No. 13. ZATERDAG 27 MEI 1905 5e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaidemokratische Arbeiderspartij De aanstaande verkiezingen. Nog verder van wal. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal 1 7 franco per post 30 cent j Uj Losse nummers 2 cent. Bureau van Redactie en Administratie: A. WINTERBERG, Vriendschapstraat 11 boven. AD VERTE NTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. Stukken voor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. XII. Het kenmerkende der liberalen. In een der propagandabrochures, van liberale zijde uitgegeven voor dezen verkiezingstsijd, 1) wordt het kenmerkende van ,,het Liberalisme" tegenover zijn tegen standers aldus omschreven „De anti-revolutionaire partij is die der ie actie, de liberale partij is die der evolutie het socialisme staat de revolutie voor." Prof. Treub in zijn artikel „De komende stembus strijd" is minder duidelijk. Wel keert ook hij zich tegen de kerkelijke partijen aan de eene zijde en tegen de sociaal-demokraten aan de andere zijde, maar een duidelijke omschrijving van het „positieve" liberalisme ontbreekt bij hem. Integendeel hij keert zich met groote heftigheid tegen de oud-liberalen, in wie hij als vrijzinnig- demokraat „politieke tegenstanders" ziet. Maar dan komt deze eigenaardige slotsom over de oud-liberalen „Op het stuk van de onderwijs- en handels politiek, alsmede de handhaving onzer staatkundige vrijheden heeft het manifest de sympathie van alle vrijzinnigen. Vrijzinnig is het oud-liberale manifest zonder twijfel, maar het ademt een andere vrij zinnigheid dan het accoord van vrijzinnig-democraten en unie-liberalen." Een eenigszins nauwkeurige omschrijving van die 2 soorten van vrijzinnigheid ontbreekt. "Wel zou men uit eenige uitlatingen kunnen opmaken, dat hij een „conser vatieve" vrijzinnigheid en een meer of min „democra tische" vrijzinnigheid onderscheidt. Maar wijzer wordt men ook daar niet mee, waar hij beide groepen als „vrijzinnigen" stelt tegenover de kerkdijken en de sociaal-demokraten. Maar toch is er een enkele zin te vinden in Treub's artikel, die den weg van zijn ge dachten kan aanwijzen, wanneer hij nl. schrijft „De sociaal-demokraten, die als revolutionaire arbeiderspartij tegen onze kapitalistische maat schappij en daarmede tegen alle bourgeois-partijen vijandig over staan, gaan hun eigen weg." Hier brengt prof. Treub de 2 vrijzinnige groepen, die politieke tegenstanders van elkander zijn, onder bij de bourgeois-partijen, die de handhaving van „onze kapita listische maatschappij" op het oog hebben en nastreven. Met de kerkelijke partijen samen zijn dus volgens Treub de vrijzinnigen van links en van rechts voorstanders van de handhaving der kapitalistische maatschappij. Met deze uitlating kan men verder komen. En indien prof. Treub bij de behandeling van de tegenwoordige politieke partijen uitgegaan was van deze indeeling en deze om schrijving, dan zou hij tot deze slotsom hebben moeten komen; dat bij alle bourgeoispartijen, onverschillig of zij onder kerkelijke vlag of onder vrijzinnige vlag op- optrekken, de instandhouding der kapitalistische maat schappij hoofddoel is, en dat er tusschen al die partijen slechts een gradueel verschil van kapitalistische eigen schappen bestaat met een vrij groot verschil in vlag. Nog duidelijker komt de juistheid van deze formu leering, door Prof. Treub niet ingezien of niet aangedurfd, uit door hetgeen een oer-conservatief als professor d' Aulnis de Bourouill, die in Groningen candidaat is gesteld tegenover den vrijzinnig-democraat prof. Drucker, in zijn candidatenrede zeide. Hij gebruikte daarin o.a. deze krasse beweringen (in dezen vorm ontleend aan het ver slag der N. Rott. Ct.) „Neen, het is thans de vraag of de kwestie niet eens zuiver gesteld moet worden. De liberale partij heeft zoovele jaren met eere geregeerd, maar de vrijz.-dem. met hun tempering van den klassenstrijd, spelen het socialisme in de hand. Zij hebben wel woorden van afkeuring, maar willen afzien van alle daden tegenover de partijen die de maatschappelijke orde vijandig zijn." Wat verbindt dan feitelijk de verschillende liberalen? Iets positiefs is er niet te vinden. Maar wel dit negatieve, dat door Mr. Levy wel het helderst wordt gezegd en het meest ronduit wordt erkend (o.a. in zijn brochure „Het goed recht der vrijzinnige samenwerking"), en dat hij aldus omschrijft „Het (blanco-artikel) beteekent niet abdicatie, niet beginsel-verloochening, niet concessie, niet con- ciliatie. Tot dit alles mag een eerlijke partij niet medewerken, indien hare beginselen daardoor in het ongereede raken. 1) Het bestaansrecht der liberale partij, door C. H. H. „Het beteekent welwij willen onze geschilpunten thans niet uitvechten, in het gezicht van den ge- meenschappelijken wederpartijder. Die geschillen zijn er. Wij denken er niet aan ze weg te moffelen, maar wij achten het oogenblik slecht gekozen om ze breed uit te meten." En die gemeenschappelijke wederpartij derdat is het clericalisme, „het clericale gevaar". O neen, men moffelt zijn beginselen niet weg maar men hangt ze flink in de kamfer of in de naftaline in de kleerkast om ze voor- loopig niet meer te gebruiken enom later, als men ze weer noodig heeft, te bemerken dat men in die kleeren niet meer past, of dat ze ouderwetsch zijn ge worden of beschimmeld zijn of iets dergelijks. Wat een gescharrel, wat een gepeuter, wat een roem loos' woordengescherm, alleen om te bedekken dat er niets is dat verbindt dan het negatieve anti-clericalisme. En dat noemt de liberale brochurenschrijver C. H. H. dan „evolutie." Ja, evolutie, maar dan de evolutie van een stervende plant, een stervende vrucht, een stervende bloemdie schrompelt ineen of rot in; die kan alleen nog dienen als bemesting van den grond, waaruit nieuw leven moet opgroeien en opbloeien. Meer, andere, „evolutie" is er niet te vinden. De heele „actie" der liberalen bewijst dan ook dat ze zelf niet weten wat ze willen en dat ze met de grootste onzekerheid en onbewustheid handelen. In het eene district werken de oud-liberalen met de concentratie liberalen samen. In het andere district stellen ze candi- daten tegenover elkander. In het eene district omarmen oud-liberalen en vrijzinnig-demokraten teederlijk, in het andere trappen ze mekaar. En dat geven ze dan allemaal als „positieve" politiek van onverdacht liberalisme te slikken. En overal, op een heel, heel enkel district na, doen ze zoowat niks. Na eerst met „jong liberale gardes" aan kiezerskweek gedaan te hebben, blijken ze op een enkel district na niet meer te weten wat te doen, maken onmogelijke brochures, en Maar wat komt er dat ook op aan? Waar liberaal gelijk wordt aan anti-clericaal, waar anti-clericalisme het eenige kenmerk van het liberalisme wordt, daar kan van heilig vuur voor eigen beginselen, eigen denkbeelden, eigen overtuiging ook geen sprake meer zijn. Wat wij aanteekenden op het artikel in Stemmen „Flauw en dom" wordt in 't laatste no. van dit blaadje aldus beantwoordt Iets nieuws of een vergissing? Dat de S. D. A. P. anti-kapitalistisch is weet ieder iets nieuws echter is dat ze beweert geen anti-klerïka- lisme te bezitten, en dat toch wordt in het vorig nummer van „de Moker" gezegd. Ja werkelijk, nu zouden wij gaan twijfelen of wij van heel de soc. dem. strijdwijze wel veel of liever iets weten, we gaan nog verder en vragen of na zulk een uiting, zoo in strijd met haar verleden en met het doen harer buitenlandsche zuster partijen, er wel een verstandig mensch is, die daarvan iets weet of begrijpt. Maar wij denken dat de schrijver van het stuk „De plank mis" zich te goeder trouw ver gist zal hebben bij 't gebruik van 't woord anti-klerikaal. Er wordt o.a. in dit schrijven gezegd: wij bestrijden deze regeering niet omdat ze zich christelijk noemt. Blijkt hieruit niet dat de schrijver meent dat kristelijk en klerikaal hetzelfde is en zoo ook onkristelijk en anti klerikaal. Maar mijn waarde, dan zijt gij de plank mis. 't Verwondert ons niet, dat ge niets tegen het christelijke hebt, 't zij_ zich dat als katholiek of calvinistisch, ethisch of vrijzinnig vertoont want ge hoopt onder de aanhangers van al die richtingen propaganda te maken, wat u wel1 licht ook wel gelukken zal. Maar al is uwe partij zooals gezegd niet anti-kristelijk, anti-klerikaal moet ze wel zijn, juist omdat ze is een democratische partij. Christelijk zijn beteekent een godsdienstig geloof te hebben en een godsdienstig leven te leiden in overeenstemming met Jezus' denken en streven voor zoover dat mogelijk is. Hier bevindt ge u dus op het terrein van 't gemoeds en zedelijk leven, doch geheel iets anders is het clerica lisme. Met dat woord duiden we immers aan het politieke drijven en streven om de geheele menschelijke samen leving te brengen onder den invloed of liever onder de macht der kerk, der kerkelijke dogma's, der kerkelijke personen, hieruit kan niet anders ontstaan dan een zui vere hiërarchie, die ten slotte wel zou moeten leiden tot de zuiverste autocratie, welke de macht over de volkeren zou leggen in den hand van dien eenen, te Rome. Dat kan niet één democratische partij en wel 't minst de sociaal-democratische partij toelaten. Ze moge het chris telijke in de partijen ongemoeid laten maar het klerikale moet ze bestrijden of zij verloochent haar beginsel. Ik geloof dan ook niet dat er veel socialisten zullen gevon den worden die de stelling van dezen schrijver dat „de S. D. A. P. geen anti-klerikalisme bezit" zouden willen verdedigen en dat verreweg de meesten het met ons eens zouden zijn dat wij de plank zoover niet mis waren en tevens dat de schrijver in „de Moker" zich heeft schuldig gemaakt aan een leelijke vergissing, die oorzaak werd van een scheef oordeel. Ten slotte nog die motie van 't congres. Zeker we kennen die motie wel, doch wij kenden ook een critiek die de redactie van „Het Volk" er over gaf. Deze luidt „Voor de herstemmingen, dat is (voor den steun aan burgerlijke candidaten die met elkaar in strijd zijn, is als onderscheiding gesteld' of zij voor de urgentie van het kiesrecht zijn. Over de vraag of bij herstemming de principieele lijn moet worden door getrokken, en of wij verklaringen moeten vragen van menschen die heelemaal tegenover ons staan, zal in rustiger tijden een niet onbelangrijke gedach- tenwisseling kunnen gevoerd worden. Voor ons zijn de herstemmingen van enkel strategische beteekenis en is voor het vaststellen der houding het oogenblik pas gekomen, als de uitslag der eerste stemming bekend is. Geen compromis, dat wil niemand bij ons. Maar wij willen er bij voegenzelfs geen ver klaringen van herstemmingscandidaten verlangen wij. We knnnen ze genoeg beoordeelen naar de politieke groep waar ze bij hooren deze bepaalt hun politieke houding, en wat ze verder persoonlijk zeggen laat ons koud. Al de vrijzinnig-democraten zeggen nu nog, dat ze kiesrecht-mannen zijn, maar ze gooien het kiesrecht in een hoek. In de tegenwoordige politieke verhoudingen is voor ons tusschen Treub en Karnebeek geen verschil. En toch zal in hun persoonlijke verklaringen zeer degelijk onderscheid wezen. Politiek is een zaak van groepeeringen, niet van persoonlijke bedoeling. Intusschen, wil men vooraf een ander onderscheid maken tusschen de tegenstanders onzer zaak dan de krijgskunst van het oogenblik zal vereischen, dan is zeker de gekozen formule van de urgentie van het kiesrecht er eene, die uitmunt door eenvoud en duidelijkheid." En nu moge 't waar zijn dat de redactie na een aanval hierover van haar partijgenoot Middelburg, het hoofd buigt en zegt zich aan 't congres-besluit te onderwerpen, haar meening herroepen doet ze niet. Voeg daarbij nog de uiting van Troelstra die zeide dat men, met 't oog op de herstemmingen, moest letten op de overtuiging die er achter het blanco artikel bij de candidaten verborgen lag, dan geven deze overdenkingen ons gegronde hoop dat ook bij de socialisten in de toekomst zal blijken dat de natuur zal gaan boven de leeren dat de verkiezin gen in 1905 't zelfde zullen te zien geven als in 1901, toen, volgens Pijnacker in „de nieuwe Tijd", bij de her stemmingen de overgroote meerderheid der socialisten ook te hoop liep in 't anti-klerikale kamp en dat tegen 't advies van 't partij-bestuur. En hiermede meenen wij onze denkwijze over deze dingen duidelijk genoeg te hebben uiteengezet. 't Is wèl vriendelijk van Stemmen om ons antwoord aan haar te registreeren als een vergissing terwijl ze zelve de eene vergissing na de andere begaat. Allereerst die vinding over anti-klerikalisme. Voorwaar, prachtig gevonden 1 Als ieder weet, waarde redactie, dat de S. D. A. P. anti-kapitalistisch is (verstaat men en ook gij dat woord dan weet ieder óók, in hoeverre de S. D. A. P. anti-klerikaal is. Dat is zij m 'tgeheel met in den zin als gij dat woord verstaat; dat is zij in denzelfden zin als zij is anti-liberaal, anti-burgerlijk. Gij hebt momenteel tot „ideaal" de klerikale regeering te verjagendat is de alpha en ommega van uw verlangen wij zijn vreemd aan dat gevoelen. Gij wilt iedere regeering als deze maar verdwijnt; wij zien in de ruil met een ministerie-Borgesius bedroefd weinig verbetering. Wij zeggen het Pijnappel van harte na: „het Kuyper- ministerie maakt de bewustwording der kerkelijke arbei ders mogelijk in een op oud-liberalen steunend vrij zinnig kabinet vinden wij niets dat tegen het ontbreken van dit voordeel opweegt." Elke burgerlijke regeering bestrijden wij op klasse-overwegingen op geen andere.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 1