden ver lustigt en zich laaft aan alles wat de natuur en de verschillende badplaatsen, zich in wellust rondwentelt, opmakend het geld wat men de arbeiders te kort heeft gedaan, met kwistige hand de rijksdaalders wegsmijtende, dat lieve geld waar anderen zoo'n groote behoefte aan hebben om in de allereerste behoeften te kunnen voor zien van badplaatsen bezoeken laten wij nu nog maar buiten bespreking nu, nota bene, sturen ze je eerst pas je belastingbiljet op je dak. Minstens twee maanden te laat. Men snapt zeker niet hoe allemachtig verstandig dit is, de menschen voor het feit te plaatsen, .dat men in den loop dezer maand twee termijnen zal hebben te voldoen, Waarachtig men kon toch wel een beetje snuggerder wezen. Dit late rondzenden van de biljetten verwekt dan ook vrijwel algemeen groote ontevredenheid. Zoo werd ons toegezonden het volgend adres door de kiesvereeni- ging „"Volksbelang" aan den Raad gericht: „Ondergeteekenden, in hun kwaliteit van voor zitter en secretaris van de kiesvereeniging „Volks belang" wenschen het volgende onder uwe aandacht te brengen a. dat zij met leedwezen hebben opgemerkt, dat eerst op 31 Juli j.l. de belastingbiljetten voor den hoof- delijken omslag den belastingschuldigen zijn toege zonden b. dat zij de aandacht van Uw college er op willen vestigen, dat onder de belastingschuldige vele arbei ders en kleine luyden zijn c. dat om laatstgenoemde reden het ons wenschelijk en hoogst noodzakelijk voorkomt, dat in den ver volge zich een herhaling van het door ons gewraakte feit worde voorkomen, daar het voor meergenoemde catagoriën van personen zeer bezwaarlijk is, staande voor den eisch op de aanslagbiljetten vermeld: „Indien bij het uitreiken van het aanslagbiljet een of meer der genoemde termijnen reeds ver streken zijn, is het gezamenlijke bedrag daarvan dadelijk verschuldigd," daaraan te voldoen. Verzoeken den Raad met het hierboven gedane ver zoek van ondergeteekenden rekening te willen houden, opdat niet noodeloos de belastingdruk nog verzwaard worde van hen, voor wien het toch reeds zoo moeilijk is, hun belastingpenningen bijeen te brengen, en het daarheen te leiden dat in het vervolg de biljetten 3 a 4 weken vóór het vervallen van den eersten termijn worden toegezonden. (Volgen de handteekeningen.) De kiesvereeniging heeft hiermede een goed werk verricht, en zeker zal daar wel een hartig woordje over gezegd worden, als het straks in den Raad aan de orde komt. Zulke zaken voor „kennisgeving" aan nemen, kijk, dat gaat zoo gemakkelijk niet meer. Aan de burgerij van Schiedam. In de Schied. Courant van Zondag 24 Juli 2e blad 2e bladz. is opgenomen, blijkbaar woordelijk, de door den heer P. C. M. Jansen in de raadszitting van 22 Juli voorgelezen rede. Toen was het mij niet mogelijk op het eerste aanhooren die rede in bizonderheden te volgen, waarom ik de gelegenheid trachtte open te houden daarop later te antwoordendit gelukte niet, de Raad sloot het „incident". I k meen nu, na nauwkeurige lezing, er op te moeten terugkomen. De kritiek van den heer P. Jansen op mij. Over de zaken zelve van de levering door de Drukkerij de Eendracht en de ophooging der Warande valt niets nieuws meer te zeggen; de feiten staan vast en ons beider oordeel daarover is bekend. Maar 3 zinsneden kunuen op mijn karakter een smet werpen en dit wensch ik te voorkomen. 1. De plaatsing der advertentiën was mij onbekend. De heer J. zegt nu dat ik zeer zeker tegenover een ander zou uitgeroepeu hebben maar u hadt het m oeten weten. Hij wrijft mij dus partijdigheid aan op grond eener onderstelling. Heeft de heer Jj niet gevoeld, dat hij hier het veld der verdachtmaking betreedt 2. De heer J. vraagt of ik in de vergadering van 1 Juli doodleuk mocht zeggen, dat ik de noodige be scheiden miste om dadelijk te kunnen antwoorden, ter wijl het feit mij bekend was. Stellig mocht ik dit, want al herhinnerde ik mij door zijn aanval het 2 jaren oude feit, de bizonderheden stonden mij, doodmoe van de lange vergadering, alles behalve duidelijk voor oogen. 8. En nu een formeele beschuldiging van partijdig heid, omdat ik als voorz. der Fin. Comm. wel gewezen heb op leveringen door Mr. Jansen gedaan, niet op levering door anderen en mij gedaan. Die beschuldiging is gemakkelijk te weerleggen. In 1901 heeft de fa. W. Jansen Co. aanzienlijke kapitaaldiensten tegen betaling aan de gemeente bewezen (f 105000 geleend en rente en provisie ontvangen) en daarop is door mij geen aanmerking gemaakt. Die zaak en alle andere zijn doorgegaan op de gangbare opvatting van Art. 24. En waarom is in Juni 1.1. wel aanmerking gemaakt op een soortgelijke handeling van Mr. Jansen's firma Omdat hij toen door de bekende andere feiten bewijzen van onbetrouwbaarheid had gegeven, omdat dus levering door die firma gevaarlijker moest worden geacht dan (Buiten verantwoordelijkheid der Redaktie.) Copie wordt niet teruggegeven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1904 | | pagina 3