De kinderwerving bij de Marine.
Uit de vakbeweging.
Door het Hoofdbestuur van den Bond voor Ned.
Marinematrozen is de volgende circulaire verzonden:
Aan de Hoofden der Openbare en Bijzondere
Lagere Scholen in Nederland.
Mijne Heeren!
Zeer onlangs is op verzoek van den nu afgetreden
Minister van Marine Ellis, aan U ter hand gesteld een
Circulaire van de Commissie van Oppertoezicht en Be
heer der Kweekschool voor Zeevaart te Leiden, waarin
een beroep wordt gedaan op Uwe „welwillende mede
werking," om „jongens die aan Uwe zorgen zijn toever
trouwd", en „die naar Uw oordeel geschikt zijn voor
den Zeedienst", „den weg te wijzen" naar onze Marine.
Naar aanleiding hiervan acht het Hoofdbestuur van
den Algemeenen Bond van Nederlandsche Marine-matro
zen, vertegenwoordigende ruim 1400 georganiseerde
matrozen onzer Marine, zijnde pl.m. 75 pCt. van het
totaal aantal matrozen boven den leeftijd van 18 jaren,
zich verplicht, U met ernst te wijzen op de groote ver
antwoordelijkheid welke Gij op Uwe schouders laadt,
indien Gij aan het in de bovenbedoelde circulaire ge
dane verzoek gevolg geeft.
Immers afgescheiden van de vraag of de toestanden
bij onze marine dusdanig zijn, dat inderdaad „voor jon
gens die goed oppassen willen een goede toekomst, een
goed bestaan op de zee ligt," moet het toch aan ieder,
die even nadenkt, duidelijk zijn, dat niet alle jongens,
die, 't zij geheel uit eigen aandrang, 't zij op het advies
van anderen, dienst nemen bij onze Zeemacht, aan
boord van het oorlogschip vinden wat zij gehoopt had
den er te zullen vinden.
Het is dan ook een onloochenbaar feit, wij zullen
dit aanstonds nader aantoonen dat vele jongens
reeds vrij spoedig na hunne indiensttreding berouw heb
ben van den gedanen stap. De een kan niet tegen het
scheepsleven, een ander heeft karakter-eigenschappen
die hem ongeschikt maken om zich te onderwerpen aan
de militaire tucht, weer anderen kunnen noch tegen
het een, noch tegen het ander, kortom, er zijn tal van
jongens die zich ernstig teleurgesteld zien en niets liever
wenschen dan maar zoo spoedig mogelijk weer heen
te gaan.
Maar dat gaat nietHet kind, bij de indiensttreding
13 a 14 jaar oud, soms iets ouder heeft, vóór
hij werd aangenomen, schriftelijk de verklaring moeten
afleggen, dat hij tot zijn 25ste levensjaar zou 1 lijven
doordienen in actieven dienst en daarna nog driejaren
in dienst der Marine-reserve. Van terugtreden kan dus
geen sprake zijn. De verbintenis is, ook al begint de
diensttijd pas met ingang van het 17de levensjaar te
tellen, van af den dag der indiensttreding bindend.
deen dag proeftijd wordt toegestaan.
Wij vragen U, Hoofden van scholen, of Gij het op
Uwe verantwoording durtt nemen, kinderen die aan
Uwe zorgen zijn toevertrouwd, „den weg te wijzen" tot
het aangaan van eene verbintenis, die beslissend is voor
geheel hun verder leven, onder zulke voorwaa den
Van meer dan eene zijde is dit stelsel onzedelijk
genoemd.
Kamerleden van verschillende richting hebben zich
er tegen verklaard en gewezen op de noodlottige ge
volgen van dit stels -1.
De heer Ketelaar zei er in de zitting van 14 Dec.
o.a. het volgende van
„Ik geloot dat ieder gewoon burger zich zal ergeren
aan het onzedelijke om misbruik te maken van de
onervarenheid van een kind van nog geen 14 jaar."
De heer (Staalman in dezelfde zitting o.a.:
„Ik acht het zeer bedenkelijk, dat men door de hand-
teekening van die kinderen, de marine tracht in stand
te houden. Ik keur dat stelsel zoo absoluut mogelijk af."
En verder„Zoolang onze marine moet drijven op
de handteekeningen van kinderen, is voor de toekomst
onzer marine nooit iets te hopen." Eu weer verder
„Het gevolg van dat stelsel is ook het in den laatsten
tijd veelvuldig voorkomen van ontslag en zware straffen
met ontneming van het cetificaat van goed gedrag."
De heer Hugenholtz in dezelfde zitting o.a.
„Jongens van 13 en 14 jaar zijn niet bij machte zich
een juiste voorstelling te vormen van wat de krijgs
artikelen, die zij teek enen, behelzen."
De Heer Duymaer van Twist in dezelfde zitting o a.
„Naar het mij voorkomt, Mijnheer de Voorzitter,
deugt de tegenwoordige wijze van werving niet. Ik
geloof dat men een gansch ander stelsel zal moeten
aanvaarden."
De heer Verheij in dezelfde zitting o.a.
„Mij dunkt dat bij het in dienst treden een voor-
loopige verbintenis zou kunnen worden gesloten.
Ik stel mij voor dat door gedurende een paar jaren
een aanvankelijk dienstverband toe te staan en dat op
bepaalde tijdstippen ontbindbaar te maken, op oordeel
kundige wijze daarmede handelende, goede resultaten
zouden zijn te verkrijgen."
Doch niet alleen in de Tweede Kamer is het bestaande
wervingstelsel afgekeurd. Ook bekende Marine-autori
teiten hebben er hunne afkeuring over uitgesproken.
Zoo schreef b.v. de oud-Kolonel der Marine J. P.
van Rossum, toen hij nog in dienst was, van dit stelsel o.a.
„Door geen rekening te houden met den leeftjjd
waavop de verbintenis (door de ouders!) wordt aange
gaan, krijgt deze het cachet van zielverkooperij." (Febr.
afl. 1902 van het „Marineblad.")
En de oud-Luitenant ter Zee Jonkheer, schreef in
het „Handelsbladvan 15 April 1903 o.a.
„Doch hoe het zij, kinderen op 14-jarigen leeftijd
voor veertien jaren (nu 11 jaren, plus 3 jaren reserve-
dienst) een onherroepelijk contract te doen sluiten,
waarbij zij geen of een zeer flauw denkbeeld hebben
van den werkelijken aard en de ontbetingen, verbonden
aan den werkkring dien zij kiezen, is uit een moreel
oogpunt te veroordeelen."
Er zouden nog meer uitspraken in dezen geest te
citeeren zijn, doch wij gelooven hiermede wel te kunnen
volstaan. Alleen nog iets over de gevolgen van dit
wervingssysteem. Wij zuilen om U daarvan eenigszins
een denkbeeld te geven, daartoe een stukje citeeren
uit de 2de afl. 1905 van de „Militaire Gids," onder
redactie van den gep. Luit.-Kolonel Jhr. G. J. W. C.
H. Graafland.
Een volledig overzicht te geven van de gevolgen
welke voortspruiten uit het bestaande wervingssysteem,
zou meer plaatsruimte vergen, dan hier beschikbaar is,
waarom wij dan ook volstaan met onderstaand citaat
uit bovengenoemd Tijdschrift. Zie, hier is het. Het
spreekt voor zich zelve.
„De beschouwingen van den Minister omtrent de
werving de Minister wenscht te spreken van aanne
ming komen ons onhoudbaar voor, iu het licht der
practijk gezien.
Uit de Memorie van Antwoord toch blijkt, dat jaar
lijks minder dan 300 jongens en lichtmatrozen worden
aangenomen, terwijl daaruit tevens blijkt, dat meer dan
de helft verwijderd wo dt, vóórdat door de jeugdige
schepelingen eenige beteekenende dienst kon worden
verricht.
In 1903 werden 86 lichtmatrozen en jongens en
bovendien 65 matrozen der 3de klasse (vrij zeker voor
de overgroote meerderheid ook zeer jeugdige schepe
lingen) ontslagen, te zamen alzoo 151in de eerste
vier maanden van 1904 waren deze cijfers respectievelijk
99, 78 eu 177.
Van de bovengenoemde schepelingen werden in 1903
75 verwijderd wegens wangedrag en 34 wegens een
vonnisterwijl in 1904 (elf maanden) deze cijfers res
pectievelijk waren 82 en 41.
Voor het eerst was in 1904 aanzienlijk het aantal,
dat ontslagen werd wegens „weinig aanleg en onge
schiktheid," namelijk 23.
De cijfers van ontslag wegens wangedrag ontslag
wegens anti-militaire karakter-eigenschappen vormt een
afzonderlijke rubriek en is hieronder alzo> niet begre
pen en vonnis, komen ons voor een besliste veroor
deeling te wezen van het dienstverband op jeugdigen
leeftijd. Het staat toch vast, dat velen trachten langs
dezen weg ontslag te verkrijgen, dat zij zich hiertoe
opzettelijk slecht gedragen of aan eenig misdrijf schul
dig maken. Dat hierdoor groot nadeel wordt toege
bracht aan de betrokken personen en aan de maat
schappij, zal door geen ernstig man worden ontkend."
Tot zoover de redactie van de „Militaire Gids."
Dat inderdaad „vast staat, dat velen trachten langs
dezen weg" (d. i. door het aan den dag leggen van
wangedrag of het plegen van eenig misdrijf) ontslag
te verkrijgen, moge ten overvloede nog blijken uit het
volgende citaat, geknipt uit een officieel regeeringsstuk,
het Voorloopig verslag der Eerste Kamer, over het,
inmiddels aangenomen, wetsontwerp op de krijgstucht,
luidende
„Van de tuchtschepen werden gunstige resultaten
verwacht tegen het veelvuldig (wij cursiveerenvoor
komen van aanhoudend wangedrag, onwil en dienst
weigering bij jeugdige schepelingen, dikwerf uit tegen
zin in den dienst eu met het doel daaruit ontslagen te
worden."
Dat evenwel ontslag op deze gronden niet zoo spoe
dig verleend wordt, moge blijken uit wat de boven reeds
genoemde Kolonel der Marine J. P. van Rossum schreef
in de Febr.-afl. 1902 vau het „Marineblad".
Deze toch schreef:
„Tot het verleenen van ontslag, op grond van slecht
gedrag, wordt eerst zéér laat overgegaan, in den regel
niet voordat zulk een kind, door vele en zware straffen,
soms gevangenisstraf, volmaakt bedorven is."
Hoofden der Scholen
Wij hebben aan het bovenstaande vooralsnog niets
toe te voegen.
Meent Gij het met Lw taak als opvoeders der jeugd
jegens de aan Uwe zorgen toevertrouwde kinderen en hunne
ouders overeen te kunnen brengen, dien kinderen onder
deze omstandigheden „den weg te wijzen" naar onze
Marine, het zij zoo
Wij hebben, door U in kennis te stellen met de hier
boven opgesomde feiten, naar ons beste weten onzen
plicht gedaan.
Namens het Hoofdbestuur van den Alg. Bond voor
Ned. Marinematrozen,
Matr. 2de kl. G. VENEMA, Voorz.
Matr. 1ste kl. J. SIEBELES, Sec.
jOe strijd te Amsterdam.
Het conflict in het bouwbedrijf te Amsterdam heeft
in de afgeloopen week een ernstig karakter aangenomen.
De algemeene Patroonsvereeniging begon Vrijdag 15
September met uitvoering van haar reglement, dat den
aangesloten werkgevers, op straffe van hooge boeten,
verplicht een collega op wiens werk de arbeid is ge
staakt te steunen door uit „hun" personeeleu zooveel
arbeiders aan te wijzen als noodig zijn om het gestaakte
karwei te voltooien.
De op deze wijze voor en na aangewezen metselaars
en opperlieden weigerden echter schier allen zich tot
dezen onderkruipersdienst te laten dwingen, en
werden dan onmiddellijk en zonder kwartier uitgesloten.
Slechts een vijftal mannen meest leden van „Patri
monium," bleken tot dit werkje bereid.
Dat duurde zoo voort tot Maandag j.l. Een goede
200 vakmannen waren reeds uitgesloten, zonder dat
men voldoende gewillige arbeiders had kunnen vinden.
En toen vergaderden de heeren 's middags en namen
het besluit, bij al dien niet vóór dien de staking op het
werk van den aannemer Schut is opgeheven en op alle
werken de arbeid zonder uitzondering is hervat, tot
uitsluiting van alle bij hare leden in dienst zijnde
metselaars en opperlieden op Maandag 25 dezer.
De betrokken organisaties zijn niet geneigd van
houding te veranderen, zoodat een hevige botsing vrij
zeker mag worden geacht.
Het kapitalisme gaat dus ook hier onverbiddelijk zijn
gruwelijken weg, neertrappend wat een hinderpaal lijkt
voor het bereiken van het ééne doel: een zoo groot
mogelijke winst.
Goede of slechte werklieden, revolutionaire of anti
revolutionaire vakmannen, zonder onderscheid van rich
ting of geloof worden zij met één pennestreek op
straat gesmeten, met hunne gezinnen aan broodeloosheid
prijs gegeven, omdat de patroons dat achten in hun be
lang. De „orde," dat is de kapitalistische orde, moet
op het werk gehandhaafdde patroon de heerscher, de
arbeiders de slaven, die te werken hebben en te zwijgen,
zoo willen het de Amsterdamsche aannemers.
Maar zij snijden zich daarmee zelf in de lange vingers.
Want door dezen brutalen aanval brengen zij ontevre
denheid in de harten der arbeiders, die het harde
werkerslot tot nu toe met berusting hebben gedragen.
Ook die stille tobbers voelen den klassenstrijd nu aan
het eigen lijf, en zij zullen op den duur niet kunnen
nalaten uit deze zaak de eenig mógelijke conclusie
te trekken: in de onafhankelijke vakorganisatie is onze
plaats.
En de mannen, die in de Amsterdamsche bouwvak
organisatie de leiding geven zullen hopelijk inzien, dat
door de toe'reding dezer nieuwe leden hun verant
woordelijkheid grooter is geworden, grooter dan ze
tot nu toe wel eens bleken te beseffen.
Solidariteit met Daden.
Sinds een drietal maanden zijn in de Belgische in
dustrie-stad Gent eenige duizenden katoenbewerkers
in staking om vermindering van den waarlijk onmen-
schelijk langen arbeidstijd met slechts drie uren per
week, een half uurtje per dag.
De schatrijke fabriekseigenaren weigeren hardnekkig
deze kleine verbetering van den levensstandaard der
nijvere werkers, die hun rijkdommen hebben bijeenge-
zwoegd, toe te staan.
Interpellaties in de Kamer, bemiddelings-commissies
enz., het mocht alles niet baten, de heeren hielden
zich doof
Maar de wakkere arbeiders geven geen kamp en de
gansche arbeidersklasse van België staat aan hun zijde
met woord en daad. En met daden vooral.
Zoo wordt thans weer gemeld, dat een zevental
arbeidersorganisaties van slechts eene provincie (Hene
gouwen) den stakers tesamen bijna 100.000 francs
(f 50.000) hebben geleend.
Hieronder volgt het volledige lijstje:
De Glasblazers70.000 fi s.
Mijnwerkers v. d. Centre 5.000
van Charleroi 5.000
Bergen 5.000
Coöperatie Le Progès 5.000
van Frameries 800
L'Alliance 1.000
Totaal 91.800 frs.
De anarchistische lawaaimakers plegen smalend te
spreken van de Belgische arbeidersbeweging. Zou dit
nuchtere rekensommetje hun in den vervolge niet den
mond snoeren
Zij betuigen immers sinds jaar en dag hun solidari
teit slechts met groote woorden, onze Belgische kame
raden toonen haar in hun daden.
En waarmee zou het strijdende proletariaat het meest
zijn gebaat
Allerlei.
De bond van rijkswerklieden hield Maandag zijn
congres te Amsterdam. Vier afdeelingen waren aan
wezig. De verslagen van secretaris en penningmeester
werden zonder discussie goedgekeurd.
Besloten werd, het orgaan van den bond, De Bijles-
werkman, in den vervolge om de veertien dagen te
doen verschijnen. Men sprak zich uit voor de afschaffing
van stukwerk en droeg het hoofdbestuur op in deze