VLAARDINGEN.
No. 11.
ZATERDAG 12 MEI 1906,
6e Jaargang.
ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij.
Bureau van .Redactie en Administratie:
Singel 18415.
Stukken ïoor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
Steuncomité S. B. B.
Een Arbeidsreglement.
ABONNEMENTSPRIJS:
25 cent per kwartaal j v00ruitbetaUna
franco per post 30 cent 3 vooruU0emiin9-
Losse nummers 2 cent.
ADVERTENTIEN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
Te Schiedam zoo goed als te
Vlaardingen moet elk z'n best doen
vaste lezers op „De Moker" te werven.
Elk drage een steentje bij ons lezers
tal te vergrooten.
1
Te Vlaardingen Is Zaterdags „DE MOKER"
te verkrygen by:
J. TAV DRIE I., Oosterdwarsstraat 27
en J. BERKHOUT, Markgraafstraat 13.
Voor de Wageningsche Steenbakkers enz.:
Afgedragen aan W. Gorter, penningmeester W. B. B.
Lijst No. 72, voltallig, met een bedrag van f 6.6573, door
J. v. Steenis, sec.
Meerdere lijsten liggen nog ter teekening in „Con-
stantia", Volkshuis en bij J. v. Steenis.
We ontvingen een „Arbeidsreglement" voor de Coöpe
ratieve Bakkerij te Schiedam, dat zeker wel eenige
bespreking in ons blad verdient.
Het trof ons eenigszins dat er slechts gesproken wordt
van „de Coöperatieve Bakkerij" te Schiedam en niet
van üe „Algemeene" enz. 't Is niet gezegd, dat de
„Algemeene" steeds de eenige coöperatieve bakkerij te
Schiedam blijven zal.
In 't algemeen gesproken moet erkend worden dat
bij de samenstelling van dit Arbeidsreglement wel ge
poogd is, goed w e r k te leveren. Dat men niet in
alle opzichten het volmaakte (voor zoover als daarvan
sprake kan zijn) heeft bereikt, stellen wij ons voor
hieronder aan te toonen.
In de eerste plaats kan de 4e alinea van art. 2
onze sympathie in geen enkel opzicht verkrijgen. Daarin
wordt toch bepaald:
Om als voorloopig of vast werkman te kunnen
worden aangesteld moet men den leeftijd van 16
jaar bereikt en dien van 35 jaar niet overschreden
hebben.
Zietdaar een bepaling welke absoluut geschrapt dient
te worden. Hoe ze in het reglëment verzeild is, ver
klaren we niet te begrijpen. Want het kan toch haast
niemand in z'n hoofd opkomen en dus ook geen
bestuur eener onderneming welke althans voorgeeft in
het belang der arbeidersklasse werkzaam te zijn om
een arbeider op 35-jarigen leeftijd reeds ongeschikt te
verklaren te arbeiden. Dat zou een bij uitstek slecht
voorbeeld zijn, aan de particuliere werkgevers gesteld.
Iemand op 35-jarigen leeftijd moet geacht worden in
de kracht van z'n leven te zijn. Z'n practische ervaring
vooral zal in den regel die van z'n jongere collega's
overtreffenop grond waarvan moet zoo iemand buiten
de fabriek worden gehouden? Moet soms elkeen die
den leeftijd van 35 jaar bereikt heeft, zich maar alvast
in een oude mannenhuis laten opbergen?
Foei, welk een slechte bepaling is dat! We vertrouwen
dat het Bestuur der „Algemeene" zich alsnog haasten
zal ze uit het reglement te lichten zoo niet, dan
zou er zeker voor de bakkersgezellen-organisatie reden
te over zijn er aktief tegen op te treden. En zouden
ook de leden der „Algemeene" er niet eens een woordje
over mee spreken?
Het leerlingstelsel is aldus geregeld, dat op elk acht
tal werklieden niet meer dan één jongmaatje mag werk
zaam zijn. Met deze bepaling gaan we akkoord.
Art. 9 (2e alinea) bevat wéér een zonderling voor
schrift. Het (personeel) moet wonen binnen de be
bouwde kom der gemeente.'"
Hier gaat het Bestuur der „Algemeene" toch ook
weer z'n bevoegdheid te buiten. Het kan vergen dat
het personeel steeds op den bepaalden werktijd in de
fabrieken aanwezig zal zijn doch verder moest het
zich niet aanmatigen, zelfs te willen voorschrijven waar
de leden van het personeel wonen mogen. Er zijn
menschen wier geaardheid, of gezondheid vordert zich
buitenaf te vestigen wie heeft het zedelijke recht
hen dat te verbieden
Op grond waarvan ook kan zulk een bepaling ge-
wenscht of noodzakelijk zijn
Kom, men moet niet „te veel" willen bepalen. Want
als men hieraan begint, waarom zou men dan ook niet
gaan bepalen, in welk gedeelte der stad of welke
straat een gezel wonen mag? Men legt echter alzoo
de eerste vrijheid der arbeiders buiten de fabriek aan
hinderlijke bepalingen vast, die zich nu op den een,
morgen op den ander doen gevoelen doch die een
verzet van allen volkomen wettigen. Want ook deze
bepaling mag in het fabrieksreglement eener humaan
bestuurde onderneming zeker niet gevonden worden.
Het heeft op méér dan één plaats zelfs méér dan
de schijn dat men het aantal artikelen van dit regle
ment zoo groot mogelijk wilde hebben. Wij spraken
daar straks reeds van „te veel" bepalen en dat is het
geval. Indien' men voorschriften voor alles en nog
wat maken gaat, moet men er vooraf maar eenigszins
op bedacht zijn, dat de geboden wel eens overtreden
zullen worden.
Er kan ook wel een beetje adn het plichtsbesef der
arbeiders zeiven, worden overgelaten. Wil men ze persé
in een keurslijf van voorschriften rijgen, dan ontneemt
men ze beslist alle zelfstandigheid en demoraliseert
zeker de individn en een onderneming als de „Al
gemeene" heeft o. i. juist meer ten doel in tegenover
gestelde richting werkzaam te zijn, nl. de individu
gelegenheid te geven zich op te heffen, zèlt aan de
verhooging van het zedelijk bewustzijn werkzaam
te zjjn.
Op grond hiervan zouden we zeggen moest de laatste
alinea van art. 8, waarin wordt bepaald dat het per
soneel verplicht is zich jegens superieuren en het
publiek beleefd en betamelijk te gedragen, vervallen.
En evenzoo dat gedeelte van art. 10, waarin bepaald
wordt, dat het ten strengste verboden is gedurende het werk
te rooken of te pruimen of fooien, onder welken vorm
of benaming ook, aan te nemen. Mag een broodbezorger
b.v. geen kop koffie of glas water aannemen, indien dit
hem wordt aangeboden De verbodsbepaling betreffende
het gebruik van alcoholhoudende dranken heeft natuur
lijk een heel andere zin.
Art. 11 zegt, dat het personeel verplicht is ordelijk
op zijn kleeren te zijn en de grootste zindelijkheid in
acht te nemen. Ook deze bepaling kan ons niet beko
ren men moet vooral niet vergeten dat de samenstelling
van het bestuur aan verandering onderhevig is en er
kunnen wel eens elementen in verzeilen, aan wie de
handhaving van zoo'n bepaling minder goed is toever
trouwd.
Art. 15 lijkt ons ook al niet geschikt reglementair
omschreven te zijn. Daarin bepaalt de eerste alinea
De normale werktijd is voor gewone dagen 10 uur, des
Zaterdags 16 uur. Des Zondags wordt niet gewerkt.
Indien het bestuur ter goeder wille is en de stand
der onderneming het toelaat, zou het mogelijk zijn dat
te eeniger tijd het denkbeeld tot verkorting van den
arbeidsdag aan de orde komt. Waarom zou men zich
dan nu de handen gaan binden door een 66-urige werk
week vast te stellen Laat men het bezwaar onder
vangen door te bepalen„de werktijd zal als regel
niet meer bedragen enz.
Art. 16 bepaalt dat de werktijd bij noodzaak door
den meesterbakker kan worden verlengd tot hoogstens
70 uur per week en met toestemming van het bestuur
tot hoogstens 72 uur per week. Maar nergens wordt
bepaald dat voor die extra werk-uren vergoeding wordt
verstrekt. In elk geval is een voorschrift gewenscht
wordt er wel of wordt er niet betaald voor overwerk?
Ook in een coöperatie moet o.i. extra arbeid extra
betaald worden.
De loonregeling komt ons voor in de gegeven om
standigheden billijk te zijn. Het loon van gezellen die
den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, bedraagt f 12.
per week, stijgende na 2, 4, 6 en 8 dienstjaren op 23,
25, 27 en 29-jarigen leeftijd respectievelijk op f 12,50,
f 13.f 13.50 en f 14.De meesterbakker ontvangt
f3.50, de ovenisten en deegmakers f 1.meer dan in
het tarief is aangegeven.
Korting op het loon mag alleen geschieden bij be
schadiging aan het materieelde korting mag niet meer
bedragen dan een vijfde van het loon.
Is ook dit bedrag niet te hoog gesteld Vooral met
het oog op de gehuwden zou 't lager gesteld beter zijn
en moest men niet meer dan fl.— per week inhouden.
Dan is het toch al erg genoeg.
Ook al weer te reglementair krijgt het personeel
recht op drie vrije dagen per jaar. De particuliere
bakkerijen hier ter stede geven ze óók; waarom zou
de „Algemeene" niet te eeniger tijd er vier, vjjf en zes
van maken Moet dan altijd zoo'n reglement belemme
rend werken? Minstens drie vrije dagen was beter
gezegd.
De artikelen 26 en 27, de uitkeeringen bij ziekte
regelende, vallen niet anders dan te roemen. Vooral
indien ze gul worden toegepast.
Ook de pensioen-regeling is met zorg samengesteld.
Dat is een niet gemakkelijke regeling, die altijd hare
schaduwzijde heeft, doch ten opzichte waarvan de „Al
gemeene" o. i. niet de minst verkieslijkste vorm heeft
gekozen.
Art. 33 handelt over „straffen," waaronder begrepen
zijn: le berisping door den meesterbakker; 2e berisping
door het bestuur; 3e schorsing met gemis van loon,
door het bestuur; 4e wegzending uit den dienst, door
het bestuur.
Schorsing met gemis van loon kan gedurende ten
hoogste 14 dagen worden opgelegd.
Schorsing met gemis van loon zal men moeilijk
schorsing kunnen noemen. Met de inhouding van loon
verbreekt men eiken band tusschen de onderneming en
de arbeiderschorsing in den enkelen zin van 't woord
bedoelt niet meer dan de producent als zoodanig tijdelijk
buiten den gemeenschappelijken arbeid te plaatsen.
In alle betrekkingen van openbaren dienst wordt deze
verklaring toegepast het bestuur der „Algemeene"
meende een minder alledaagsche te moeten verzinnen.
Maar aan te bevelen is ze niet. De schorsing alleen
is zwaar genoeg voor de gestrafte, die dan alléén de
straf draagt bij inhouding van loon treft men on-
schuldigen: de vrouw, de kinderen van den misdrjjver.
Is dat billijk?
Van alle door het bestuur opgelegde straffen bestaat
beroep op den raad van toezicht. Door het instellen
van beroep wordt de straf opgesehort.
Van de verdere bepalingen vermelden we alleen nog
art. 41, behelzende dat de opzeggingstermijn zoowel voor
het vaste personeel als voor de onderneming is gesteld
op veertien dagen. Bij niet inachtneming van dezen
termijn wordt een bedrag verbeurd, gelijk aan het
loon over den tijd die aan de termijn tekort komt.
Hier worden dus werknemer en werkgever als geljjke
krachten beschouwd en wordt vergeten dat de werkgever
ten allen tijde werkkrachten te zijner beschikking vinden
kan, doch de werknemer wel eens in omstandigheden
kan komen dat zijn belangen door zulk een maatregel
ernstig worden geschaad.
Ten overvloede zij er op gewezen dat verzuimd is
in het reglement te bepalen dat bij gegeven ontslag
loon zal worden verstrekt, 't Zou zich kunnen voordoen
dat zich daarover nogal verwikkelingen ontsponnen,
zeker niet in 't belang der partijen.
Dat wij hiermede onze beschouwing eindigen wil niet
zeggen dat wij nu over 't reglement alles gezegd hebben
wat we ervan denken. Neen, doch om verschillende
redenen mochten we niet al te uitvoerig worden.
Wij meenen echter in de kritische beschouwing van
het «mcepf-reglement zoo zakelijk mogelijk te zijn ge
weest. Maar de bezwaren die we tegen verschillende
bepalingen ervan gevoelden, meenden we, zij het dan
MOKER