GELD. No. 15. ZATERDAG 13 Juni 1908. 8e Jaargang. ORGAAN der Afd. Schiedam en Vlaardingen der Sociaal demokratische Arbeiderspartij. Stuiken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a.s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. De Moker Gemeentelijk Grondbedrijf. Uit de Vakvereenigingen. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal 7 7- franco per post 30 cent j hj v°or™tietal™9- Losse nummers 2 cent. Bureau van Kedaktie Gebouw „CONSTANTIA", Hoogstraat. Bureau van Administratie Rhoonschest aat 7boven ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. is eiken Zaterdag verkrijgbaar: Te Schiedam: Nieuwsticht N. Z. 32. Groote Markt 3. Zalmstraat 22. „Constantia", Hoogstraat. Te Vlaardingen: Markgraafstraat 20. Aan bovengenoemde adressen worden ook abonne menten aangenomen. De abonné's worden verzocht bij adresverandering daarvan kennis te geven aan de Administratie. De Verkiezing in District II heeft veel geld gekost. Komt partijgenooten en geestverwanten, zorgt voor ons Verkiezingsfonds. Wij moeten ervoor waken, dat dit fonds geen schalden maar steeds groote baten heeft, anders verlamt onze actie door gebrek aan geld en dat mag niet. Denkt daaraan! Er moet nog heel wat inkomen, voordat het goed is! M. C. M. de Groot. Gemeen telijk Grondbedrjjf. De heer M. C. M. de Groot richtte een open schrijven tot den Gemeenteraad in zake het Gemeentelijk Grond bedrijf en zond ook ons dat toe. Voor ons is dat een zeer geschikte aanleiding, om een en ander over deze kwestie in het midden te brengen. Uit het schrijven van den heer de Groot blijkt in de allereerste plaats, dat er zeer veel «verschil van meening" en „veel misverstand" in den Gemeenteraad bestaan over dit onderwerp. Of dit alleen het tech nische gedeelte of ook het fandamenteele gedeelte raakt, wordt er niet bij gezegd. Maar wij kunnen niet ge- looven, dat de Raadsleden allen doordrongen zijn van „de overtuiging, dat de gemeente zooveel mogelijk eigenares moet zijn van de gronden in haar omgeving." Integendeel, de grondeigenaren en grondspeculanten, die ook in den Schiedamschen Raad niet ontbreken en de voor hen onmisbare bouwspeculanten, die eveneens in den Schiedamschen Raad aanwezig z|jn, kunnen krachtens hun speculanten-karakter onmogelijk een der gelijke overtuiging bezitten. Dezen moeten wel tegen standers zijn van een Gemeentelijk Grondbedrijf, dat juist tegen de grond- en bouw-speculatie ingaat. Nn is door de meerderheid van den Schiedamschen Raad wel een Gemeentelijk Grondbedrijf ingesteld en hebben Gedeputeerde Staten de instelling daarvan wel goedgekeurd, maar het is zeker, dat de genoemde grond- bouw-speculanten hun uiterste kracht zullen inspannen de werking dezer nieuwe instelling zooveel mogelijk te belemmeren en zoo mogelijk tot een fiasco te drijven. En daarom is het van het hoogste belang, deze nieuwe instelling zoo stevig en gezond mogelijk te maken. Een heldere voorstelling van de fnndamenteele beteekenis van een gemeentelijk grondbedrijf is daarom voor alles noodig. Die beteekenis uiteen te zetten, zal daarom het eerste stuk van ons betoog zijn. Daarna zullen wij nagaan, of de heer de Groot daarmee rekening hield in zijn open schrijven aan den Raad. De verplichting om een gemeentelijk uitbreidingsplan vast te stellen, door de Woningwet aan de gemeenten opgelegd, is voor vele gemeenten de onmiddellijke oorzaak geweest van de theoretische en praktische vaststelling hunner grondpolitiek. Vooral bjj die gemeenten, die aan een dergelijk uitbreidingsplan meer dan theoretische waarde moeten hechten, omdat binnen hun gebied een sterke samentrekking van bevolking plaats grijpt, is de reeds bestaande praktijk van gennentelijken grondaan koop ten behoeve der gemeentelijke uitbreiding toen om gezet in de theoretische formule, dat „de gemeente zoo veel mogelijk eigenares moet zijn van de gronden in haar omgevingriBij alle gemeenten, die in deze omstandig heden van zeer snellen bevolkingsgroei verkeeren, had de praktijk reeds sinds jaren geleerd, dat de particu liere grondeigendom, telkens wanneer de gemeente bjj de uitbreiding behoefte heeft aan grond voor haar wegen of openbare gebouwen, een leelijke begrooting- drukker is, omdat de particuliere bezitters in de gele genheid zijn de behoefte der gemeente aan grond ten eigen nutte te exploiteeren en de gemeente met specu lanten-prijzen te belasten. Daarom zijn al die gemeenten sinds jaar en dag bezig, de gronden op te koopen, die zij in afzienbaren tjjd ten behoeve der gemeente meenen te zullen noodig hebben. Die gemeenten zijn daardoor grootgrondbezitters geworden en de praktijk en de ondervinding drijven hen tot steeds belangrijker ver meerdering van dat bezit. Aanvankelijk geschiedde deze aankoop in den regel uit leeningen, door de gemeenten voor dat doel gesloten. De renten en aflossingen werden dan op de gemeente- begrooting gebracht. Doorgaans bracht men deze inkom sten en uitgaven onder het hoofd „buitengewone". Maar een onderdeel der gemeentebegrooting waren ze toch. Op den duur ontstond hierdoc. een onhoudbare toestand. Het zeer bjjzonder karakter van deze inkomsten en uiigaven ten behoeve en tengevolge van den gemeente lijken grondeigendom met hun groote wisselvalligheden van stijging en daling, bracht de betrokken gemeente besturen tot het inzicht, dat men al wat dezen gemeen telijken grondeigendom betreft, los moest maken van de gewone begrooting der gemeente. En in al die gemeenten kwam men toen vanzelf tot de meening, dat men voor het grondbezit en al wat daarbij behoort een afzonderlijk bedr|jf moest inrichten, n.l. een gemeentelijk grondbedrijf. Deze behoefte aan een „Gemeentelijk Grondbedrijf' is gemeen aan alle gemeenten, die zooals Rotterdam en Schiedam door de ontwikkeling der bedrijven groote hoeveelheden meDschen naar zich toetrekken en bij die snelle vermeerdering van bevolking weer industrieën en andere ondernemingen lokken, omdat deze daar zeker zjjn van voldoende en goedkoope arbeidskracht. De eischen, door de Woningwet gesteld, dreven, gelijk gezegd, die gemeenten tot de formuleeriDg dezer be hoefte. Deze oorsprong van den eisch van een Gemeentelijk Grondbedrijf bewijst dat de gemeenten uit zelfbehoud, uit eigen belang, dus in 't belang der plaatselijke ge meenschap, tot den grondaankoop in 't groot zijn over gegaan. De noodzakelijkheid om met de gemeente begrooting uit te komen en de gemeentenaren niet bovenmate te belasten, dwong de gemeenten door aan koop grondbezitter te worden en haar grondbezit ge stadig uit te breiden. Achter dien aankoop zat geen begeerte naar bezit, maar alleen de dwang der be grooting. De gemeente Schiedam kreeg op die manier een bezit, door B. en W. geschat op een verkoopwaarde van f 3.100.000. En ieder weet, dat de praktijk de gemeente ieder oogenblik opnieuw dwingt tot aankoop. De feiten leeren dus, dat de gemeente noodgedwongen overging tot de vorming van gemeenschapsbezit, dat het grondbezit zich, tenminste in de gemeenten, met zeer snellen bevolkingsgroei onder invloed der aange wezen oorzaken, ontwikkelt in de richting van gemeen- schappelijken eigendom. Tegenover de zeer zekere bedrijfsconcentratie in handen van particulieren (trusts enz.) staat hier de zeer zekere eigendomsconcentratie in handen der ge meenschap. Tegen de particuliere bedrijfsconcentratie is tot nu toe geen macht ter wereld bestand gebleken. Anders is het met de gemeentelijke eigendomscon centratie. Daartegen kunnen de particuliere grond eigenaren en de daarmee verbonden bouwspeculanten door middel van de gemeenteraden, gedeputeerde staten enz. belemmeringen in overvloed scheppen. De weigering van de Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland om de verordening voor het Schiedamsche Gemeentelijk Grondbedrijf goed te keuren, is daarvan een der voorbeeldenformeele bezwaren mogen daarbij op den voorgrond zijn gebracht; de tegenzin tegen het Gemeentelijk Grondbedrijf, een eerste organisatie van een plaatseljjken. gemeenschappeljjken grondeigen dom, zat er als wezenlijke drjjfveer achter. In het belang nu van een regelmatige, onbelemmerde ontwikkeling der gemeenten is het, dat aan deze door de praktijk gebleken noodzakelijkheid van uitbreiding van den gemeentelijken grondeigendom geen enkele belemmering in den weg wordt gelegd. Het Gemeen telijk Grondbedrijf moet dus in de gelegenheid zijn, om bljjvende binnen de eischen eener goede koopmansschap (daarover verderop nader), den gemeentelijken grond eigendom binnen het gebied der gemeente regelmatig te vergrooten, ten einde geleidelijk te komen tot den algeheelen gemeentelijken grondeigendom. En bestreden moeten worden alle invloeden, die de regelmatige ontwikkeling der gemeenten in deze door de praktijk zelve aangewezen richting tegenhouden. Het ontworpen koelie contract voor de Schildersgezellen. De Bond van Ned. Schildeis- patroons heeft een model-arbeidsovereenkomst vastge steld in 13 artikelen. De verplichtingen der schilders gezellen, daarin omschreven, zouden aldus kunnen worden weergegeven Eerste gebod: Gij zult iedere werkzaamheid verrichten, die ik, uw patroon, u opdraag (art. 1). Tweede gebodG|j zult het u opgedragen werk naar uw beste vermogen verrichten en u daarbij gedragen naar de voorschriften van orde en veiligheid, die ik, uw patroon, zal vaststellen (art. 2). Derde gebod Gij zult den arbeid aanvangen op het tijdstip, dat ik, uw patroon, zal aangeven en daarbij noch sterken drank gebruiken, noch vloeken, noch rooken, nog verder doen wat ik zal verbieden (art. 3). Vierde gebod Gij zult werken gedurende de door mij, uw patroon, vast te stellen lengte van uren (art. 4). Vijfde gebodG|j zult geen andere schafttijden hebben als door mij, uw patroon, zullen worden vastge steld (art. 5). Zesde gebod Gij zult ook buiten de vastgestelde lengte van uren en des Zondags werken, wanneer dat mij, uw patroon, gewenscht voorkomt (art. 6). Zevende gebod: Gij zult afstand doen van ieder recht op loon door art. 1638c en a van het Burgerlijk Wetboek u toegekend (art. 10) x). Achtste gebod: Gij zult goedkeuren, dat ik, uw patroon, des Zaterdags voor het einde van den arbeidsdag u ontsla met ingang van den eerstvolgenden werk dag, wanneer dat mij, uw patroon, behaagt. Des gelijks zult gij, koelie, mij des Zaterdags voor het einde van den ab-idsdag moeten meedeelen wan neer gij m|j, uw patroon, met den ingang der nieuwe week niet langer wilt dienen (art. 11). Negende gebodGij zult goedkeuren, op staanden voet te worden ontslagen bij mijn overlijden, indien ik, uw patroon, oordeel dat een der gevallen aanwezig is, genoemd in art. 1639p van het Burg. Wetb. 2) (art. 12). Tiende gebod: Gij zult u onderwerpen aan de betaling der boeten, die ik, uw patroon, u zal wenschen op te leggen wegens te laat komen of overtreding van het derde gebod. (art. 13.) Daartegenover staan de plichten der patroons aldus omschreven Eerste plicht: Gij doet met uw koelies wat gij wilt, 1) NI. in geval van ziekte of ongevalindien buiten zijn sclmld niet gewerkt kan worden bij bevalling der echtgenootebij be grafenis van een naasten bloedverwantalles voor een betrekkeliik korten tijd. 2) Misleiding door valscbe getuigschriften, ongeschiktheid voor het werk, dronkenschap, liederlijk gedrag, diefstal, bedrog enz., mishandeling, bedreiging, beleediging, beschadiging van des werk gevers eigendom, dienstweigering, enz.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1908 | | pagina 1