Zangvereeniging „Excelsior". Arbeiders en Arbeidsters! Meuwe soldaten-mishandelingen. Sluit U aan bij de Vlaardingsche IJzerkoekjes Alblas is dus ontslagen, nu, een ontslag kan bijv. gegrond zijn op gebrek aan werk en zou dan te bil lijken zijn. Ook het ontslag van Alblas moet op „ge brek aan werk" berusten, doch is niet te billijken. Want in overmaat van billijkheid tegenover zijn on dergeschikten ontslaat baas Visser wèl Alblas, doch niet zekere van Dijk, die als koloniaal gepensioneerd, ongehuwd en véél ko ter in dienst is dan Alblas, over t hoofd. Dit doet ons voor den betrokken persoon pleizier wij zien liefst niemand broodeloos gemaakt, doch het verandert niets aan het feit, dat hier hoogst onrechtvaardig is gehandeld. Vooral van een kristelijk man als baas Visser zou men wat meer rechtvaardigheid verwachten. Doch de vraag mag toch nog wel eens worden ge steld hebben zulke koninkjes de handen heelemaal vrp naar de „Floralia-oranje-tentoonstelling" of er in een of ander aan medegewerkt! Men heeft ons de handschoen toegeworpen wij mogen ons niet onbetuigd laten! Niet uit het land, waar de sabel regeert, niet uit het militaristische Pruisen doch uit ons eigen land kwamen ons opnieuw klachten over soldatenmishande- lingen ter oore, die we weergeven gelijk de bladen ons die beschrijven. Het Haarl. Dagblad schrijft: „Woensdag 26 Juli j. 1. werd een der bataljons infanterie, hier in ga nizoen, er op uitgezonden voor een velddienst in de richting Beverwijk-IJmuiden. 't \Vas dien dag bijzonder warm en de tocht ver moeiend en zwaar, wat ons niet vreemd behoeft voor te komen, als we bedenken wat een infanterist alzoo om en aan zich heeft te dragen. Hoe 't zij, tijdens de marsch vielen twintig manschappen flauw. Alsof dit nog niet mooi genoeg was, is den volgenden dag het andere bataljon er op uit geweest, met het gevolg, dat weer vijf infanteristen onder de hitte en vermoeienissen bezweken." Bovenstaand bericht lazen we in het Volksdagblad van Zaterdagavond. Daar we den inhoud van het stukje niet van belang ontbloot achtten, vervoegden we ons bij den commandant van het 10de regiment infanterie kolonel H. 0. A. Neeteson. We werden door zijn Hoog EdelGéstrenge echter minder welwillend ontvangen. Zonder ons een stoel aan te bieden, werd ons ge vraagd wat we kwamen doen. Beleefd verzochten we toen om naar aanleiding van bovenstaand bericht eenige inlichtingen te mogen ont vangen. „En wat wilt U daarmee doen?" was de wedervraag. We antwoordden, dat we de juistheid van bedoelde bericht wilden conti'oleeren „En dan zeker in de krant zetten? Dan bent u bij mij verkeerd," viel de kolonel in en dadelijk daarop zonder ons tijd te laten om nog iets te zeggen: „Als u niets anders hebt, kunt u heengaan We bogen en dankten voor de welwillend versterkte inlichtingen Waar we van officiëele zijde geen inlichtingen konden krijgen hebben we nog eens nader geinformeerd en kwamen we het volgende te weten, dat uit absoluut betrouwbaren bron komt. Den 26sten Juli, een snikheete dag trok het 3e batal jon naar de Breesaap en moesten er velen onderweg achterblijven. Het in het aangehaalde artikel opgeven aantal van 20 is geenszins overdreven. Hieronder waren de meesten, die de voeten stuk geloopen hadden, ter wijl ook eenigen flauw vielen. De bepakking was wel tamelijk zwaar, doch niet de zwaarste. Den 3den Augustus werd door het 3de en 4de batal jon gezamenlijk uitgerukt. Toen bleven óngeveer 20 manschappen achter, waarbij er ook waren die flauw vielen. Opgemerkt kan worden, dat de bepakking van het 4de bataljon de zwaarste is, vandaar dat bij dit batal jon ook de meeste achterblijvers waren. Een enkel woord aan 't adres van dien barschen Jtolongl is hier zeker niet misplaatst. 't onbeschofte optreden tegenover de pers, wettigt alleszins het vermoeden, dat hij een alles behalve aan genaam „superieur11 zal zijn tegenover zijne „minderen11, en dezen niet veel goeds van hem hebben te wachten. Hij denkt zeker te kunnen doen en laten wat hij wil. Ja, ja, ziet hier weer een voorbeeld, hoe de militaris tische geest de menschen demoraliseert. Hie.t hrett men een persoon, die op kosten van het land heeft gestudeerd, nu op kosten van het land voor kolonel speelt en straks als gepensioneerde op kosten van het land zijn verder leven zal slijten. Voor zulk een personaadje moeten we a'len mee belasting opbren gen en de maatschappij ontvangt niets daarvoor in ruil dan het afjakkeren onzer landskinderen en onbeschoft heden tegenover belastingbetalende burgers. Die gevloekte militaristische geest moet den kop ingedrukt. Weg met de heele militaristische keet Een volksleger moeten we hebben, dan kunnen we al die nietsnutters en praatjesmakers hun congé geven. We begeeren geen hommels in onze samenleving! (Alg. Welzijn). REPETITIE Maandagavond 8—10 unr in „Constantia11. CONTRIBUTIE 7 cent per week. Als één van die verschijnselen en gebeurtenissen, die ons doen denken aan vérgaande inkonsekwentie, maar waar tevens opnieuw door bewezen wordt, dat de „Natuur" boven de „l>er" gaat, is het veelvuldig en zich jaarlijksch herhaald bezoek der Vlaardingers aan de Rotterdamsche Kermis. Dat deze gelegenheid bezocht wordt door wat men noemt „jongelui," of wel door ouderen van wien bekend is dat zij er geen Kerkelijke of Dogmatische allures op na houden, is iets heel gewoons. Maar dat menschen, bekend als zeer Kerkelijk en Dogmatisch, bekend (wel te verstaan voor Vlaardingen) als antikermismenschen, als lieden die Zondags heel netjes aangedaan, en gewapend met kerkboek enz. steeds en zeer druk hunne (uiterlijke) kerkeljjke plichten waarnemen zoowel van de Ned. Herv. als van de Ger. kerken A en B, dat menschen, die bij Gemeenteraadsverkiezingen het vuur uit hun sloffen loopen voor Kerkelijke candidaten (te vens kermisafschaffers), dat dezulke zich niet ontzien om de IJdelheden op te zoeken, en er geduchtig van profheeren omdat het in een andere plaats is, dat is iets dat ik meer dan inkönsekwenf, dat ik infaam huichelachtig vind. En het is weer geschied. Indien b.v. de inrichting van „Freeriks" te Hillegersberg er op nahield een boek, waarin ieder bezoeker verplicht was zijn waren naam te zetten, dan zou men daarin aan treffen heel wat z.g.n. Vlaardingsche Christelijke men schen (die niet van IJdelheid houden.) Het kermisterrein dan de vorige week bood ook zoo'n schouwspel. Vele, anders zoo zedige en ingetogen broekjes, zag men daar tusschen de Teuten der IJdelheid door zweven, en wanneer men zoo hier en daar eens 'n bezoek bracht, meestal trof men daar van die Vlaar dingers aan die niet van kermis houden. Gek!, dat onder die dogmatisch kerkelijken er velen zijn, die in gewone tijden hun bestellingen aan Rotter damsche firma's per brief of briefkaart doen, en juist in die betaamde week er zelf op uit gaaD, veelal nog meenemende moeder de vrouw. Het komt mij dan ook voor, dat met al die z.g.n. zedelijke leiding die men ons Vlaardingers, en in den laatsten tijd van bovenaf wil geven, den ouden „Adam" er nog niet is uitgedreven. Ja het laat zich nog duidelijk aanzien, dat trotsch het vele dat b.v. een vereeniging als „Flardinga" geeft en daar is veel goeds bij - dit valt niet te ontkennen de menschen de menschen blijven. En waar ik dan nog zulke sobere vruchten zie van kermisafschaffing, daar vind ik en velen met mij het jammer, dat onze Gemeentekas de jaarlijksche opbrengst daarvan moet missen en dit nadeel ook moet betaald worden door meer konsekwente menschen. Vlaardingen een bloeiende of een bloedende? plaats. Voor hen die ten opzichte van de algemeens plaat selijke toestanden geen vreemdelingen zijn in het (Vlaard ngsch) Jeruzalem, ze zullen, althans zij kunnen het weten, dat onze gemeente, twee, drie j ren geleden, vermaard ook in de „bladen,11 als één der meest bloeiende gemeente van ons „land," thans kan gerekend worden tot de meest bloedende. Malaise in bijna alle vakken, slapte, werkloosheid in bedrijven, waarin anders en in dezen tijd van 't jaar krachten te kort schoten. Gedruktheid alom, en wat het gekste is, te weinig koopkracht bij arbeiders en kleine burgerij. Wie heeft het in de laatste jaren gezien, dat b.v. in de maand Augustus reeds, werkloos rondliepen, schil ders, kuipers, scheepmakers enz. Het zjjn dan vooral de neringdoenden en allen die met die economisch kleinen in aanraking komen en hun zaakjes doen, die het steeds in hunne zaken moeten ondervinden. Waardingen, eenige jaren vermaard, als zoo solide en, zoo best, Vlaardingen, waar toen iedereen maar huizen kocht of liet bouwen alsof 't geen geld kostte, datzelfde Vlaardingen staat nu op laag peil. Spreekt b. v. handelsreizigers of andere zakenverrichtende men schen, en zij vertellen u staaltjes zoo erg, dat ze u voor een poosje van „de kook" b engen. De ko pkracht lijdt er onder, en de afzet der diverse waren is aanmerkelijk minder, en het is^juist weer die altijd in de klem zittende middelstand, die tengevolge daarvan 't gelag moet betalen. Die middenstand, die ziekelijke patiënt zou men kunnen zeggen, die men tracht op te knappen door organisatie en het houden van congressen, is eenvoudig niet te redden zoolang het economisch broodvraagst.uk der arbeidende klasse niet opgelost is. De bestaans voorwaarden der arbeiders hangen onmiddellijk samen met die van den Handeldrijvenden middenstand, gaat het alzoo den arbeider g ed, den middenstander zal als 't ware onmiddellijk daarvan de vruchten plukken, en omgekeerd gaat het den arbeider slecht, die midden stand zal dat ook ondervinden, en ondervindt het hier ter plaatse dan ook nu Wil men dus en wie zou daarop tegen zijn voor die middenstanders het bestaan beter en draaglijk maken, dan dient men en dit is logisch het be staan, de levens- en arbeidsvoorwaarden voor den arbei der duurzaam te verbeteren. Aldus zij, die midden standers zei ven, die zoo vaak en zoo terecht jammeren, maar die, door weinig inzicht en dikwijls uit be krompenheid en onbewustheid ook nog den voet dwars zetten bij elke poging door arbeiders en hunne organi satie aangewend voor lotsverbetering, zij dienen te begrijpen, dat zij ook zich zeiven daarmeê benadeelen en tegenwerken. Zij moesten beseffen dat elk brokstuk verbetering voor die arbeidende klasse, ook voor hun verbetering met zich brengt. Waar de zaken aldus zoo staan, daar ligt het voor de hand, dat hunne belangen als 't ware de levens sappen moeten vinden en ook vinden in die der arbeiders. Men klaagt - en niet zonder reden dat die middenstand zoo in den druk zit, maar men onderzoekt maar al te weinig en veelal verkeerd waar de oorzaak zit, maar wanneer men dit doet onbevangen met geoefend oog, dan ontdekt men, dat diezelfde worm, die knaagt aan het bestaan des arbeiders, ook knaagt aan dat der middenstanders. Die worm dan, is, de door sommige economen zoo hoog geprezen vrije concurrentie, maar naar onze meening het alles en allen verwoestende binnen het raam en het productiestelsel van deze kapitalistische samenleving. Jacht op winst, uitmergeling en uitbuiting der arbeiders zijn de onmiddel(jke gevolgen ervan° overproduktie met als gevolg slapte en werkloosheid in de verschillende takken van Industrie, een onzeker bestaan voor, en een daling der loonen. Vooral bij stukwerkers en andere arbeiders, zie hier in enkele woorden de oorzaak, maar ook de worm die knaagt aan het bestaan der arbeiders en middenstanders. Gevolgen zijn, het niet, of niet goed, of niet op juis- ten tijd nakomen van financiëele verplichtingen. \elen, verreweg de meesten, wier bestaansleven wordt beheerscht door bovengenoemde oorzaken, worden hóé solied ook aangelegd hóé ook prijs er op stellend altijd en op tijd te voldoen aan wat gebiedende plicht is, voor het oog, en in de beoordeeling van anderen onsolied. Hun crediet wordt geschokt en benadeeld, aan hun moreel gehalte wordt getwijfeld, met een zekere huive ring getroost men zich hunne nabijheid, met zoetzure gezichten worden zij aangezien, zoo nu en dan laat men het hen maar maar eens goed gevoelen, men pepert hen hun zoogenaamde onsoliditeit maar eens goed in, men zegt hen dan dat zij slechte financiers zijn, omdat zoo bewee't men dan in dergelijke vermaningen opvoedende kracht ligt. Men vraagt niet naar oorzaken en omstandigheden, men daalt niet af in de meer bizondere omstandighe den van dat alles, plicht, plicht, en nog eens plicht! Kolommen, boeken vol zouden hierover geschreven kunnen worden en waar zou het einde zijn. Hier komt het echter op neer, dat arbeiders, nering en kleine-zaken-drijvenden de „man van de rekening zijn." Zij zijn in eersten aanleg de dupe, zij ondervinden het wrerde en het harde ervan, en zij zijn het die in veel, in o, zoo veel dezelfde belangen hebben. Is het dan zoo verkeerd gezien van arbeiders, wan- nee zij aan die andere naast zich liggende groepen, en wier bestaansleven zoo nauw aan het hunne verwant is, hen toeroepen, en het hen als een plicht aanre kenen, dat zij, die kleine nering- en zaken-drijvenden met hen - die arbeiders den strijd behooren aan te binden en te voeren Is het teveel door die arbeiders gé~vèrgd, wanneer zjj van die anderen moreelen en elke andere steun eischeu en verwachten in hun strijd om lotsverbetering, zoowel politiek als economisch. Immers neen, zij hebben er recht oj), eenerzijds, en anderzijds is het een daad van zelfbehoud van kleine zaken en neringdrijvende menschen. Wat schiet er aldus over, dan dit, dat wanneer van de zijde der arbeiders wordt gevoe d een sfrijd, hetzij V///X////////.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 3