het noodig is dan zal er in dien geest kannen worden
beslist en een voorstel aan Burgemeester en Wethouders
gedaan worden.
g£De heer Smit herhaalt dat hy het wenschelyk acht
dat nu alleen wordt aangenomen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Mr. Jansen wenscht zijn stem te motiveeren
die hg tegen het voorstel zal uitbrengen. Als hy het
voorstel goed begrypt dan wordt daarin de kwestie
onder 3o. geëlimineerd en bljjft die onder lo hangende.
Men stelt zich immers voor daarop later terug te komen.
Ten slotte is het dus alleen zeker dat uitgegeven zal
worden f 100.en. daarmede kan Spreker zich alleen
vereenigen als dat geld goed gebruikt wordt. Waar
nu de gemeente-financiën, Spreker zal maar zeggen
niet gunstig, zyn, daar acht hy dit niet ge wenscht
zoolang men omtrent het overige geen zekerheid heeft.
De heer De Groot zou wel in de gelegenheid willen
zyn om by punt 3 een afwykend voorstel te doen. Hy
vraagt daarom de punten afzonderlyk in stemming te
brengen.
Punt I, hierna in stemming gebracht, wordt aangeno
men met 17 tegen 2 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Jansen en Lagerwey.
Punt II wordt aangenomen zonder hoofdelijke
stemming.
Punt III.
Den heer De Groot komt het voor dat de beweeg
redenen en de conclusie van het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders op dit punt niet kloppen.
Zy erkennen de diepe ellende der werkloosheid en het
algemeen kwaad daarvan. Het is een groot gebrek
in de maatschappelijke ordening, maar daarom ook
moet de Maatschappij daartegen optreden.
Burgemeester en Wethouders meenen dat de ervaring
nog niet voldoende is omtrent de werking van het
Gentsche stelsel, en dat lijkt Spreker niet juist. Overal
is men tot dat stelsel gekomen en in tal van gemeenten
is het aangenomen, zoowel in Nederland als in België.
De werkloosheid heeft overal een gelijk beeld en wat
elders daartegen goed werkt zal ook hier goed werken.
Waar hier het initiatief dezer beweging is gekomen
uit de burgerij niet van bovenaf, van den Raad,
en de samenstelling der commissie heel gelukkig door
haar uitgebreidheid niet bedoelende het aantal leden
en zich mag verheugen in den krachtigen steun der
arbeidsbeurs, die wederkeerig van deze beweging steun
zal hebben, daar is het aangewezen dat Staat en Ge
meente de beweging zooveel mogelyk helpen en is het
wel gewenscht nu ook uitspraak te doen over het be
ginsel. De financiën verkeeren in ongunstigen toestand,
zooals de heer Van der Laan in besloten zitting heeft
uiteengezet een beschouwing die Spreker hoopt dat
deze ook in openbare zitting zal willen herhalen
maar Spreker gelooft desniettemin dat het plicht is
de beweging te steunen.
De Voorzitter had gedacht dat de heer De Groot
zou hebben toegejuicht dat punt 3 werd geëlimineerd.
Spreker is het in veel van wat de heer De Groot heeft
gezegd, eens, Burgemeester en Wethouders voelen de
ellende 4ie over de heele wereld als een stroom wordt
uitgestort door de werkeloosheidzij gaan echter niet
mede met de bewering van den heer De Groot dat
Staat en Gemeente aangewezen zyn om te helpen. Of
deze moeten helpen is een beginselstrijd, waarover wij
thans liever niet willen spreken. Als er eenmaal vol
doende licht zal zyn ontstoken, dan ee.st kan worden
uitgemaakt of het, met het oog op den toestand der
financiën, geoorloofd is de helpende hand uit te steken.
Met die gedachte bezield, hebben Burgemeester en Wet
houders voorgesteld daarover nu niet te spreken. Men
weet nu wat bij Burgemeester en Wethouders heeft
voorgezeten bij het uitbrengen van het advies.
De heer De Groot kan zich geen orgaan voorstellen
dat meer aangewezen zou zijn om naast de vakorganisatie,
mede te werken aan de bestrijding der gevolgen van
werkeloosheid, dan juist Staat en Gemeente. Spreker
vermoedt dat het comité er veel prys op zal stellen
dat uitspraak wordt gedaan over het beginsel, vermeld
onder punt 3.
Hij vreest dat zonder die uitspraak het comité de
noodige opgewektheid zal verliezen om voort te gaan.
Als echter de heer Smit, als voorzitter van het comité,
kan verklaren, dat dit niet het geval zyn, dan zal
Spreker op een be lissing niet verder aandringen.
De Voorzitter wijst er op dat in het voorstel wordt
gesproken over het Gentsche stelsel en daarover willen
Burgemeester en Wethouders thans liever niet een
beslissing zien genomen.
De heer Lagerwey acht het mogelyk, dat de tegen
stand van hem in het College heeft bijgedragen om het
prae-advies te doen luiden zooals het nu is.
Behalve het bezwaar, dat met deze zaak de gemeente-
zorg alwoer wordt uitgebreid, heeft Spreker in de eerste
plaats het oog gevestigd op het financieele bezwaar
voor de Gemeentekas.
Waar deze zaak voor de Gemeentekas vermeerdering
van druk zal brengen, daar heeft Spreker gemeend
reeds by den aanvang der behandeling erop te moeten
wyzen dat de Gemeente daaraan zoo min mogelyk moet
deelnemen en zoo min mogelyk geld uit de Gemeentekas
moet verstrekken.
Spreker heeft dit reeds nu gezegd, opdat de Gemeente
zich niet zou binden door een beginselverklaring.
De heer De Bruin wil gaarne het voorstel— De Groot
steunen. Alleen met het laatste de vraag aan den
heer Smit kan Spreker zich niet vereenigen.
Spreker is lid van het comité en zal niets afdoen
aan de waardeering daarvoorSpreker acht het mét
den heer De Groot hoog noodig, dat nu een beslissing
genomen wordt.
De vakvereenigingen moeten gereorganiseerd worden
en dit moet geschieden vóór den winter en ook nog
vóór den winter moeten Burgemeester en Wethouders
kunnen beslissen of zy toegelaten kunnen worden tot
het fonds.
De vakvereenigingen hier ter stede zyn wel niet zoo
slecht, maar geen enkele is er die in een paar weken
gereorganiseerd zou kunnen worden, wil men ze airhans
op soliden grondslag gevestigd zien.
Spreker wil voorts nog wijzen op het verkeerde
standpunt, dat de Voorzitter blykt in te nemen.
Deze heeft gezegd„wy willen een beginselstryc.
vermyden over het verleenen van hulp." Beginselstrijd
acht Spieker hier alleszins uitgesloten. Het comité staat
op het standpunt dat de vakorganisaties de bestrijding
der gevolgen van de werkloosheid ter hand zullen nemen,
gesteund door subsidies van Staat en Gemeente, alzoo
particulier initiatief met steun van Staat en Gemeente.
Dat is hetzelfde standpunt dat ook bij het onderwys
wordt ingenomen, dat is ook wat bedoelt het Gentsche
stelsel.
De Voorzitter zegt dat het beginsel, dat hy op he
oog had, betrof het beginsel van het Gentsche of he
Noorsche stelsel. Daarover hoeft Spreker alleen ge
sproken
De heer De Bruin merkt op, dat de Voorzitter heeft
gezegd, dat het nog de vraag was, of Staat en Ge
meente de aangewezen lichamen waren om steun te
verleenen.
De Voorzitter zegt dat dit zóó niet zyn bedoeling is
geweest; alleen had hy het oog op de keuze van stelsel.
De heer Gouka wil toch ook even de noo'dkreet
over de gemeente-financiën eens onder de oogen zien
Spreker ziet niet in dat, als dergelijke kwesties aan
de orde komen, in eens dat paardje vau stal moet
worden gehaald. In de ellende der werkloosheid moet
worden voorzien. Voor wat noodzakelijk is moet geld
beschikbaar worden gesteld.
De heer Wittkampf heeft deze beweging als een
goed en noodig stuk sociaal werk en Spreker voelt er
veel voor om nu een beslissing te nemen over punt 3.
Spreker weet niet of de Voorzitter wel eens een
opdracht heeft gehad tot voorbereiding van eenig
werk, waaraan avond aan avond werd g-werkt en dat
in de eerstvolgende vergadering in 5 minuten ter zijde
was gesteld. Wien dat overkomt gevoelt een machte-
looze woede bij zich opkomen.
Nu heeft Spreker in het prae-advies gelezen„De
Raad blyft dan tegenover eventueele voorstellen van
de commissie volkomen vry" en dat lykt hem voor de
commissie weinig bemoedigend.
De Voorzitter protesteert.
De heer WittkamptHet staat er, mijnheer de
Voorzitter, en het staat er leelyk en scherp. Als de
heer Smit werkelijk kan verklaren dat de lust der
commissie daa'mede niet gedrukt zal worden, heeft
Spreker er vrede made. Echter de woorden van den
heer De Bruin hebben voor hem de noodzakelijkheid
getoond, waar deze wees op de reorganisatie der vak
vereenigingen, dat nu reeds zekerheid moet worden
verkregen. Dat was voor spreker een krachtig argu
ment om te wenschen dat de Raad zich zal uitspreken
over punt 3.
Er zal bezuinigd moeten worden om de noodige
gelden b schikbaar te krygen, en dan lykt het spreker
dat daarvoor in de eerste plaats in aanmerking moet
komen de afschaffing van het presentiegeld. Alle raads
leden verkeeren toch zeker in betere financieele con
ditie dan die menschen waarvoor deze beweging op
touw wordt gezet.
De heer Smit kan er zich wel mede vereenigen om
ook over het laatste punt te beslissen, daarmede zal
her comi een groote kracht verkrijgen; vandaar ook,
dat hy heeft aangedrongen op behandeling daarvan.
Het comité heeft nog geen som gevraagd, het heeft
alleen gevraagd of de Raad zich wil uitspreken of hy
wil medewerken. De zaak staat of valt met de meer
dere of mindere sympathie van den Raad. Ervaart de
commissie dat haar streven noodig geacht wordt en de
Raad bereid is om een bijslag te verleenen, dan kan
de commissie met haar werkzaamheden voortgaan en
by de vakorganisaties aandringen op het voorbereiden
der reorganisatie.
De heer Lagerwey bemerkt uit de woorden van den
heer Smit, dat deze zeer ontvankelijk is voor indruk
ken. Het nu reeds steun toezeggen moet spreker tegen
houden als zijnde z.i. een ongewenschte daad. Hij is
verplicht daarop te wijzen, waar de heer Gouka reeds
begon met een platonische verklaring omtreDt de Ge
meente-financiën.
Juist daarom heeft spreker zich zoo gereserveerd
gehouden. Hy wenscht zich voorloopig een volledige
vrijheid voor te behouden. Hy laat zich volstrekt niet
overtreffen door den heer Gouka in zyn liefde tot zijn
medemenschen. maar wil niet toelaten dat de meening
gevestigd wordt, dat op enkele posten niet bezuinigd
mag worden.
Spreker wil, als het later noodig blijkt, wel aan het
verleenen van steun meewerken, maar alleen als het
moet.
De heer Ris merkt op, dat de heer. Lagerwey ver
klaart zyn steun niet te zullen onthoudenwelnu, dat
is juist wat gevraagd wordt.
Wij verklaren als onze meening dat die ellende ver
dwijnen moet, maar dan moeten wij ook de vakver
eenigingen steunen, die den stryd daartegen voeren.
Wanneer spreker voorstelt de woorden „Gentsche
stelsel" te schrappen, dan doet hij dat alleen om de
tegenstanders daarvan niet te binden. Echter weet het
comité dan toch, dat op de daadwerkelijke steun van
den raad is te rekenen.
De heer Mr Jansen wil opmerken dat het beginsel,
in punt 3 neergelegd, eigenlijk niet past by punt 1 van
hetzelfde voorstel. In punt 1 toch wordt een officieel
mandaat verstrekt om een onderzoek in te stellen naar
de werkeloosheid en in punt 3 worden reeds voorstel
len gedaan om de werkeloosheid te bestrijden. Aan
de commissie is door aanneming van punt 1 een op
dracht gegeven om te onderzoeken hoe het hier staat
met de werkloosheid. In verband daarmede acht spr.
het beter uit punt 3 te elemineeren het aannemen van
een bepaald stelsel. Men kan nu volstaan met te ver
klaren dat de Raad bereid is een zekeren bijslag te
geven afgescheiden er van of het Gentsche stelsel al
of niet wordt aangenomen benevens de hulp aan niet-
georganiseerde werkeloozen.
Waarom, zoo vraagt Spreker, zal men over punt 3
een beslissing nemen waar in punt 1 ligt wat de com
missie noodig heeft Komt zy later met een voorstel
om het Gentsche stelsel aan te nemen, dan kan dat
voorstel besproken worden. Maar het is ook mogelyk
dat de Commissie met een geheel ander plan komt en
ook is het niet uitgesloten dat de Raad langs een
anderen weg het doel 'wil trachten te bereiken.
De heer Wittkampf zegt dat alle onderzoekingen en
alle stelsels ten slotte moeten steunen op subsidies.
Hoe de weg ook gekozen wordt altyd zal die uitloopen
op subsidieaanvragen en ook wordt door aanneming
van dit voorstel niet gepraejudicieerfl. Trouwens de
gemeente begeeft zich met dit onderwerp niet op een
geheel nieuwen wegreeds vroeger ja en is reeds iets
gedaan om aan de werkeloosheid te gemoet te komen,
nl. door werkverschaffing.
De Voorzitter: Maar dat is iets anders.
De heer WittkampfDat was iets anders, maar be
doelde toch ook de bestrijding van de gevolgen der
werkeloosheid en waar nu de thans voorgenomen wijze
van hulpverschaffing meer stelselmatig en doeltreffend
is, heeft zij verre de voorkeur boven de vroeger ge
volgde.
De heer Smit wijst er op dat de aanneming der beide
eerste punten noodig was, waar de Commissie over
woog een onderzoek in te stellen, alvorens het vast
stond dat het denkbeeld van een werkloozenfonds de
sympathie Van den Raad had. Men kan vrede nemen
met punt 3 ook al wil men vryheid behouden omtrent
de keuze van stelsel, want de woorden „Gentsche
stelsel" zyn er immets maar tusschen twee haakjes
bijgevoegd. Later kan nog over dat beginsel uitspraak
geschieden. Heeft men echter bezwaar tegen de aan
wezigheid dier woorden, dan vindt Spreker het goed die
weg te laten. Daarvoor neemt hij tegenover de com
missie de verantwoordelijkheid wel op zich.
De heer Ris meent dat het goed is de commissie
zoo vrij mogelijk te laten en geen stelsel te verbinden
aan de beginselverklaring om steun te verleenen, Hij
stelt daarom voor in punt 3 de aanwijzing van het
stelsel te schrappen.
De heer Wittkampf wil toch wel uitdrukkelijk be
paald zien dat ook de bijslag strekt voor de ongeor
ganiseerde werkloozen.
De heer De Bruin merkt op dat de heer Smit, die
als Voorzitter van het comité dit voorstel had behooren
te verdedigen, het nu deerlijk vertroebelt. Hij toch gaat
nu op eigen houtje in het voorstel veranderen zonder
daartoe opdracht of machtiging te hebben verkregen
van het comité. De aanwijzing omtrent het Gentsche
stelsel is niet bij ongeluk in punt 3 gekomen, maar na
uitvoerige besprekingen en met het doel om daarmede
tevens vast te stellen dat dit stelsel zal worden toe
gepast.
De heer SmitNiet waar
De heer De Bruin: Wel zoo, is dat niet waar?
Maar Spreker wil er den heer Smit dan toch even aan
herinneren dat een rapport in het comité is behandeld
dat eindigde met het verzoek aan den Raad om het
Gentsche stelsel aan te nemen. Dat rapport heeft de
goedkeuring van het comité verkregen. Bovendien zal
ook de heer van Westendorp zich wel herinneren dat
het Gentsche stelsel is aangenomen.
De heer Smit heeft dan ook volstrekt geen recht dat
uit punt 3 te laten vervallen.
De Voorzitter merkt op dat de commissie toch vrjj
blijft om later het Gentsche stelsel voor te stellen.
De heer De Bruin heeft dit in hoofdzaak gezegd in
antwoord aan Mr. Jansen, die vroeg naar voorstellen.
Welnu, de Commissie stelt thans voor het Gentsche
stelsel aan te nemen.
Spreker wyst er op dat het dezen winter met de
ïulp aan werkeloozen vrjj goed is gegaan, maar met
den komenden winter kan het met de werkeloosheid