Ditjes en Datjes.
Buitenland.
Kijkj es op het Bureau voor
Arbeidersrecht.
king van de partijleiding. Is het nog noodig te zeggen,
dat wij nn eens moeten wedijveren in beknoptheid
en zelfbeperking De bespreking van de partijleiding
en hiertoe behoorden de bovenaangehaalde kwesties
moet het eerst behandeld worden, zei de voorzitter.
Het onweer moet van de lucht.
Neen, was het wederwoord van Tak, dat zijn meer
deren met mij niet met het partijbestuur eens. Wij
kunnen in deze omstandigheden niet aan die besprekingen
beginnen. Het komt mij wenschelijker voor, eerst de
voorgestelde agenda van den tweeden dag in behande
ling te nemen, en eerst morgen de partijleiding aan de
orde te stellen. Dan kan een commissie benoemd worden
uit verschillende uiteenloopende elementen gevormd, dp?,
eenige conclusies opstelt, waarnaar het debat kan worden
geregeld.
Na een discussie, die de geheele eerste ochtendzitting
voortduurde-, werd in den geest van Taksvoorstel
besloten.
Nu werd een commissie benoemd, bestaande uit
Troelstra, Gorter, v. d. Goes, Vliegen, Tak, Schaper
en mevr. Roland Holst. Deze commissie zou den vol
genden dag verslag van hare werkzaamheden uit
brengen.
De brochurenhandel zal een afzonderlijke afdeeling
van onze partij worden. Daarvoor zal een leening van
vierduizend gulden gesloten worden.
Het volgende congres zal plaats hebben te Amsterdam.
Ware voor ons Schiedammers Rotterdam, dat ook in
aanmerking kwam, meer gewenscht geweest, ook Am
sterdam is voor onze afdeelingsleden gemakkelijk te
bereiken. Wij hopen er daar velen te ontmoeten.
Nadat de wenschelijkheid der oprichting van afdee-
lingen van „de Zaaier" was betoogd, kwam in bespreking
een nieuwe wijze van verkiezing van partijbestuurders,
met dit gevolg, dat ook voor leden van het dagelijksch
bestuur de af deelingen buiten Amsterdam candidaten
kunnen opgeven. Tot nu toe was dit in handen der
federatie Amsterdam.
Den tweeden dag werd geheel besteed, zooals reeds
in de inleiding van dit artikel werd medegedeeld, aan
de besprekingen over de partijleiding, en wat daarmee
onmiddellijk samenhangt.
Vooral de zaak Wijnkoop-Hugenholtz werd in den
breede door verschillende afgevaardigden meest in
afkeurende woorden ter sprake gebracht. Slechts van
het partijbestuur en van een der afgevaardigden mocht
Wijnkoop eenige woorden van goedkeuring in ontvangst
nemen, zoodat bij het stellen van een motie van goed
keuring de houding van Wijnkoop zeker niet in be
scherming zou worden genomen. En dat bleek heel
duidelijk, want een motie van goedkeuring ten opzichte
van Hugenholtz werd met algemeene stemmen op zeven
na door het congres aangenomen. Daverend applaus na
dezen uitslag bewees, dat bijna niemand de houding
van Wijnkoop billijkte. Als wij de hoop uitspreken,
dat zulke zaken in onze partij niet meer voorkomen,
dan gelooven wij het gevoelen van alle partijgenooten
weer te geven.
Eén woord moet ons echter van het hart. Een woord
van verbazing, dat Wijnkoop niet onmiddellijk zijn
plaats aan de bestuurstafel na de ondubbelzinnige uit
spraak van het congres verliet. Meer zullen we er
ditmaal niet van zeggen.
Onaangenaam was de toon, toen de houding der
Kamerfractie in zake het arbeidscontract werd besproken,
eenerzijds door Mendels en Spiekman, anderzijds door
Schaper en Vliegen, waarbij zich ook Tak en van Hinte
voegden. Een enkele scherpe uitdrukking van Schaper
had een niet minder scherpe van Mendels tot gevolg.
Het laatste belangrijke punt van behandeling was de
.vraagZal Het Volk in het aanstaande jaar een ver
antwoordelijk hoofdredacteur hebben of zullen zonder
de laatste de overige redacteurs de verantwoordelijkheid
te zamen dragen? De discussie hierover liep zeer be
vredigend in korten tijd af. Het Volk zal geen hoofd
redacteur hebben, doch Troelstra, van der Goes en Mevr.
Roland Holst verklaarden zich bereid, als vast of los
medewerker van ons hoofdorgaan op te treden. Geen
beter bewijs, dat het congres in de beste harmonie
scheidde.
Een kranig slotwoord, het zingen van de „Interna
tionale" en we keerden allen naar onze woonplaatsen
terug, in de stellige verwachting, dat de toekomstige
jaren beter voor de propaganda zullen zyn dan het
afgeloopene.
Dat Schiedam daartoe het hare bijdrage
De Vrouwen van Courrières.
„De mijnwerker 'Simon, die 4 April den ganschen
dag de mijn doorkruisd had, heeft op een punt negen
lijken gevonden, in geheel goeden staat, van menschen
dus, die nog slechts zeer kort gestorven konden zijn.
Toen de menigte die bij de mijn wachtte, voornamelijk
vrouwen, hiérvan hoorde, geraakte zij in een schrikke
lijke opwinding en stiet woedende kreten uit."
Zoo luidt een van de laatste courantenberichten over
de brand in de mijnen van Courrières, die een oogenblik
een rilling door de landen deed gaan. Eén oogenblik
maar. Want weer zijn er andere dingen gebeurd, waar
we ons mee bezig houden en de ramp van Courrières
zal gauw vergeten zijn. Voor de vrouwen der arbei
dersklasse moest dat niet zoo zijn. In hunne gedachten
moest deze ramp in vurige letters geschreven „blijven.
De opwinding, de woede der vrouwen van de zoo
ellendig omgekomen mijnwerkers moest zich voortplanten
onder alle vrouwen van arbeiders. En dat zou zoo zijn
als ze de ware oorzaak van zulk een ramp maar kon
den zien.
Maar de getroffen vrouwen zeiven zien deze nog niet
eens.
Haar woede keert zich en hoe natuurlijk is dit, tegen
dien of dien ingenieur, die zich vergist heeft, toen hij
meende dat er geen levende menschen meer in de mijn
konden zijn, terwijl haar mannen en zonen in die duis
tere, onderaardsche gangen langzaam stierven van hon
ger en vergeefs een uitgang zochten.
Haar woede keert zich hoogstens tegen de maatschappij,
die eigenaar is der mijn maar het eigenlijke monster,
het kapitalisme zelve, daartegen richten zij zich niet. De
groote schuldige kennen zij niet. Dat is niet één mensch,
of één maatschappij. Dat is het geheele stelsel. Dat
stoort zich niet aan recht of onrecht, aan geluk of
ellende Dat beheerscht alle arbeiders. Geen van allen
ontkomt aan de grèep van het monster met zijn dui
zenden armen. En de minister van Frankrijk mag
welwillend afdalen in de rampzalige mijn, en de rech
ters mogen de zaak gewichtig onderzoeken, en enkele
schuldigen straffen, maar ook zij zullen niets kunnen
veranderen aan de toestanden die er toe dringen, dat
men arbeiders laat atdalen in een mijn, die reeds drie
dagen in brand staat.
Laten we ons eens even voorstellen, dat de kolen
uit de mijnen gehaald werden, alleen voor de verbrui
kers, dat wil zeggen voor de menschen die kolen noo
dig hebben om hun kacheltje te stoken, zoowel als
zoowel als voor de fabrieken om de machines te laten
werken. Dus niet om te verkoopen met winst voor
menschen, die hun geld in de mijnen gestoken hebben
niet om aandeelhouders rijk te maken, eenvoudig alleen
voor hén, die kolen kuunen gebruiken.
Niet voor de kolenhandelaars, maar voor de kolen-
verbranders.
De arbeiders zelf zouden tot die verbruikers behooren
en om wat meer kolen te halen zouden ze er niet aan
denken in een mijn af te dalen, waar zoo groot gevaar
dreigde.
Als de mijn stil lag, zou er geen winsf-verlies plaats
hebben voor de aandeelhouders, er zou gewoon eenigen
tijd stilstand van kolenproductie zijn.
En de mijnwerkers zouden niet gejaagd worden naai
de gevaarlijke mijn uit vrees van loonverlies, iederen
dag dat ze geen kolen kappen uit het ingewand der aarde.
Immers, wanneer de winstprikkel niet meer bestond,
wanneer de mijnen het eigendom waren van allen die
kolen noodig hebben, wie zou er dan tegen zijn om het
den mijnwerkers zoo goed mogelijk te maken?
Korte werkdagen en de beste inrichting van de mijn,
die men zich denken kan, zouden de mijnwerkers mogen
hebben.
Wij zouden dan zooveel kunst besteden aan de mijn
bouw, als men nu b. v. besteedt voor het verkeer in
een bergland als Zwitserland.
Om de Engelsche „misses" te laten tennissen aan de
rand van een afgrond, ter wille van de Amerikanen,
die hun verveling komen verzetten op de sneeuwtoppen
en de gletschers van Zwitserland, worden de meest
ontoegankelijke bergen bereikbaar gemaakt. Bruggen
worden gelegd over wijde afgronden, stations worden
gehouwen in de ijsmassa's der Hooge Alpen, reuzen-
dammen worden opgestapeld, waarover electrische
treinen voortglijden, eindelooze tunnels geboord!
En al die grootsche werken kunnen door menschelijk
vernuft uitgedacht en gemaakt worden, nu echter alleen
als er groote winsten mee te behalen zijn.
Wanneer het kapitalisme het beveelt zon in een ander
stelsel de mijnwerker onder in den berg niets van die
kunst mogen genieten, waarvan zijn leven vaak afhangt,
terwijl de reiziger boven op den berg de voordeelen er
van met groote onverschilligheid aanneemt?
Zouden wij zulke toestanden dulden, zou zoo iets
mogelijk zijn in een socialistische samenleving?
Wij mogen medelijden hebben met de vrouwen van
Courrières, maar daar mag het niet bij blijven.
Haar woede moet onze woede zijn!
Maar laat die woede zich niet machteloos uiten tegen
enkele personen.
Maar tegen het stelsel.
Laten we doordenken.
Dat de nevels van onze gedachten wegtrekken.
Laat ons inzien, dat het kapitalisme alleen bevochten
kan worden door de vereenigde arbeiders.
Naaisters, dienstboden, zijt ge al lid van uw vakver-
eenigiug?
Fabriekarbeidsters, waarom sluit ge u niet aan bij
de vakvereeniging der mannen?
Huisvrouwen, zijt gij lid van de arbeiderspartij Leest
ge de Proletarische Vrouw? Steunt ge dat blaadje met'
een abonnement? Als ge 't met eenige buurvrouwen leest,
kost het U maar een paar centen,
Bezoekt ge onze vergaderingen? Leest g§ onze
brochures?
Doet dat alles dan spoedig.
Laat de kreten van woede der Fransche mjjnwerkers-
vrouwen u aanwakkeren, u voortdrijven en plaatst u in
de rijen der strijders tegen het kapitalisme.
M. W.
B. v. B.
We moeten zeer bescheiden zijn als we hier even
om den hoek gluren. Niet al het verhandelde is bestemd
in het openbaar vermeld te worden, voor niet alle
zaken (vooral nog niet afgehandelde) is het taktisck
wenschelijk er reeds over te spreken.
't Kan er nog wel 'ns „slapjes", maar 'tkan d'r óók
wel 'ns bepaald druk zijn.
Allerlei vragen hoort men die allerlei arbeid
eischen. Soms gauw afgedaan, soms veel tijd vorderend.
In tegenstelling met de rapporten der bureaux in
andere plaatsen, waar de loonvorderingen, -(inge
steld bij onrechtvaardig plotseling ontslag) een bedui
dend contingent van het aantal behandelde gevallen
vormen, is er feitelijk hier nog niet één loonvordering
voorgekomen. Of de feiten zich niet zouden voordoen
O ja, zonder twijfel. Doch de arbeiders weten in den
regel niet, wanneer zij het recht hebben te vorderen en
laten dan, uit vrees voor moeite en last, de zaak maar
waaien.
Eén geval kwam voor, dat nog slechts ten deele
loonvordering was. De betrokken patroon scheen in t
eerst niet veel lust te gevoelen, met. het Bureau kennis
te maken, doch die lust kwam toch. En het gevolg
was, dat de bemoeiingen van het Bureau met goed
succes werden bekroond en de arbeider het gevorderde
geld ontving.
De ongevallen-zaakjes loopen drukker. Reeds zijn
verschillende beroepszaken loopende, waaronder één
verdediging. Eén geval kwam voor, dat niet voor be
roep vatbaar was, daar de ongeschiktheid tot werken
niet den wettelijk bepaalden termijn had geduurd.
Belasting-zaakjes kwamen verschillend voorallen
echter waren ze reeds in 't stadium, dat er niets meer
te veranderen valt. Er was er zelfs één, waar 't een
zeer onrechtvaardigen aanslag goldt, doch de termijnen
voor protest waren verstreken. Bij de ontvangst der
aanslagbiljetten moet men recht zoeken, niet eerst dan,
wanneer het te laat is.
Een landweerman meende kans te hebben van den
dienst af te komen en profiteerde van *de bemoeiingen
van het Bureau. Tot z'n niet geringe blijdschap heeft
de man z'n zin gekregen ook.
Aanvragen voor schadeloosstelling voor landweer
mannen moeten nog worden uitgesteld 't zal wel Mei
worden eer 't daarvoor de tijd is.
Uit de couranten geknipt.
De vryheid van den politieman. Een
inzender in de Rechtstoestand schrijft:
In De Nederlandsche Politie van Juli 1905 lezen wij
o.a. van de vrije dagen van de agenten van politie
„In den Helder en 's-Hertogenbosch hebben de agenten
van politie om de 18 dagen een vrijen dag en ook om
de 10 Zondagen, dus in één jaar 5 vrije Zondagen.
In Haarlem, Dordrecht en Amersfoort om de 18 dagen
en ook zoo om de 18 Zondagen, dus hoogstens 4 vrije
Zondagen per jaar.
In Zutphen om de 21 of 22 dagen een vrijen dag, dus
hoogstens 2 vrije Zondagen per jaar.
Te Edam en Tiel geniet de politie geen vrije dagen,
doch elk agent 14 dagen verlof per jaar.
Als we dat zoo eens nagaan en er dan bij bedenken,
dat er nog plaatsen zijn, waar de politie van des mor
gens 7,30 of 8 uur tot des avonds 10 uur of 11 uur,
op Zaterdag- en Zondagavond dikwijls tot 12 of 1 uur
dienst doet, en dat het dikwijls voorkomt dat politie
mannen na een geheelen nacht dienst gedaan te hebben
eenige uren voor den rechter moeten verschijnen en
zoodoende dikwijls 24 ja zelfs 36 uren feitelijk dienst
doen," enz.
„Een agent die hoogstens 2 vrije Zondagen per jaar
geniet, vroeg op zekeren Zondag eenige uren vrij van
dienst om naar de kerk te mogen gaan, aangezien zijn
dochter als lidmaat zou aangenomen worden. Dit ver
zoek werd hem zonder eenige reden geweigerd."
Het Volk teekent daarbij aan
Het is niet dankbaar van hen die profiteeren
van de orde, om de menschen die ze voor hen
moeten handhaven, zoo te exploiteeren. Of wil
men ze zoo van de noodzakelijkheid van het ex
ploitatiestelsel overtuigen
Eu wij, wij denken onwillekeurig even aan. den
toestand van den Schiedamschen politieman, die in vele
opzichten ook zooveel te wenschen overlaat.
De onderwijzer aan de klerikale school.
Het hoofd der christelijke school te Oud-Delftshaven,
de heer P. H. Rom, heeft zijn ontslag genomen. In de
School met den Bijhei schrijft de onderwijzer J. Balde
Dzn. van Heerjansdam naar aanleiding daarvan
„Tijdens den jongsten Boeren-oorlog was ik onder
wijzer aan de Chr. School te Oud-Delftshaven. Nog
steeds denk ik met vergenoegdheid terug aan mijn
oud-patroon, den heer P. H. Rom.
„Zijn arbeid in de school heb ik steeds bewonderd
en dwong mij eerbied af. Onvermoeid was hij op zijn
postwat in het belang zijner school was, deed hij,
al veroorzaakte het hem persoonlijk schade. Toen hij
wegens ziekte 2 maanden binnenshuis moest blijven,