No. 51.
ZATERD AG 17 FEBRUARI 1906
5e Jaargang.
ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaidemokratische Arbeiderspartij
Bureau van Redactie en Administratie:
A. WINTERBERG, Oosterstraat 54.
Stokken voor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in liet bezit der Redactie zijn.
Afdeelingsnieuws.
Cijfers die spreken.
Een zeer fatsoenlijk mensch.
ABONNEMENTSPRIJS:
25 cent per kwartaal I 7 7.
franco per post 30 cent j Uj vooru^hng.
Losse nummers 2 cent.
ADVERTENTIEN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
Vanwege de afdeeling is beslag gelegd op de vol
gende avonden
Zaterdag 24 Februari. Feestavond in Constantia.
Zie advertentie dit nummer.
Dinsdag 6 Maart. Openbare Vergadering in de Groote
Zaal der Officieren-Vereeniging met Dr. Jan van den
Brink als spreker.
Zondag 18 Maart. Herdenking der Commune in
Constantia, met waarschijnlijk J. A. Bergmeijer als
spreker.
Zaterdag 7 April. Jaarfeest der afdeeling in'Con
stantia. Mededeelingen hierover komen later.
HET BESTUUR.
Bij het verschijnen van het uitstekende „Statistisch
jaarboek der gemeente Amsterdam," in zijn soort een
meesterstuk, heeft Het Volk de aandacht gevestigd op
een tabel, die een overzicht geeft over de sterfte dei-
ingezetenen, verdeeld naar den godsdienst.
Nu zou men zeggen wat kan daar voor belangrijks
in schuilen. Alle menschen gaan dood en daar heeft
de godsdienst niets mee te maken.
Dat is zoo, en toch doet zich het eigenaardige ver
schijnsel voor, dat de sterfte onder de katholieken grooter
is dan onder de anderen, hetwelk natuurlijk alleen te
verklaren is doordien de katholieken over 't algemeen
jonger sterven.
In het jaar 1904 stierven
Ongodsdienstigen 182 op de 80181 0.7 pCt.
Joden 692 59065 1.1
Protestanten 5162 306906 1.7
Katholieken 2267 120701 1.9
Dat de schuld ligt in het jonger sterven der katho
lieken blijkt uit het volgende staatje.
Van de gestorvenen waren beneden de 5 jaar
Bij de joden 26.9 pCt.
protestanten 31.9
katholieken 39.5
Stellen wij hier tegenover de cijfers van de lieden
die een hoogen leeftijd bereikten, dan zien wij dat van
alle gestorvenen boven de 65 jaren waren
Bij de joden40.4 pCt.
protestanten 33.3
katholieken 28.3
In 1904 stierven in Amsterdam beneden het eerste
levensjaar
Ongodsdienstigen 42 0.14 van het bevolkingscijfer
Joden 98 0.17
Protestanten 1099 0.37
Katholieken 597 0.50
Bjj deze en volgende cjjfers moet natuurlijk in aan
merking genomen worden, dat ze niets beteekenen
tegenover den katholieken godsdienst zelve, doch dat
er bij de katholieken (tot zelfs bij de kinderen toe,
blijken de sterftecijfers) een achterstand is bjj degenen
van andere religie.
Een achterstand op maatschappelijk intellektueel
terrein, die te verklaren, te wijten is aan het ontbreken
van energie, van zelfstandig levenvan suf volgen
van anderen, waar geen eigen levens-idealen prikkelen
en stuwen en bezielen en die op lichaam en ziel zoo
krachtigen invloed hebben.
In den regel heeft men het van katholieke zjjde niet
erg op cijfers. Eu daar blijkt men wel reden voor te
hebben. Ook in De Moker hebben wij eenigen tijd ge
leden de kriminaliteit-cijfers van ons land gememo
reerd, die zoo sterk getuigden tegen de sfeer van het
katholicisme.
Met die cijfers zit men dan ook nog al verlegen.
Het Centrum poogde de waarde ervan te verkleinen,
en beweerde, dat de hooge cijfers van N.-Brabant en
Limburg voor een groot ..deel veroordeelingen voor land-
looperij, smokkelarij e d. zouden zijn.
Dat uitvluchtje is bizonder slecht. Want ook over
den aard der misdrijven spreken cjjfers, die ook nu
niet te verdonkeremanen vallen. En ze logenstraften
de bewering van Het Centrum als volgt
Veroordeeld wei den in 1901 tot gevangenisstraf boven
de 3 maanden, dat zijn dus alle betrekkelijk ernstige
misdrijven:
In N. Brabant 282 personen.
Gelderland 151
Friesland 113
Limburg 153
De keuze ter vergelijking van deze vier provinciën
deed Het Volk, waaraan wjj ook deze cijfers ontleenen,
naar aanleiding van een opmerking eveneens van Het
Centrum, over het feit, dat de plattelands-provinciën
tegenover de andere met groote steden, in het nadeel
zouden zijn.
En nu nog een cijfertje tot slot. Geweldadige levens-
beroovingen (moord, doodslag etc.) (Hier zijn dus ook
bij de gevallen waarin de daders niet ontdekt werden),
kwamen voor binnen het gebied van het
Gerechtshof 's Hertogenbosch 15
Arnhem 5
's Gravenhage 6
Amsterdam 6
Leeuwarden 4
Inderdaad, de katholieken hebben wel eenige reden
om dat gecijfer te negeeren!
Van iemand te Vlaardingen woonachtig, ontvingen
wij eenige brieven, dicht beschreven, houdende ver
schillende opmerkiugen aan ons adres gericht, waarvan
wjj er enkele willen raededeelen.
De schrijverteekent zich „Practicus." Z'n naam
durfde hjj eerst na herhaald verzoek aan ons bekend
maken. En zeker had hij reden voor z'n aarzelen. Z'n
manier van spreken, z'n toon, is zóó netjes, geeft zóó
veel blijk van fatsoenbegrip, dat we ons best konden
voorstellen dat men dergelijke uitbrakingen 't liefst
anoniem doet. Dat we dan toch den schrijver de eer
bewijzen nota van z'n viezigheden nemen, geschiedt
heelemaal niet omdat hjj ons antwoord waard is,
doch in hoofdzaak om eens te illustreeren op welke
nette manier de „fatsoenlijke" burger die schelmen van
socialisten weet te behandelen hoe hij hen ten voor
beeld strekken wil in wellevendheid; in 't kort: op
hoe schitterende wjjze de moraliteit onzer bestrijders
zich openbaren kan.
Van het rijk getooide veld, plukken we enkele
bloempjes
(Uit den eersten brief).
Waar ik evenwel in u een geboren scheld-
„brokje meen te ontdekken, die eenmaal het zwijgen
„opgelegd, ons het beeld van een gesjochten jongen
„voorstelt, maak ik me er geen illusies van, dat
„u aan mijn welgemeende raadgeving gehoor zult
„geven."
Meneer wenscht vervolgens een schema van den
socialistischen staat, in 't bizon der hoe 't er met de
haring- en beugvisscherij zal uitzien. De malle vragen
die hjj stelt, te beantwoorden, ligt geenszins in ons
plan ge moet eens probeeren, vrind, het A. B. van
het Socialisme te weten te komen. Op 't oogenblik
weet ge daarvan nog niets.
Nog iets uit den eersten brief:
„Ge strooit hier wel veel verbittering, maar
„daarmee bereikt ge uw doel niet, stakkert."
(Volgt iets dat we uit zedelijkheids-oogpunt niet
kunnen afschrijven). Eu dan
„Waar nog één greintje wellevendheid in zit,
„moet van je walgen."
We mogen hier volstaan met te betwijfelen of het
oordeel van „Practicus" daarover wel eenige waarde
bezit.
In den tweeden brief komen enkele opmerkingen voor
over de villa van Polak, van welke „geschiedenis"
meneer „Practicus" blijkbaar weer niets af weetvoorts
eenige gekheid over onze sympathie ten opüchte van
gehuwde onderwjjzeressen, salarissen van dienstboden,
welke bij soc. dem. in betrekking ziju; verschillende
dingen, die schrijver „niet zeker weet te zeggen" en
waarover hij dus beter had kunnen zwijgen; onze
staak-maar-raak-taktiekonze leus: „men moet de
wond maar openhouden;" waardoor wij meedoogen-
loozer zjjn dan een harteloos kapitalist; dan de liefelijke
ontboezeming: „wreedaards, aan uw klauwen kleeft
mede het bloed van in vertwijfeling omgekomenen,"
enz. enz.
Komen we tot het 3e epistel:
„Ook tart ik u uit, om meer recht door
„zee te gaan, door ook in uw eigen tuintje eens
„te wieden. Heusch, daar is óók wel wat te doen.
„Vertel dan den grootschreeuwer Holman maar
„eens, dat het niet aangaat inkoopen te doen en
„de winkeliers naar de dubbeltjes te laten fluiten.
„Zeg dan het jongmensch Hoorweg, die zich ook
„al voor wereldhervormer heeft laten inschrijven,
„dat hij eerst zjjn wederhelft er attent op moet
„maken, geen strijkgoed op Zondag te doen be
ntellen
Over Witte krijgen we o. m. het volgende:
„Zie, spuw dat heer eens op z'n vestje,
„laat u niet paaien met praatjes uit den Gemeente
raad. Steun geen regeering, maar daden.
„Van 't praten dreigt hjj er eerder bij te zullen
„ziju dan de dominee, die om zjjn loslippigheid zijn
„emeritaat aan moet vragen. Trek dat heer eens
„aan zijn jasje, als hij een coupon-knippenden
„groote oome en een werkman gelijktijdig ontmoet,
„er de voorkeur aangeeft den meneer heel beleefd
„met den hoed te groeten, om den werkman zonder
„notitie van hem te nemen voorbij te loopen. Of
„in een ander geval verwaand en haastig (hjj heeft
„het altijd verbazend druk aan ziju loopen te be
speuren) met de hand aan den hoed tikt, heel
„afgemeten, even nadat men voor hem z'n petje
„heeft afgenomen. Och, wat beteekent zoo'n lompe
„arbeider!"
En verder nog:
„Welnu, zeg dan dat heer kort en goed
„niet zoo familiaar om te gaan met parvenu's,
„(menschen bij wien in den goeien, ouwen tijd de
„haring des avonds vanzelf van den havenkant de
„schuine steeg af in huis kwam rollen.) Het loopt
„zoo in de gaten als men hun huis (adres naast
„het postkantoor) plat loopt, om welke redenen
„dan ook."
Dan komt nog aan ons adres
„U van harte beterschap toewenschende van de
„venijnige en meestal ongeneeslijke ziekte der
„partijzucht, noem ik mij, enz."
Met een post scriptum
„In uW belang zou het wezen, de verspreiding
„van uw blad niet aan bezopen colporteurs toe te
„vertrouwen...."
Dit alles had de brandman niet bedoeld in De Moksr
gepubliceerd te zien. Voor den vierden brief verzocht
hjj echter opname, doch om den lezer te doen zien, wie
hier aan 't woord is, meenden wij de introductie noodig.
Vlaardingen, 30 Januari 1906.
Mijnheer de Redacteur,
Geheel ontdaan over uw schrijven in het laatste
nummer van uw blad, grijp ik volvaardig naar de
pen, om een woord van verweer het wereldrond te
doen hooren. Want ik ben niet van plan met de
gedachte rond te loopen een durf-niet, een laffe
praatjes-maker, een onbekende St. Nicolaas, Don
Quichot en de hemel weet welke zulke te goeder
naam en faam bekend staande personen meer te
zijn. En vooral om voor een onpractisehen vent door
te gaan, komt mijn eer een beetje al te na. 't Is
daarom, dat ik u mijn naam bekend maak en eenige
ruimte in uw blad verzoek af te staan.
Ronduit gezegd, dacht ik, dat het vragen naar
mijn naam eigenlijk een truc was, om na de be
kendmaking m'n huid eventjes vol te schelden. Nu
ik merk, dat het u ernst is, op mijn schrjjven in
te gaan, geef ik aan uw roepstem gehoor en mag
het publiek oordehlen, wie onbeivezen kletspraatjes
verkoopt, u of ik en daarnaar beslissen, wie zijn
tijd, papier en inkt practischer heeft besteed, u of
ik. Allereerst wil ik opmerken, dat ik als reden
van mijn onwil, mijn geschrijf in De Moker te doen
opnemen niet opgaf een praatje met u te willen
MOKER