No. 35, ZATERDAG 31 October 1908. 8e Jaargang. ORGAAN der Afd. Schiedam en Vlaardingen der Sociaa! demokratische Arbeiderspartij. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. De Moker Personeel in gemeente-dienst. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal j j- vooruitbetaling franco per post 3u cent j Losse nummers 2 cent. Bureau van Bedaktle Gebouw „COMSTANTIA", Hoogstraat. Bureau van Administratie Bhoonschestraat yboven ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. is eiken Zaterdag verkrijgbaar: Te Schiedam: Beierlandschestraat 1. Nieuwsticht N. Z. 32. Zalmstraat 22. „Constantia", Hoogstraat. Te Vlaardingen Markgraafstraat 20. Aan bovengenoemde adressen worden ook abonne menten aangenomen. De abonné's worden verzocht bij adresverandering daarvan kennis te geven aan de Administratie. Door B. en W. zijn aan den Raad eenige voorstellen gedaan omtrent het personeel in gemeente-dienst, die van zeer vérstrekkende beteekenis zijn. Het eerste deel dier voors cellen is in werkelijkheid niets anders dan de reglementeering van een bestaanden toestand met slechts kleine wijzigingen. Dit gedeelte raakt het personeel der gemeentewerken. De vraag is evenwel of die „bestaande" toestand kan en moet be stendigd worden. Wij zullen dat zoo meteen onderzoeken. Het tweede deel der voorstellen daarentegen is „een nieuwe verordening op het benoemen en ontslaan van ambtenaren in dienst der gemeente, waarvan de hoofd strekking is om alle verordeningen in te trekken, die afwijken van het stelsel der verordening van 1894, een stekel dat o. i. door zijn regelmaat alle aanbeveling verdient." En deze „nieuwe verordening" kleven zeer groote gebreken aan; zooals bij eerste lezing reeds onmiddellijk blykt. Personeel gemeentewerken. Tegen de voorgestelde regeling hebben wij vele be zwaren die hebben wij altijd gehad tegen den bestaanden toestand, maar die worden dubbel groot nu men dien toestand wettelijk opnieuw wil gaan regelen. Dan is er een aangegeven en aangewezen reden voor de ver andering van verkeerde en onbillijke bepalingen, die bij handhaving door een vernieuwde wettelijke regeling slechts hatelijker en onrechtvaardiger kunnen worden. De ïoonen worden voorgesteld als volgt: voor den hoofdopzichter f 1700.min., f2000.max. de opzichters - 1000.min., - 1500.max. opz.-teekenaars - 500.min., - 800.max. teekenaars - 200.— min., - 400.max. klerken - 200.min., - 800.max. Over de loonen van den hoofdopzichter en de op zichters zullen wij niet veel zeggenze zijn niet beneden de markt en in onze burgerlijke maatschappij kan men toch niet hooger komen; een nieuw bewijs voor de onmogelijkheid om door onze tegenwoordige maatschappij de menschen het loon te geven, dat hun voor hun arbeid in werkelijkheid toe zou komen. Maar de voorgestelde loonen voor de opzichters- teekenaars, de teekenaars en de klerken zijn niet te verdedigen. Beginnen wij van onderaf. Het minimum-loon voor een teekenaar en een klerk is f 200.of ongeveer f 3.85 per week, wat bij een 10-urigen werkdag neer komt op 6Vs cent per uur. Het maximum-loon voor een teekenaar is" f400.— of f 7.69 per week, wat bij een 10-arigen werkdag neerkomt op 13 cent per uur; voor eeu klerk is het maximum gesteld op f 800.of f 15.38 per week, (26 cent per uur.) Zulke loonen mogen door een gemeente aan haar haar personeel niet worden betaald. De gemeente legt beslag op den vollen tjjd en de geheele persoon van de klerken en teekenaars in haar dienst. De eerste eischen, die men de gemeente als werkgever stellen mag, zijn dezedat in een dergelijke dienstverhouding een zoodanig minimumloon wordt betaald, dat de daarvoor arbeidende persoon met een gezin er behoorlijk van kan rond komen, en dat het loon overeenkomt met de eischen der vakorganisatie. Aan deze hoofdeischen voldoen de genoemde loonen niet. Ze blijven ver beneden de toch wezenlijk niet hooge eischen der vakvereenigingen en zijn (vooral voor de teekenaars en de aanvangende klerken) beslist ontoereikend voor het noodzakelijkste levensonderhoud. Daarom moet het vastleggen van deze regeling in een verordening beslist worden veroordeeld. Bedenkelijk is in deze voorgestelde verordening ook de vrijheid om af te wijken van de minimum-bezoldigingen aan B. en W. toegestaan. Begrijpelijk is deze bepaling alleszinsB. en W. zelf zien in, dat zij op de voorgestelde loonen misschien (zeker!) wel eens geen geschikte krachten konden krijgen en moeten daarom van de verordening kunnen afwijken. Maar daarmee is deze bepaling nog n;et goed gepraat. Laat de gemeente het minimum-loon geven, dat zij behoort te geven, en zij zal ten allen tijde de vereïschte goede werkkrachten kunnen krijgen. Afwijking van den regel, die zoo ge makkelijk tot willekeur of onrechtvaardigheid leidt, is dan overbodig. Bedenkelijk is ook de bepaling, dat de wettelijke loonsverhooging alleen wordt toegekend, indien de amb tenaar gedurende twee jaren in een zelfden rang tot tevredenheid van B, en W. is werkzaam geweest voor zover het den hoofdopzichter en de opzichters betreft, en dat die loonsverhooging door B. en W, geregeld wordt voor de opzichter-teekenaars. teekenaars en klerken. Het toekennen of onthoud 3n van loonsverhooging kan alleen dan zonder misbri ikeu geschieden, indien de loonsverhooging wettelijk met vasstelling van bepaalde termijnen is geregeld en indien de onthouding dier wettelijk vastgestelde verhooging alleen mogenlijk is na een overeenkomstig de uitspraak van een goedsamen- gesteld scheidsgerecht. Waarom voor den hoofd-opzich- ter en de opzichters een anderen toestand in dit opzicht wordt geschapen dan voor de drie andere groepen is een raadselalle personen in gemeentedienst hebben het recht op gelijkstelling voor de gemeentelijke wetten en verordeningende een moet niet in een andere wets- of verordenings verhouding worden gesteld dan de ander. Ook deze bepalingen moeten dus worden veranderd, om tot een billijke regeling te kunnen komen. Tot onrechtvaardigheid kan ook de bepaling aanlei ding geven, dat jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegrooting" het aantal opzichters enz. wordt vastgesteld. Want deze bepaling laat niet slechts de aanstelling van meerder personeel toe maar ook ontslag van in dienst zijnd personeel. Dit laatste mag toch door den gemeenteraad niet zoomaar kunnen geschieden in den schraproes de behandeling van de gemeente begrooting. Indien de dienst meer personeel eischt, moet er uitbreiding komen, in het tegenovergestelde geval inkrimping. Maar dat moet alleen door de eischer van den dienst worden bepaald en de begrooting moet zich naar die eischen richten. En bij inkrimping van personeel, vereischt door verandering in den dienst, moet het in dienst zijnde per.-oneel niet zoomaar op straat kunnen worden gezet tegen eea aangezegden datum maar recht hebben op wachtgeld gedurende een vast te stellen tijd. De hier besproken bepaling ver eischt dus een verandering in de redactie en eenaanvulling. Wjj hopen, dat de gemeenteraad de belangen van het gemeentelijkpersoneel beter zal willeD behartigen dan B. en W. blijkens het hier behandelde voorstel. Benoemen en ontslaan van Gemeente ambtenaren. Voor de verschillende diensttakken stellen B. en W. een gelijkluidende regeling voor, neerkomende hierop dat de opzichters benoemd worden door B. en W. en de werklieden door de verschillende Raads commissies de benoeming van den Chef blijft aan den Raad. Het komt ons voor, dat het beginsel dezer regeling voor het oogenblik aanvaard kan worden en dat de gelijkmaking van een dergelijke regeling om alle dienst takken eeu toe te juichen maatregel is. Maar de uit werking van dit beginsel, door B, en W. zelf in hun memorie van toelichting aldus omschreven, is tot onze zeer groote verwondering achterwege gebleven in de voorgestelde verordening. Reeds art. 1 is in onmiddellijke strijd met dat begin sel want daarin wordt aan B. en W. het recht van benoeming toegekend, niet slechts van opzichters maar ook van tal van werklieden. Tot de opzichters kan men rekenenden commissaris der loodsen, den controleur der gemeentelijke belastingen, den hoofdop zichter en de opzichters bij de gemeentewerken, den boekhouder bij de gemeente-reiniging, den opzichter der gemeente-reingiing en den dirtcteur der algemeene be graafplaats. Maar alle verder in dat a<t. 1 genoemde personen zijn „werklieden" en'moeten dus niet door B. en W. worden benoemd volgens het beginsel dat B. en W. zelf in hun memorie van toelichting hebben vooropgesteld. Zeer zonderling is bijv. dat de plaatselijke commissie van toezicht op het L. O. een benoemingbevoegdheid krijgt (art. 5) en de overeenkomstige commissie van toezicht op het M. O. niet. Waarom zjjn de in art. 1 genoemde „werklieden" niet allen ondergebracht bij de verschillende Commis sies van Bijstand waar zij departementaal bij behooren, indien men uitgaan wil van het door B. en W. ver dedigde beginsel Er is een vreemde tegenspraak tusschen de Memorie van Toelichting en de voorgestelde verordening. De Gemeenteraad zal, hopen wij, waardig heid genoeg bevatten om B. en W. uit te noodigen, de verordening kloppende te maken met het beginsel der Mem. v. Toel. Eenigszins vreemd is het ook, dat B. en W. in de verordening (art. 7) verzuimden voor te stellen, dat de betrokken college's in de eerste plaats door middel van de gemeentelijke Arbeidersbeurs moeten trachten aan de vereischte werkkrachten te komen. Indien de Gemeente zelve niet het goede voorbeeld geeft en haar eigen Arbeidersbeurs botweg negeert, hoe kan zij dan iets goeds van deze instelling verwachten Erger dan dit alles is evenwel de regeling van de benoeming, de schorsing en het ontslag. Over de benoeming staat niets dan dat daarvan een schriftelijke mededeeliug zal worden gedaan, „behoor lijk gedateerd en onderteekend". Toch hoorde daarbij een contractueele regeling van arbeidsuur, vrije dagen, betaling van overwerk, voorwaarden van schorsing en ontslag, enz.enz.Nu B. en W. met deze ver ordening komen, hadden zij toch ook gelijkertijd de ar beidsvoorwaarden wettelijk moeten regelen. Want die moeten door den gemeenteraad namens de gemeente als werkgeefster worden vastgesteld. De schorsing en het ontslag zjjn volkomen in handen gelaten van de chefs, die ook de benoeming te doen hebben. Het beginsel van een richtend scheidsgerecht ontbreekt. Daarmee is de geheele voorgestelde regeling van schorsing en ontslag veroordeeld. B. en W. staan op het standpunt van den gewonen kapitalistischen pa troon en hebben in 't geheel geen rekening gehouden met de eigenaardige verhouding van de gemeente als werkgever tegenover degenover de gemeentelijke ambte naren en werklieden als werknemers. Ook met de vakvereenigingen van ambtenaren en ge meentewerklieden houdt deze verordening geen rekening. In plaats van uit te gaan van de erkenning dier vak vereenigingen en van het inzicht, dat deze vereeni- gingen de logisch-ontstane en zuiver-aangewezene or ganen zijn tot regeling van de arbeidersverhoudingeu tusschen de gemeenten en haar ambtenaren en werk lieden, worden zij door B. en W. van Schiedam genegeerd. Zoo dragen deze voorstellen ten volle h t kenmerk van te zijn ontworpen door onbekwame personnn, door een aantal menschen die in merg en been conservatief en achterlijk-kapitalistisch zjjn, door personen kortom die het nieuw zich vormende maatschappelijke leven en de nieuwe maatschappelijke verhoudingen evenmin be grijpen als vvaardeeren. DE MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1908 | | pagina 1