Schiedamsehe Bestuurdersbond. Yoor de vrouwen. Vlaardingsche IJzerkoekjes. eenigingen, die kalmpjes zijn thuisgebleven. En het meerendeel wellicht zonder eenige reden De brandersknechts, S. D. A. P. en bakkersgezellen waren met banier vertegenwoordigd de typo's man keerden den pas. De gemeente-werklieden waren het talrijkst opgekomen. Op het meeting-terrein was 't een gezellige drukte. Door Bergmejjer, Elterink, Mol, Troelstra en Jan van Zutphen werd 't woord gevoerd en ofschoon het een heele beproeving was in het open, onbeschaduwden veld een spreker geheel te volgen bij een temperatuur als op j.l. Zondag, tóch was de belangstelling groot. De optocht wat grootsch en indrukwekkend. Als een reusachtige slang kronkelden de ontzaglijke stoet door Rotterdam's stratende vele banieren komen dan eerst goed tot hun recht en geen wonder dat de be langstelling overgroot was. Kalm en ordelijk, zooals we dat bij arbeidersoptoch ten gewend zijn, ging het voort onder de opgewekte marschen der deelnemende muziekvereenigingen (we hebben „Kunst en Strijd" Zondag meermalen bewon derd er zit een stevige vooruitgang in afgewisseld door 't gezang der meetinggangers. Op de Pompenburgersingel had de stoet echter een keftigen aanval te doorstaan. Voor het opgeschoven venster van een bovenhuis zat een jongmensch, wiens gepommadeerde en opgekuifde haren zooiets van 'n kantoorvlerkje deden vermoeden, dat per week zoo'n driehonderd koperen centen naar huis te sleepen heeft en dus afdoende reden kennen moet om met bizondere voorzichtigheid voor z'n private bezittingen te zorgen. Of hij lang verzonnen heeft op welke manier hem dat nu het beste zou kunnen gelukken, vermogen we natuurlek niet te zeggen. Maar wèl, dat hij tot een genialen gedachte gekomen was: juist toen wij voorbij gingen hing (schoon droevig, door geen zuchtje bewogen) een oranje-wimpeltje uit het venster! We hebben het kereltje, dat aan dat reepje misschien z'n zakcentjes voor de heele maand had verspeeld, eens hartelijk uitgelachen. De stoet werd op het Boymansplein door Spiekman met een enkel woord ontbonden. Een goede vangst? Zaterdag is te Kethel door de Rijkspolitie van de brigade Schiedam tegen een gezelschap hooggeplaatste personen proces-verbaal opge maakt, wegens het jagen op de jacht van den heer W. C. Teurlings te Rotterdam, zonder dat zij voorzien waren van een schriftelijke vergunning. Het eigenaardige van het geval is, dat de jagers waaronder personen waren uit de eerste kringen van ons land, den gemeente-veldwachter en een nachtwaker, tevens onbezoldigd veldwachter, hadden meegenomen om als dragers dienst tfc doen en tevens om hen den weg te wijzen. Ook tegen den gemeente-veldwachter en den nacht waker is proces-verbaal opgemaakt wegens stroopen. De Nieuwe noemt dit „een goede vangst." We zullen eens zien wat er van de vaügst dier adellijke stroopers terecht komtMisschien nog wel een uitbrander voor den „gelukkigen" veldwachter! Yolksbadhuis. Het groot aantal liefhebbers voor 2de klasse regenbaden, komt Zaterdag-avond en daarop is de capaciteit van het Badhuis niet berekend om dien stroom over verschillende dagen te verdeelen heeft het Bestuur besloten, bij wijze van proef, de baden op Dinsdag, Woensdag en Donderdag, goedkooper te stellen en wel op 4 ets. per bad, in plaats van 7 ets. De lof op een rotte kool. De Volks- lanier (redacteur de heer Pastoors) geeft een kostelijke aanbeveling van het „zoo populair geschreven," „hoogst nuttige" weekblad De Christelijke Actie, dat een bij- voegseltje is gaan uitgeven. We meenden dat de heer Pastoors te hoog zou staan zich met zulk een scheldbrok en lasterpak als De Christelijke Actie (die trots alle moeite in Schiedam geen ingang verkrijgen kon) te bemoeien. Neen, de heer Pastoors vindt het zelfs leerzame lectuur! Men zou toch van zoo iemand een juister (of eer lijker?) oordeel gezocht hebben. Staking Bouwvakarbeiders te Leiden. Van diegenen, welke nog steunlijsten in hun bezit heb ben, verzoek ik beleefd a. s. Zaterdagavond tusschen 8 en 10 uur verantwoording: J. v. Steenis. Het was maar een genieten in uiterste bescheiden heid, wat lengte van tijd betrelt en duurte voor de beurs. Een genieten van één dag in vollen zomertijd. En buiten niet eens, maar in stad. Maar met schoonheid tot grondslag, van kunst en van natuur. Die staan in nauw verband tot elkaar. Laat ik probeeren een indruk te geven. Het besef van genot kwam in de heerlijke, zalige stilte van den Zaterdagavond den avond met gedaan werk, een als het ware gewijde stemming, waarin de mensch zich d6n tijd gunt dat, wat er wel altijd is, maar wat hij in den regel geen gelegenheid heeft op te merken, de schoonheid van dingen op zich te laten inwerken. 't Was buitenshuis tegen het vallen van den avond, in die laatste momenten van klare, heldere lucht, die zoo onbeschrijfelijk vredig en mooi kunnen zijn, momenten die goed kunnen maken dagen van zorg en strijd. Ik wil zeggen waar het was en waarom zoo niets den indruk verstoorde. Langs een deel van de zuidzijde van het Amster- damsche Vondelspark loopt een straat, vrij breed met een dubbele rij boomen, rechts en vooruit het groen van Vondelpark en van de tuinen der villa-woningen. Aan de andere zij staan de huizen in doorloopende rij maar met de boomen er voor hindert dat niet. En hier nu heerschende volledige rust. Een enkel mensch slechts hier en ginds. De bewoners zijn weg (op reis in binnen- en buitenland) en met hen de trawanten hunner nimmer eindende behoeften. Geen jachtende bezorgers nu van consumptie, geen slagersknechts op zwaar-belaste fietsen, geen bakkerskarren, geen ijswagens, niets, niets waar naar hoeft moet uitgekeken, uit vrees te worden aan gereden. Dat is weelde. Inééngevloeid nu het mooi van stad en buiten: de kostelijke woningen der met aardsche goederen geze- genden (die daar niet genoeg aan hebben, maar om op verhaal te zijn vóór den winter, getrokken zijn naar de bergen, de badplaatsen, naar Noord en Zuid en Oost en West) èn de schoonheid van park en boomen, met hier en daar hooger nog dan deze zich teekenend tegen de lucht slank-oprijzende telefoonzuileu, die over winningsteekenen van 's menschen geest. En 's middags had ik gezien (voor één dubbeltje maar, vóór 1 uur 's middags is het een gulden) een collectie schilderijen uit Rembrandt's tijd, bijeengebracht ter eere van den grooten meester. Ik was daardoor dubbel vatbaar voor het mooi van den avond. Want dat is de dubbele winst van het zien van echte, mooie kunst't is genieten op het oogenblik en daarna verhoogde vatbaarheid om het mooi der werkelijkheid te zien, het mooi der luchten, van de tinten van het licht, van de schaduw, van de lijnen en de kleuren en van dit alles te zamen, zooals het op elkaar inwerkt. Men moet wel zich hebben aangewend om overal ook in huis, maar vooral op straat of gracht, of in de vrije natuur op veld en strand en duin, in 't woud en op het water te kijken naar wat mooi is, om met vrucht een schilderij of teekening te kunnen zien, maar anders om ook dat merkt men, als men met rustige aan dacht of in museum of op tentoonstelling bekeken heeft wat begenadigde kunstenaars van nu en vroeger ons ter genieting hebben gegeven. Als men daarna buiten komt, ziet men met andere oogen, merkt men op moois, dat te voren onverschillig liet. Daarom, we kunnen kunst niet ontberen, als we wil len vatbaar zijn voor het mooie van de werkelijkheid. Ook helpt de eene kunst de andere. Wat het oog heeft gezien, verhoogt het genot van muziek, van een boek. Het was een genieten in uiterste bescheidenheid wat lengte van tijd betreft en duurte voor de beurs. Accoord, dat is wat de proletariërs-vrouw past. Ze moet, al wou ze het anders voor het oogenblik, er mee tevre den zijn. Maar de bewuste proletariërsvrouw woekert met de ééndaags-, de ééndubbeltjesgenieting. Ze woekert er mee en het komt haar ten goede, haar en haar man en kinderen, of broeders en zusters en ten slotte be vordert het de verwezenlijking van den toekomststaat waar haar bewustzijn naar uitgaat. In haar geest breidt, wat zjj gezien en genoten heeft, zich uit tot iets oneindigs het voert haar gedachten naar den heerlijken tijd dien zij weet dat komende is, waarin weelde van kunst en van werkelijkheid beide, gemeen goed van allen zal zijn. En sterker wordt haar verlangen, sterker haar wil. De enkele brokskens van zuivere schoonheid doen den dood aan de moedloosheidze doen groeien de kracht, om den last van het kapitalisme zich van de schouders te werpen. Wat de organisatie vermag om de groep, de klasse der proletariërs sterk te maken voor haar taak, dat wordt verhoogd door het genieten van wat schoon is door de inaividuën, de enkelen, die de groep, de klasse samenstellen. Een proletariaat dat zich heeft laten opvoeden, dat zich zelf opgevoed heeft tot de hoogte van vatbaar te zijn Voor mooie kunst en mooie werklijkheid is onweerstaanbaar. Zoo'n proletariaat minacht en ver werpt den bombast, den valschen klank in schijn van „nationale" volksfeesten, haar door de bourgeoise be reid, beziet die in het ware licht en erkent er in de paaimiddelen van de bourgeoisievoelt de geringschat ting, die er aan ten grondslag ligt. Zoo'n proletariaat voelt zich opgewassen tegen de bourgeoisie, omdat het in zich heeft ondekt een gelij ken aanleg tot genieten, een zelfde vatbaarheid voor waar menschengeluk, als bij hen, die in hun jeugd zorg vuldig geleid en ontwikkeld werden. Die aanleg kon den groei van hun lichaam niet vol gen, omdat de bourgeoisie, de heerschende klasse, hun den pas tot weten afsneed, toen zij de kinderschoenen nog niet ontwassen waren. Daardoor raakten zij in den waan dat zij een ander soort wezens waren, en in hun uiterlijk leven zijn zij dat ook. Maar waarmede hun macht groeit om hun uiterlijk leven te verbeteren, hun woning en voeding, de besteding en de duur van hun vrijen tijd, hervat de aanleg zijn groei en maakt van den proletariër de gelijksoortige van den bezitter. Zoo nadert de macht van het bezit zijn onvermijde lijk einde. Waar het dus in dé allereerste plaats op aankomt, en daar kunnen de vrouwen ontzaggelijk veel toe bijdragen, door zichzelf en door hun invloed op de mannen dat is het uitwendige leven, de levensom standigheden, te verbeteren. Dat kan alleen door aanéénsluiting, door organisatie èn door verhooging van de krachten van ieder in 't bizonder. Dat laatste nu, de versterking, persoon voor persoon, daar draagt toe bij een open oog voor wat waarachtig mooi is. Gelukkig hebben wij daarbij wegwijzers in vereenigingen als „Kunst aan het Volk" en dergelijke. Ons aller aangewezen, gemeenschappelijke organisa tie, tezamen met onze mannen, broeders en vrienden, is de Sociaal-Dem >cratische Arbeiderspartij. Voor zoo ver we in een vak werzaam zijn, is het plicht, lid te zijn van onze vakorganisatie. En waar de S. D. A. P. vrouwenclubs heeft, daar mag geen vrouwelijke Soc.- Democraat daarin ontbreken. M. M. Kleine kringetjes-menschen. Als je sociaal democraat bent, dan valt je ook in de termen om met allerlei liefelijke benamingen betiteld te worden. Dan noemen ze je een utopist, dan weer een oproerkraaier, een smeerpijp, een luiaard, die van een andermans centen mooi weer wil spelen, een gelukzoeker, die het om een baantje te doen is, enz., enz. De allerlaatste betiteling is dan kleine-kringetjes-men- schen. Zóó duidt de N. VI. Cri. ons althans in een harer laatste nummers aan, en wel naar aanleiding van de bekende groote rede door onzen partijgenoot Jaurès in de Fransche kamer voor enkele weken uitgesproken. Minister Clemenceau toch heeft Jaurès totaal, totaal verpletterd! Wel te verstaan niet den persoon doch de ideeën welke hij daar ontwikkelde. Jaurès dan, had volgens den geleerden schrijver, enkel een kolenmijn op het oog, daar zou hij hoogst waarschijnlijk z'n ideeën in practische daden kunnen omzetten, doch voor de geheele maatschappij zou het klinkklare onzin blijken, wanneer ze in toepassing ge bracht moesten worden. Dan toch zou de staat, de almachtige staathet begin en het einde, de Alpha en de Omega zijn, en zou de menschheid in zulke banden van knechtschap geslagen worden, dat ze weer spoedig naar de vleeschpotten van het kapitalisme zou verlangen, 'tls om te rillen. Intusschen, we herinneren ons ook nog wel een serie artikelen uit hetzelfde blad, waarin de maatschappe lijke ontwikkeling ons geschetst werd, en waarin aan de hand van de feiten geconcludeerd werd dat het groot kapitaal bezig was zulk een heir van afhankelijke men schen te vormen, dat het inderdaad van belang kon geacht worden dat op dit maatschappelijk verschijnsel eens den nadruk werd gelegd. Om ten slotte tot deze conclusie te komen dat de maatschappij zich in socialis- tischen zin ontwikkelde. De aandachtige lezer merkt wel dat dat krantje niet ernstig te nemen is. Wat ze vandaag als een waar heid verkondigt, dat stelt ze morgen als de reinste onzin voor. Wat niet erg voor het prestige van zoo'n blad getuigt. Maar verpletterd, ja, dat zijn we al wel honderdmaal, 't zal ook wel niet de laatste keer zijn. Staking; Leidsehe timmerlieden. Door een paar onzer partygenooten werd op de de vorige week gehouden repetitie van de zangvereeniging „De Stem des Volks," f 2.13 gecollecteerd voor de stakende timmerlieden. Onzen dank aan de leden van „De Stem" voor hunne offervaardigheid. Het eerste ofier. De „N. VI. Crt." berichtte Zaterdag 28 Juli De zee heeft reeds weer haar eerste offer geëischt. De vorige week heeft het in de nabijheid van de Shet- landsche eilanden, waar onze schepen de haringvisscherij uitoefenen verschrikkelijk gestormdenkele schepen zijn reeds met schade aan de netten van de visscherij teruggekeerd en één arriveerde reeds 1.1. Donderdag met verlies van een menschenleven. Het was de logger „De jonge Jan" VL. 184, schipper Joh. van Embden, die op Donderdag 19 Juli 's namiddags te 5 uur, bij ruw weer onverwacht door een vreeselijke stortzee werd op zijde geworpen, waarbij behalve luiken en breels en 8 kantjes haring twee mannen over boord sloegen, de .schipper zelf en de 21-jarige matroos Klaas Klein- boesem, terwijl een ander matroos tegen de verschansing sloeg en bewusteloos bleef liggen. De schipper had nog met één hand een baaklijn kunnen grijpen en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1906 | | pagina 3