De Russische revolutie.
Uit de Vakbeweging.
zuchten om het geld bij elkaar te krijgen. Het geldt
hier een maatregel in het belang van den kleinen
man, waarvan alle richtingen kunnen profiteeren.
Hij haalt zich van Mr. von Briel Sasse het verwijt op
den hals te insunieeren, hetgeen hij niet aanvaardt.
Van der Drift wil duidelijk maken waarom hij
tegenstemmen zal, maar 't gaat 'm minder goed af.
De heer Honnerlaqe Grete acht met dit voorstel
volstrekt geen principe gemoeid, waar de voorstanders
van alle richtingen er mede gebaat kunnen zijn. Als
alle scholen gesubsideerd werden, zou dit slechts f 1100
kosten, maar er zijn er die aan de eischen niet voldoen.
De Voorzitter verbaast zich over de oppositie, waar
bier de verordening zno is gemaakt dat elke school er
van kan profiteeren. Vervallen de particuliere bewaar
scholen, dan zal de gemeente öf zelf bewaarscholen
moeten stichten öf moeten overgaan tot het in het
leven roepen van voorbereidende klassen, en dat kost
de gemeente veel meer De heeren die tegen dit voor
stel stemmen, moeten wel weten wat ze doen.
Art. 1 wordt daarna aangenomen met 11 tegen 9
stemmen. Vóór stemmen de heeren Visser, Honnerlage
Grete, Bis, v. Westendorp, Smit, Gouka, Kranen,
Loopuyt, De Groot, v. d. Schalk en Dirkzwager. Tegen
stemmen de heeren Lagerwey, mr. Jansen, v. d. Poel,
Bender, v. d. Drilt, v. d. Velden, Von Briel Sasse, Witt-
kampf en Benkers.
De geheele verordening wordt ten slotte goedgekeurd
met 12 tegen 8 stemmen. De heer Lagerwey verhuisde
naar de vóórstemmers.
In de avondzitting werd de begrooting afgehandeld.
Valt te begrijpen dat het met de fransche slag er
doorheen ging.
Volgens De Nieuwe kwam de heer de Groot om
eens heel op zijn gemak te zijn met zijn pantofteltjes
onder den arm, wat sommigen zijner collega's den uit
roep ontlokte: „Nou gaat ie goed!" Erg grappig, maar
't ware toch niet slecht als de heeren der rechterzijde
ook maar eens hun pantoffeltjes onder den arm mee
brachten om 't zich wat gemakkelijker te maken en den
slaapmuts, die ze haast altijd tot hoofddeksel schijnen
te hebben, maar thuis lieten.
De heer De Groot kraakte „op-z'n-slotjes" harde
nooten aan 't adres zijner confraters. Het heeft hem
getroffen, dat B. en W. met groote lichtvaardigheid
spreken over belastingverhooging. Er zal het volgend
jaar f 22000 meer belasting betaald moeten worden dan
in dit jaar. Reeds in de sectien is door hem op dit
feit gewezen en van een tegemoetkomende houding van
de zijde van B. en W. vond spreker niets. De schuld
van den slechten toestand van onze gemeentefinanciën
wordt in hoofdzaak verweten aan het Rijk, maar vol
gens spreker ligt de schuld bij onszelf en het beleid
van den Raad en B. en W.. Spreker releveert hier,
dat bij verkiezingen al te veel wordt gelet op politieke
richting en niet op bekwaamheid. Verder wijst hij er
op dat wij er ons op moeten toeleggen onnoodige uit
gaven te voorkomen. Tonnen gouds moeten worden
besteed aan degelijke zaken en geen cent aan nutte-
looze zaken worden weggeworpen. Na het onvoldoende
overleg bij Gemeentewerken te hebben besproken, meent
spreker dat 2 dingen bij deze begrooting mogelijk zijn
vernauwing van enkele posten en vermindering, omdat
er minder uitgegeven kan worden. De ramingen di-nen
zoo nauwkeurig mogelijk de werkelijkheid nabij te
komen. B. en W. noemen die bezuiniging beknibbelen
en struisvogelpolitiek. Dit is minder. Maar er zijn zaken
o. a. drukwerk en verlichting, waarop bezuinigd kan
worden. Volgens spreker's berekening kan een 15-tal
posten worden verminderd, als gevolg daarvan zal
slechts f 4000 in plaats van f 22000 door belasting
verhooging verkregen moeten worden.
Op den heer Gouka heeft de begrooting evenmin een
aangenamen indruk gemaakt. Belasting-verhooging acht
spreker een gevaarlijke zaak. Ze hangt als een infectie
ziekte in de lucht, zoowel hier als elders.
Hoewel spreker de inkomstenbelasting een ideale
belasting vindt, dient er toch nog te worden gewaakt,
dat door hooge opdrijving dier belasting geen menschen
uit de gemeente worden gejaagd. Wanneer hij straks
zal medewerken om eenige cijfers te verlagen, dan is
het om aan een belastingverhooging te ontkomen. In
het bijzonder dringt spreker aan op invoering van
commerciëele boekhouding in alle gemeentebedrijven,
vooral bij gemeentewerken en betoogt hij aan de hand
van een artikel van den heer Simons in de Gemeentestem
dat het meerendeel der Raadsleden niet kan wijsworden
uit de Gemeentebegrooting, zonder speciale studie. Het
artikel van den heer Simons, door spreker voorgelezen,
is wel-is-waar niet van toepassing voor onze gemeente,
maar toch komt het hem belangrijk voor, dat men er
hier eens kennis van neme.
Als een bewijs hoe weinig men eigenlijk uit een
begrooting wijs kan worden, wijst spreker op eenige
door de gemeente aangekochte huisjes in de Roosbeek,
die geheel zijn opgeknapt en nu sedert eenigen tijd
renteloos daar staan, omdat zij niet zijn verhuurd. Óp
de begrooting komt deze bezitting niet voor. Het oog
vervolgens richtend op de toekomst, vraagt spreker zich
af: Waar gaan we naar toe? Aflossing van beide
geldleeningen drukt ieder jaar meer en meer de be
grooting, door stijging van het aantal inwoners, tenge
volge van het oprichten van nieuwe fabrieken klimmen
de uitgaven voor de gemeente, o. a. schoolbouw, be
strating, rioleering, politie. Behalve dit zal ook reor
ganisatie der brandweer en verbetering van particuliere
straten moeten worden ter hand genomen, alle inpro-
ductieve uitgaven. Wil men den rechter-Maasoever in
een staat brengen waarop zij geëxploiteerd kan worden,
dan zal een buitengewone krachtsinspanning noodig zijn.
Voorts betoogt de heer Gouka de noodzakelijkheid
van een commissie voor de grondpolitiek, na in den
breede te hebben uitgeweid over de wijze waarop de
gemeente haar grond behoort te exploiteeren.
Ten slotte meent hij, dat invoering van een belasting
van grond, nsar de waarde en de mogelijkheid om ook
zedelijke lichamen als naaml. venn. in de Inkomsten
belasting aan te slaan, zullen kunnen medewerken om
den financiëelen toestand te verbeteren.
De voorzitter is het met den heer de Groot eens,
dat meer naar practische bekwaamheid dan naar poli
tiek of godsdienst moet worden gezien. Spr. heeft er ook
altijd naar gestreefd zich boven de partijen te stellen.
Spr. ontkent, dat door belastingverhooging ingezetenen
uit de stad zullen worden gejaagd, daar overal de
belastingen hooger zijn geworden. Alleen in Den Haag
is nog geen hooge belasting, maar het kan niet anders
of op den duur zullen ook daar de belastingen stijgen.
Niet op kleine posten is te bezuinigen maar wel op
groote werken en die niet uitvoeren beteekent opschui
ven tot later. Verder doet spr. uitkomen dat steeds
de meest mogelijke zuinigheid wordt betracht en het
voor het Dag. Best. zeer onaangenaam is, met voor
stellen tot belastingverhooging te moeten komen. Van
invoering van commerciëele boekhouding verwacht spr.
niet alle heil. Na verder de opmerkingen over grond
exploitatie te hebben besproken, zegt spr., dat het
college van B. en W. 21/2 dag vergaderd heeft om over
verlaging van enkele posten te beraadslagen en het
resultaat was, dat zij er niet aan denken posten (be
halve de reeds verlaagden) te verlagen. B. en W.
zullen zich niet tegen het verlaging van posten door
den Raad verzetten, maar dan draagt de Raad de
verantwoordelijkheid, terwyl B. en W., wanneer eigen
dommen van de gemeente niet in een staat verkeeren,
waarin zij overeenkomstig de Gemeentewet behooren
te zjjn, verhooging van posten bij den Raad zullen
aanvragen.
Hiermede worden de algemeene beraadslagingen ge
sloten en wordt de begrooting afgehandeld. O.a. wordt
besloten aan de Koningin te verzoeken onze schutterij
in een rustende om te zetten, waartegen alleen de
majoor zich verzet. Zeer begrijpelijk 't is zijn
eenigste vermaak.
Het presentiegeld der raadsleden werd afgeschaft.
Een voorstel de Groot, de Inkomsten-belasting met
f 4000 te verhoogen en op f 99000 te brengen, wordt
met 15 tegen 3 stemmen aangenomen. De belasting
verhooging was daardoor met f 18000 verminderd.
Wijziging der verordening is dus overbodig geworden.
Na de begrooting gaf de burgemeester z'n afscheids
preek, die door den heer Beukers werd beantwoord.
Een aandoenlijk geredevoer was 't.
De val het Czarisme.
In Rusland brandt de revolutie, het proletariaat ver
breekt de ketenen van het despotisme.
Terwijl in de beschaafde landen der wereld de arbei
ders een macht zijn geworden in den strijd tegen het
kapitalisme, werd in het Russische rijk met de wreedheid
en barbaarschheid der middeleeuwen de opkomst der
arbeidersbeweging onderdrukt.
Oppermachtig regeerden de Ozaar met zijn hofkliek.
Jaren was de boerenbevolking uitgezogen; toen werd
de lijfeigenschap afgeschaft, maar alleen om des te beter
de zuigpomp van een schandelijk belasting- en pacht
stelsel te zetten op een verarmende bevolking, die werd
afgetapt tot den laatsten druppel, totdat hongersnood
op hongersaood hen uitmergelde. Bij al deze ellende
voegde zich de druk van het modern kapitalisme. En
de Czaar met zijn onverzadigbare grootvorsten verbrasten
de millioenen, onderhielden voor deze uitpe'siug hunne
ontelbare ambtenaren en bureaukraten, en voedden e;-
van een geldverslindend militairisme, dat aangewezen
was dit Czarisme, deze burcht van geweld te bestendigen.
Elke gedachte aan verzet werd met jarenlange ge
vangenisstraf, met mishandeling, met verbanning naar
de moordende mijnen van Siberië gestraft.
Vrijheid van het woord, van de pers, van vereeniging
en vergadering,zij waren daar onbekend. Staakte men
tegen het kapitalisme, dan werd men met den knoet
der kozakken naar de fabriek teruggeranseld. Men kende
in Rusland geen gewetensvrijheid, geen onschendbaarheid
van den persoon.
De doodsklok dezer tirannie heeft geslagen. Het
proletariaat is opgestaan om de rechten te nemen, die
het voor zijn ontwikkeling en bevrijding behoeft. Daar
voor heeft het gegrepen naar het wapen der politieke
staking. En met succes.
Thans heeft de revolutie doorgezet. Geen treinen
liepen meer. Fabrieken en winkels sloten. Telegraaf
en telefoon werden afgesneden, wereldsteden van de
wereld afgesloten, revolutionaire regeeringen werden
ingesteld. De boerenbevolking, door de beweging der
fabriekarbeiders aangestoken, stelden dezelfde politieke
eischen. Het leger werd onbetrouwbaar, zelfs bij de
ontmenschte kozakkenhorden, ontwaakte sympathie voor
de revolutie en afkeer voor het vuile beulswerk. Officieren
kwamen in de vergaderingen der arbeiders vragen uit
naam hunner regimenten niet op de soldaten te schieten
de soldaten zonden hun geweren in de lucht afvuren.
Als een stormwind jaagt de Revolutie, de moeder der
vrijheid, over steden en dorpen, over akkers en steppen,
en rukt de dorre bladen van reactie en middeleeuwsche
onderdrukking af. Het is de herfst voor het afstervend
despotisme. Het zaad voor een nieuw en vrjjer leven
ligt in de voren die het revolutionaire volk ploegde in
het vruchtbare land vruchtbaar door het heldenbloed
der naamlooze proletariërs.
Dit bloed heeft niet vergeefs gevloeid.
De alleenheerschappij in Rusland is gevallen.
Een keizerlijk manifest is gekomen. Het eerste deel
ervan luidt aldus:
„Wij Nicolaas II, bij de gratie Gods Keizer en a lleen-
heerscher van geheel Rusland, Czaar van Polen, Groot
vorst var Finland, enz. enz., verklaren aan al onze
getrouwe onderdanen, dat de troebelen en onlusten in
onze hoofdsteden en in andere plaatsen van ons Rijk
ons hart met groote en smartelijke droefheid vervu Jen,
daar het geluk van den Russischen souverein onver
breekbaar verbonden is met het geluk van het volk, en
de smart van het volk ook de smart van den Keizer is.
„Uit de tegenwoordige troebelen kan de algeheele
nationale desorganisatie ontstaan, waardoor de ondeel
baarheid en de eenheid van óns Rijk bedreigd zouden
kunnen worden. De hooge plicht, ons dooi' onze souve-
reine roeping opgelegd, gebiedt ons, met geheel ons
hoofd en geheel ons hart er naar te streven, het einde
te bewerken dier troebelen, welke zoo gevaarlijk zijn
voor onzen Staat.
„Wij hebben aan de verschillende autoriteiten last
gegeven maatregelen te nemen om directe uitingen van
wanorde, onlusten en gewelddadigheden te voorkomen,
om vreedzame lieden, die kalm hunne plichten willen
vervullen te beschermen.
„Doch bovendien hebben wij het noodig gevonden,,
om de algemeene maatregelen tot bevrediging van het
openbare leven te doen slagen, meer eenheid te brengen
in het opperbestuur van den Staat.
„Wij dragen onze regeering op, als volgt onzen on-
veranderlijken wil uit te voeren:
„lo. Aan de bevolking worde verleend de onwan
kelbare grondslagen van de burgerlijke vrijheid, berus
tende op wezenlijke onschendbaarheid van persoon,
vrijheid van geweten, van het woord, van vereeniging"
en vergadering.
„2o. Zonder dat de vroeger bevolen verkiezingen
voor de Rijksdoema worden opgeschort, worden inge
roepen om aan deze verkiezingen deel te nemen, voor
zoover de korte termjjn voor de bijeenroeping der Dolma
dit zal toelaten, de klassen der bevolking, die thans
geheel van het kiesrecht verstoken zijn, terwijl voorts
de regeling van het algemeen kiesrecht wordt overge
laten aan de nieuw ingestelde wetgevende macht.
3o. Als onveranderlijke regel wordt gesteld, dat
geen enkele wet in kracht kan treden, welke niet is
goedgekeurd door de Rijksdoema. Verder zal aan de
gekozenen van het volk de gelegenheid worden gegeven
daadwerkelijk toezicht te oefenen op de wettigheid der
handelingen van de door ons benoemde ambtenaren.
„Wij roepen alle getrouwe zonen van Rusland op,
zich hun plicht jegens hun land te herinneren, mede te
werk n tot het doen eindigen der ongehoorde onlusten,
en met ons gemeenschappelijk hun krachten te geven
tot herstel van de rust en den vrede in hun geboorteland.-
„Gegeven te Peterhof op 17/30 October 1905 in het
elfde jaar onzer Regeering.
NICOLAAS.'"
Dit manifest beteekent de val der alleenheerschappij.
Het Czarisme, die burcht van wreedheid, geweld,
verdrukking en moord is onder den moker van het
Russisch proletariaat verpletterd.
Wij, arbeiders, gedenken dien strjjd voor de vrijheid
met eerbied, met groote liefde. De Russische arbeiders
voeren den moeilijksten reuzenstrijd die de geschiedenis
gekend heeft.
De internationale sociaal-democratie, zal den val v.h.
Czarisme vieren en hulde brengen aan het heldhaftig:
strijdend Russisch proletariaat.
De strijd te Amsterdam.
Bleef tot nu de feitelijke stand van zaken in de
Amsterdamsche bouwvakken onveranderd, thans zijn
belangrijke wijzigingen op til.
In de laatste veertien dagen waren de christelijke
bouwvakvereenigingen, zoowel de Roomsche als de Calvi
nistische steeds in de weer om op eenige wijze een
einde aan de zaak te maken.
Een dag of tien, twaalf geleden begon het. Toen
vroegen zij een conferentie aan met het bestuur der
leidende stedelijke Bouwvakfederatie, en daar werd
voorgesteld de heele affaire nog eens „onder de oogen
te zien" en middelen te beramen voor de oplossing van
het conflict. Maar de huishoudelijke vergaderingen der
metselaars- en opperlieden vereenigingen weigerden
daarop in te gaan. Die wilden doorzetten tot het
einde toe: winnen of verliezen.
Toen dat overleg alzoo was mislukt, wendden de
Chrisielijken zich tot de patroons met een brief, waarin
werd medegedeeld, dat zij besloten hadden de solidari-
teitsstakers uit te noodigen den arbeid op de beide
„besmette" werken te hervatten, en, zoo dit niet ge
schiedt, een zoo groot mogeljjk aantal christelijken dat
werk zou gaan doen. Een en ander op voorwaarde,
dat de patroons dan de algemeene uitsluiting zullen
opheffen, en de onderkruipers later niet zouden ontslaan.
Op dit aanbod ging de „Algemeene Patroonsvereeni-