Hoe gevaarlijk het is kinderen te slaan.
Vlaardingsche IJzerkoekjes.
Risico van den arbeid. Maandagmorgen
had de werkman Snel, werkzaam op de fabriek dei-
firma A. F. Smulders alhier, het ongeluk dat een ijzeren
plaat op hem viel waardoor hij zich ernstig bezeerde
aan de borst en een been brak.
Per rijtuig is de man onmiddellijk naar het zieken
huis vervoerd.
Wie levert eens een statistiek van de ongevallen
welke reeds aan de fabriek van Smulders zijn voor
gekomen
Taptoe. 19 dezer werd in de S. O. V. de eerste
der drie „abonnements-voorstellingen" van dezen winter
gegeven, door de Nederlandsche Tooneel-Vereeniging.
Opgevoerd werd „Taptoe" (Zapfenstreich) van Franz
A. Beierlein.
De zaal was vrij slecht bezet, wat zeker voor een
voornaam deel te wijten zal zijn aan den slecht gere-
gelden plaatsverkoop, 'sAvonds aan de kas waren
een beperkt aantal kaarten 2e rang a f 0.60 ver
krijgbaar en nu maakt men niet gaarne een reis
uaar de S. O. V. met de kans teleurgesteld te kunnen
terugkeeren.
Voor een plaats le rang f 1.25 te betalen, zal zeker
ook menigeen wel te machtig zijn geweest.
Enfin, dit alles zal het Bestuur zelf wel leeren inzien.
De keuze van het stuk is niet bepaald slecht geweest.
Een ieder te voldoen zal wel niet gemakkelijk gaan,
doch vermakelijk is het oordeel dat De Nieuwe zich
over „Taptoe" aanmatigt en neerlegt in de volgende
woorden
Het komt ons voor dat het bestuur der S.O. V.
bij keuze van dit stuk te weinig rekening heeft
gehouden met het publi-k waarvoor het gespeeld
moest worden. Stukken als Taptoe kunnen abso
luut niet in aanmerking komen om voor een g e-
mengd publiek te worden opgevoerd.
Zietdaar een oordeel dat alleen getuigt van totale
onbevoegdheid tot resenceeren. Stukken als „Taptoe
die zooveel mogelijk ongekunsteld levensbeelden
weergeven, kunnen alleen stootend zijn voor hen, die
öf de werkelijkheden van 't leven niet kennen, óf de
schaduwzijden ervan moedwillig ten achter stellen.
Doch zouden deze kleinzielige stumperds eenig begrip
over kunst kunnen bezitten
„Taptoe" is een militair stuk. Het speelt in Sonnheim,
een kleine garnizoensplaats in den Elzas. Klarchen,
(de schoone dochter van den opperwachtmeester Volk-
hardt, een volbloed militair wien de eereteekens van
'70 den borst versieren), vroeger zoo half-en-half ver
loofd met den brigadier Helbig, die als wees door haar
vader tot zich werd genomen en met haar opgevoed,
heeft een geheime liefde met luitenant von Lauffen.
Deze, een militaire aristokraat, aanvaardt de liefde van
het meisje, doch, om het verschil in „stand", slechts
de g e h e i m e
Als 's avonds de taptoe is geblazen ontvangt hij
het meisje op z'n kamer.
Helbig vermoedt 't. Hij komt militairement 's avonds
bij Von Lauffen binnen, die Klarchen in z'n slaapkamer
verstopt, smeekt den luitenant hartstochtelijk het meisje
te sparen, terwille van haar, terwille ook van den
ouden Volkhardt, de luitenant verklaart hem op hoogen
toon voor gek en beveelt hem heen te gaan.
Helbig weigert werpt de deur der slaapkamer
open - Von Laufien slaat hem met den sabel op 't
hoofd en ontbiedt den wachtmeester der week, die den
indringer arresteert
Voor den krijgsraad gebracht verzwijgt de beklaagde
de oorzaak van z'n daad. Terwille vau Klarchen.
Von Lauffen weet deze evenmin aan te wijzen
vertelt dat hij dien avond ook zeer prikkelbaar was en
verzoekt grootmoedig verzachtende omstandigheden voor
beklaajde te doen gelden.
Klarchen zélf komt den rechters het geheim onthullen.
Ze zegt alles.
Volkhardt, de oude ijzervreter, zakt met een gil ineen....
Als hij later van Lauffen in z'n kamer opzoekt, meent
hij bovenal z'n militaire eer te moeten redden.
De eereteekens uit '70 rukt hij zich van den borst
hij is niet meer waard ze te dragen.
De iemelende, uitvluchten-zoekende luitenant, die het
verschil in stand met het door hem verleide meisje
niet te overbruggen acht, omdat-ie misschien dan wel
een schoorsteenveger als oom zou kunnen krijgen, weet
niet goed wat met den oude aan te vangen. O, hjj vindt
de zaak zoo netelig. Of de oude Volkhardt ook een
oplossing weet.
Deze haalt z'n dienstrevolver voor den dag.
Maar de luitenant weigert teMuelleeren. Met een
onderofficier!... De oude Volkhardt begrijpt wèl, dat
een luitenant niet met zijn dochter trouwen ban, doch
met hem niet te willen duelleeren.
Klarchen, thans een vrouwelijke verschijning, komt
binnen. Ze wil haar verleider redden.
Uw verwijten zijn onrechtvaardig, zegt ze tot haren
vader niet hij is de schuldige, maar ikIk bood
mij aan.
Het duizelt den oude. Zijn dochter een luitenants-
hoer.
Een schot dreunt en doodelijk getroffen zinkt
Klarchen neer.
Nu kan meneer de luitenant weer den wachtmeester
van de week laten roepen, zegt Volkhardt, stem-
schokkend.
Zangvereeni^ing „Excelsior." Repetitie:
Zondag 29 October, Maandag 30 October en
Donderdag 2 November, 's avonds van 810
unr.
Allen present!
Op een dorpje in Zeeland, is volgens de Baanbreker
het volgende gebeurd:
„Het tienjarig zoontje van een arbeider was koeien-
wachter. Op een Woensdagmiddag werd hem meege
deeld, dat hij 's middags maar niet moest komen, om
de koeien te halen, en de jongen, denkende, dat hij
voor goed' gedaan had, durfde niet naar huis, bevreesd
als hij was voor een „Fransche verschooning" (hier
mede wordt bedoeld een pak slaag), De jongen ver
stopte zich en werd eerst Vrijdagmiddag gevonden.
Hij had die twee dagen zonder iets te gebruiken in
een schuur in een hoop stroo gezeten. Hij kon eerst
niets gebruiken, maar na een oogenblik wachtens, liet
hij zich het eten goed smaken en knapte gelukkig
weder op.
De berichtgever noemt het een schandaal, dat kin
deren van 10 jaar gebruikt mogen worden door werk
gevers, om op koeien te passen. Dat is zoo en ook
worden we, zulk een berichtje lezende op nieuw ver
vuld met afschuw voor de maatschappelijke toestanden,
die maken, dat het gemis van het loontje van een
tienjarig kind zulk een ontzettende ramp schijnt te
zijn voor het gezin.
Maar in dit berichtje zit toch ook een vreeseljjke
aanklacht tegen de ouders.
Kinderen zijn wezenlijk niet gauw wanhopend. Ze
kunnen zich over heel wat ellende heenzetten. We
kunnen ons dus haast geen voorstelling maken van de
angst van een kind, dat de kwaal van honger en dorst
vrjjwillig ondergaat, dat als een aangeschoten dier stil
wegkruipt en in de eenzaamheid zou sterven, liever dan
naar huis te gaan, naar zijn ouders. Misschien waren
deze ouders door armoede zoo verdierlijkt, dat ze hun
kinderen mishandelden. Echter is het ook zeer goed
mogelijk, dat we hier heelemaal niet met slechte ouders
te doen hebben, maar dat de gewoonte van het slaan
op dit kind, zulk een vreeselijke uitwerking had, dat
zijn geheele wezen er angstig en zenuwachtig door ge
worden was. Misschien is het een kind, dat teer van aard
is en door het slaan schuw geworden is. Zeker is het
slaan in het huisgezin van dit kind niet een opvoedings
middel, maar slechts een uiting van drift van de ouders.
Yreeselijk is het, wanneer een kind dat verdriet heeft,
niet zijn troost en toevlucht kan zoeken bij vader en
moeder, maar zijn eigen ouders als zijn grootste vjjanden
beschouwt. Wat is de wereld een hel voor zulk een kind.
O, hoe gelukkig zijn die gezinnen, waar het slaan
van kinderen zich beperkt tot het geven van een paar
klappen aan de kleintjes, die gehoorzaamheid moeien
leeren en nog niet voor redeneering vatbaar zijn. Of
waar in enkele gevallen een pak slaag wordt toege
diend, niet in boosheid, maar als noodzakelijk opvoe
dingsmiddel, en slechts bij groote uitzondering. Gevaar
lijk, hoogst gevaarlijk is de gewoonte van slaan. Want
het slot wordt ranselen en met het ranselen wordt het
karakter van het kind tegelijk kapot geranseld. Heftige
naturen worden er koppig en kwaadaardig door. Zachte
kinderen worden er schuw, onoprecht en lafhartig door.
Er zijn andere middelen om kinderen op te voeden
en zij, die goede socialisten van hun kinderen willen
maken, dat wil zeggenvrije, oprechte, moedige, den
kende menschen, zij nmeten in de eerste plaats het slaan
nalaten.
„Och jongen, doe toch zulke gevaarlijke kunstjes
niet." riep een moeder tegen hsar zoontje, die de
bovenste sport van een ladder had uitgekozen, om kun
stenmaker te spelen.
„'t Is niet gevaarlijk, moeder," riep het kind, „en ik
speel hier zoo prettig." Maar ziende hoe angstig zijn
moeder keek, kwam hij gauw naar beneden, zeggende
„Nu, als n het liever niet hebt...." en zette zijn spel
voort wat dichter bij den grond.
Zulk een verhouding tusschen moeder en kind, waarin
dus een kind gehoorzaamt uit liefde, staat toch zooveel
hooger dan die, waarin het kind gehoorzaamt uit angst
voor straf.
Moge het beeld van het jongetje, weggekropen in
het hooi, dat liever sterven wilde, dan klappen krijgen,
een waarschuwend voorbeeld zijn voor alle ouders, die
de gewoonte hebben hun eigen kinderen te slaan.
M. W.
B. v. B.
De Vlaardingsche Vroedschap.
Wanneer ik mij als naar gewoonte tot taak stel,
voor het „Mokerlezend" publiek een overzicht te geven
van de diepe wijsheid etc. van onze Vroede Vaderen,
door hen aan ons, heelbegeerigen,toegediend op den avond
van j.l. Vrijdag den 20ste October, en dan wel zoodanig
dat aan juistheid niets te wenschen overlaat, dan wil
ik beginnen met de verklaring, dat het een mooie,
leerzame en vooral geen vervelende zitting was. Een
gemengd maar tevens gedistingeerd publiek tot luisteren
gereed, een heerlijke temperatuur en de zaaldeur achter
ons dicht gedaan, zaten en stonden wij heel knusjes
daar te profiteeren van de Oraties daar voor ons. En
rekenen wij het voor die mannen aan de groene tafel een
verdienste te zijn, om gedurende 3y2 uur daar te zitten,
te spreken, te zwijgen of glazen water te drinken, ook
voor ons is het in zekere zin een inspanning vooral
voor hen die staan blijven gedurende dien tjjd daar
te vertoeven.
Men krjjgt na zoo'n tijd zittens een gevoel als iemand
die voor 't eerst op een paard gereden heeft.
En nu die vergadering zelve.
Het eerste wat voor mij interessant was, betrof een
ingekomen verzoek van den heer Oscar Carré te Am
sterdam, om in April van het volgende jaar hier ter
plaatse 5 of 6 dagen Circusvoorstellingen te mogen geven.
Dit verzoek werd gesteld in handen van B. en W.
voor advies. Of zij, bekend als kermisafschaffers,
en als menschen die niet rusten voordat zij ons Vlaar-
dingers hebben gevrijwaard van alles wat gelijkt op
IJdelheid, hierop gunstig zullen adriseeren? betwijfel
ik. Alleen zou ik, indien ik wat in de „melk te
brokken" had willen zeggen, geef uw toestemming maar
hoor! het is ook naar 't hartje van vele brave antiker-
mismenschen, omdat: toen eenige jaren geleden Barnum
en Baily te Botterdam hunne voorstellingen gaven, uit
ons Christelijk Vlaardingen, vele z g.n. Christelijke men
schen daar een kijkje zijn gaan nemen, omdat, zooals
genoeg bekend is, onze antikermismenschen heel gaarne
kermis houden in nabijgelegen gemeenten, in 't kort
omdat bij velen van hen de „Oude Adam" er nog
niet uit is.
Het adres van verschillende Organisatie's met verzoek:
in te voeren de progressie in den hoofdelijken omslag,
is gevoegd bij de stukken door B. en W. te dier zake
bij den Raad in te dienen, dit belooft weer wat moois.
Hierop volgde een ingekomen verzoek van de afd.
Vlaardingen der S. D. A. P., om de bekende en tevens
beruchte circulaires van den Minister van Marine voor
kinderwerving bij de Zeemacht, niet aan de hoofden
der scholen uit te reiken.
De voorzitter verklaarde ze nog niet ontvangen te
hebben, maar beweerde tevens dat de bedoeling van
den Minister niet was de aanwerving te bevorderen,
iets wat wij betwijfelen maar dat ze alleen moesten
dienen om desgevraagd aan ouders en leerlingen in
lichtingen te kunnen verschaffen. Hoogendijk vroeg of
ze op school moesten voorgelezen worden, en zoo ja,
dan zou hij dat niet opvoedkundig vinden. De Witte
vroeg, indien ze uitgereikt worden, geschiedt dit dan
aan die onderwijzers in hun kwaliteit. Op beide vragen
antwoordde onze voorzitter ontkennend.
Wat ons opviel was, dat men aan de bestuurstafel
over deze materie liefst maar niet veel sprak, men
scheen te gevoelen dat er aan dit zaakje „een luchtje
was."
Wij kregen daarna te hooren een verzoek van den
machinefabrikant den heer Kreber, om op het trattoir
z'n werkplaats in de van Leijden Gaelstraat te mogen
plaatsen verschillende ijzeren voorwerpen.
Het was de Witte die z'n bevreemding te kennen
gaf over het voorstel van B. en W. om dit verzoek toe
te staan.
Zeer terecht merkte hij op, dat wat men de één toe
staat, niet aan de andere geweigerd mag worden. Men
komt zoodoende op een hellend vlak, men roept weer
oude en verouderde toestanden in 't leven. Daarbij
komt nog, zoo zei hij, dat de heer Kreber op het ter-
i ein achter de fabriek immer door ruimte te over heeft,
en alzoo geen behoefte heeft aan dat trottoir, en verder,
dat die straat zeer zeker zal ontsierd worden door wat
men zou kunnen noemen oud roest.
Het gaat niet op, wanneer door uitbreiding eener
particuliere onderneming deze bergruimte noodig heeft,
dat daarvoor gebruikt wordt de grond der gemeenschap
en tevens is het in strijd met bestaande verordeningen
en erfpachtvoorwaarden.
Figee, die na z'n verjongingskuur in de Gooische
landanwen en bosschen meer rederijk is geworden,
ondersteunde het verzoek o. a. op gronddat de firma's
de Zeeuw en Vogel ook gebruik maakten van de pu
blieke straat.
Wij dachten, dat is daar in die Havenstraat nog iets
Oud Vlaardingsch, iets wat uit sleur wordt toegelaten,
maar wij dachten ook nog wat anders, wij herinnerden
ons zooiets van een politieverordening die verbiedt
1. dat men kleerhekken e.d. op stoepen of trottoirs
plaatst.
2. dat men daar geen wagens mag plaatsen.
3. dat, wanneer b.v. een kuiper wegens tijdelijk
plaatsgebrek voor z'n werkplaats neerplaatst tonnen
e.m., dat heel gauw een politieagent komt bevelen dit
boeltje weg te halen, ot anders proces-verbaal.
4. dat, wanneer b.v. iemand zoo ernstig ziek ligt,
dat de passage over z'n trottoir of stoep voor hem
hinderlijk is, dat men dan voor het tijdelijk afzetten
dier stoep, eerst vergunning moet aanvragen,
5. dat, wil men aan z'n voorgevel, en dan liefst
hoog in de lucht een reclamebord hangen, men
daarvoor eerst vergunning moet aanvragen,
6. dat, wil men, ongeacht voor welk doel, eenige
uren plaats nemen op de publieke weg of trottoir met
een reclamebord, men dan eerst daarvoor vergunning
moet aanvragen, en dan onder zekere voorwaarden
daarvoor hetzelve krijgt.
De Witte sputterde tegen het voorstel om toestemming
te verleenen, kwam in stemming, en kwam er door met
één stem tegen, n.l. die van de Witte wat mij tegenviel.
Ik had wel verwacht dat de Witte meer steun had
gekregen, doch ik troostte mij met de gedachte: de
wegen dier heeren zijn wonderlijk en voor mij, eenvoudige
ziel, niet te doorgronden, alleen heb ik nog maar
gegronde vrees, dat verschillende firma's, die evenzeer
als de heer Kreber door uitbreiding hunner zaak be
hoefte krjjgen aau bergruimte, dat zij als gevolg
van deze beslissing óok een verzoek aan den Raad
zullen richten om hun trottoir daarvoor te mogen ge
bruiken waarin zij groot gelijk hebben het is geen
denkbeeldig gevaar, dat het verzoeken zal regenen. B.
en W. hebben zich verplicht ook hieraan te voldoen,
en het gevolg zal zijn dat èn erfpachtsvoorwaarden, èn
politieverordening tot een doode letter worden gemaakt,
m.a.w. „men zal maar raak gaan doen."
Bij het toen volgend punt, om met de vereeniging
voor ziekenverpleging een overeenkomst te treffen omtrent
het gebruik van den ziekenbarak, en waarvoor B. en W.
voorstelde voor verplegingskosten te stellen een maximum
van 3 gulden per dag, vond de Witte deze bepaling te
vaag, hij wilde meer vastheid hebben omtrent het
minimum bedrag.
In de discussie die daarop volgde kregen wij weer
te zien de bekende karaktereigenschap van de Witte