"l No. 46. ZATERDAG 16 Januari 1909. 8e Jaargang. ORGAAN der Afd. Schiedam en Vlaardingen der Sociaal demokratische Arbeiderspartij. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. De Moker Diploma-boekjes. Zaal-Commissie. Tribun e-Marxisme. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal j Uj v00ruithetali franco per post 30 cent j Losse nummers 2 cent. Burean van Redaktie Gebouw „CONSTANTIA", Boterstraat 30. Bureau van Administratie Rhoonschestraat 7boven ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. is eiken Zaterdag verkrijgbaar Te Schiedam: Beierlandschestraat 1. Nieuwsticht N. Z. 32. Zalmstraat 22. „Constantia", Boterstraat 30. Te Vlaardixgex: Markgraatstraat 20. Aan bovengenoemde adressen worden ook abonne menten aangenomen. De abonné's worden verzocht bij adresverandering daarvan kennis te geven aan de Administratie. Partijleden, die een nienw diploma-boekje moeten hebben omdat het onde vol is, gelieven dat op te geven aan den bode, die er hnn dan een zal bezorgen tegen im prijs van 10 cent, hetzelfde bedrag, dat de partij penningmeester ervoor hebben moet. Het Bestuur. Vergadering op Zaterdag 16 Jan. 's avonds te half 9. De Voorzitter. Er is door eenige partygenooten ons gevraagd, in De Moker het verschil tnsschen het „Marxisme" en het „Tribune-Marxisme" niteen te zetten. Het „Marxisme", zooals dat in Nederland wordt op gevat en uiteengezet door de sociaal-democraten, die nitslnitend voor zichzelf den naam van „Marxisten" opeischen, is een stelsel van theorieën, voor een deel opgebouwd uit de wetenschappelijke slotsommen van Marx en Diezgen. Marx zeil kwam door zyn studies ter ontleding van bet burgerlijke (kapitalistische) voortbrengingsstelsel tot de wetenschappelijke ontdekking, dat de verhoudingen der menschen ten opzichte van het stelsel van voort brenging (hun economische verhoudingen) den grondslag vormen van hun onderlinge verhoudingen in maatschappij en staat en ook van de uiterlijke regeling daarvan (door de wetgeving en het gebruik). Hij vond in de gansche geschiedenis niets dan bewijzen voor de juistheid dier ontdekking. En in zijn eenige grootere geschiedkundige studie, n.l. die over de Fransche omwenteling van 1848 tot 1850, laat hij duidelijk zien, dat de staatkundige omwenteling van die jaren het noodzakelijk gevolg was van een voorafgegane omwenteling in de economische verhoudingen, en dat de opvattingen der verschillende staatkundige partijen uit dien omwentelingstijd van 1848 tot 1850 geheel afhingen van de plaats, in die nieuwe economische verhoudingen doof de menschen ingenomen. Deze ontdekking van Marx is het historisch materia lisme, dat dus niets méér is dan een wetenschappelijke verklaringswijze van den ouderlingen samenhang in de geschiedkundige ontwikkelingsgangen in het voortbren gingsstelsel, de maatschappij en den staat. Door deze ontdekking kwam Marx van zelf tot den slotsom, dat het ontstaan van nieuwe staatkundige par tijen verklaard moet worden nit een proces van om wenteling der economische verhoudingen en uit de vor ming van geheel nieuwe economische verhoudingen. To^n vond hij, dat in ieder nieuw zich vormend economisch stelsel geleidelijk zich de tegenstelling ontwikkelde tnsschen uitbuiters en nitgeb uiten, in kiem reeds aan wezig bij den oorsprong van dat stelsel, dat ieder economisch stelsel zelf door zijn ontwikkeling en ver vorming de klasse der nitgebuiten geleidelijk in oi stand bracht tegen haar uitbuiters en voor dien strijd ook de krachten en de wapenen toevoerde. Zoo kwam hij tot de formuleering van zijn theorie van den klassenstrijd. In het burgerlijk voortbrengingsstelsel, het kapitalisme, vond Marx als hoofdbron voor het ontstaan der tegen stelling tnsschen uitbuiters en uitgebuitendat de eigenaars van den grond en de voortbrengingsmiddelen voor den door den arbeider geleverden arbeid niet de volle waarde vergoeden, maar een deel dier waarde (de meerwaarde) zich als winst toeëigenen, welke winst weer de bron werd van voortdurende nieuwe kapitaalvorming. Levende in een tijd, waarin de arbeidersklasse reeds begonnen was met haar verzet tegen haar economische uitbuiters, tevens haar staatkundige beheerschers en onderdrukkers, en zich aangetrokken gevoelende tot dien arbeidersstad, kwam Marx van zelf er top, zijn kennis en inzicht en werkkracht in dienst te stellen van die klasse van nitgebuiten door het burgerlijke (kapitalistische) voortbrengingsstelsel, en die klasse op grond van zijn wetenschap den snelsten weg tot bevrijding uit hun uitbuitingstoestand te wjjzen, maar tevens ook den weg om te vermijden, dat zy, de beheerscheres geworden in nieuwe voortbrengingsverhoudingen, niet zelf tot uitbuiting van anderen zou worden gebracht. Zoo kwam hij tot den eisch van bewustmaking der arbeiders, organisatie der arbeiders en opheffing van den particulieren eigendom van den grond en de voort brengingsmiddelen. Wie het in dit alles met Marx eens is, heeft het recht zich Marxist te noemen. De Nederlandsche sociaal democratische party staat geheel op dit Marxistisch standpunt. Maar Marx leefde ook ir een tyd, waarin de stu- deerende wereld beroerd werd door een opgewekten strjjd over de beteekenis en 4e waarde en den invloed van het geestelijk leven. Marx had door zijn studie gevonden, welk een macht de economische verhoudingen waren. Het lag voor de hand, dat hij nu ook aanwees, hoe onvermijdelijk met de omwenteling in de economische verhoudingen en de daarop noodzakelijk volgende om wenteling in de maatschappelijke en staatkundige ver houdingen gepaard ging een omwenteling in de denk beelden en opvattingen over alles wat met die drieledige verhoudingen in verband stond. En noodzakelijk was alweer, dat hij die omwenteling in de denkbeelden, rakende de economische, maatschappelijke en staat kundige verhoudingen, als „in laatste instantie" ver oorzaakt door de omwenteling in de economische verhoudingen uiteenzette. Dat er geen andere invloeden dan deze economische op de omwenteling in de denk beelden en opvattingen der menschen werkzaam waren, heeft Marx nooit beweerd. Maar hij werd steeds aan gevallen over zijn bewering, dat die economische invloed zoo groot was als hij voorstelde en werk»e daardoor steeds weer op nieuw die bewering uit. Hy laat intusschen wel degelijk andere invloeden toe, al heeft hij de beteekenis en werking van die andere invloeden zeer weinig kunnen uitwerken; hij stierf, zonder zijn plan te hebben kunnen volvoeren om een volledige uiteen zetting te geven van zijn geheele geschiedenis- en wereld-beschouwing en zelfs zonder groote stukken daarvan nader te hebben kunnen toelichten. Marx' voornaamste medewerker Engels heeft zich meer bezig gehouden met dat, door Marx bij gebrek aan tyd niet verder ontwikkelde, deel der wetenschap van het menschelijk (geestelijk) leven. Maar ook Engels kwam niet tot een uitgebreide behandeling daarvan, zelfs niet in schets. Vandaar dat menigeen zyn toevlucht heeft genomen tot de wysgeerige studies van Dietzgen over het men-chelijk denken en den menschelijken geest, studies van zuiver wijsgeerig-materialistische strekking. Dat wijsgeerig materialisme van Dietzgen wordt dan vast gekoppeld aan Marx' wetenschappelijke theorieën. Die vastkoppeling verdedigt men met losse aanhalingen uit Marx' werken en brieven. En dit verwerkte samen- voegsel van al die theorieën wordt dan door sommigen als het echte „Marxisme" voorgesteld of als „de Marxis tische levensbeschouwing" of als „de proletarische levensbeschouwing", terwyl zij iedereen die daarin niet meegaat beschouwen als geen Marxist, althans geen zuivere Marxist te zyn. Of zij daarin gelijk hebben of niet, is een betwistbaar punt. En het is niet zoo gemakkelijk, om die kwestie op te lossen, om de eenvoudige reden dat slechts enkele van Marx' werken gemakkelijk te verkrijgen zijn en dat zuiver beschrijvende en uiteenzettende studies over Marx, zijn werk en zijn denkbeelden alleen over kleine onder- deelen daarvan bestaan, in het Nederlandsch slechts als vertalingen. Waar de zaken nu zoo staan, is het volkomen onge grond, dat de een den ander onzuiver Marxisme en zichzelf het zuivere Marxisme toedicht. En indien men weet, dat Engels zelf heeft gewaarschuwd tegen „Marxisten" die van Marx' denkbeelden de grootste dwaasheid maakten, die in een belachelyk „Schablone- Marxisme" verlieden, enz...., dan is het dubbel noodig, zich van een oordeel over deze betwiste punten te ont houden, totdat ze behoorlijk zijn onderzocht en uitgemaakt en niet eigen-samengestelde opvattingen te willen doen doorgaan voor „zuiver Marxisme". In Nederland staat de kwestie van „Marxisten" en niet-„Marxisten" zóó ea niet anders. Maar nu is in Duitschland een andere kwestie, geheel afgescheiden daarvan, opgekomen, die van het Revisio nisme. Eenige van Duitsche letterkunde levende Neder landsche „Marxisten" (in de laatstgenoemde beteekenis) hebben ook in Nederland gezocht naar zulk een Revisio nisme enhebben dat ook gevonden, hoewel het er in werkelijkheid niet is. De Duitsche Revisionisten willen een Revisie (her ziening) van Marx' theorieën en Marx' voorschriften voor den proletarischen klassenstrijd en de organisatie van het proletariaat. Nu is iedere raeeningenatwijking ten opzichte van al wat door Marx gezegd of geschre ven is nog geen teeken van Revisionisme. Wanneer bijv. de crisissen een langeren cirkelgang volgen dan Marx voorspelde en men wijst de oorzaken daarvan aan, dan komt men min of meer in strijd met Marx, maar is daarom nog geen Revisionist. En zoo is het met tientallen zaken. Revisionist is men eerst, indien men Marx' ontleding van het kapitalisme, de kapitalis tische maatschappij en den kapitalistischen staat niet op onbelangrijke ondergeschikte punten, maar in haar hoofdzaken onjuist vindt en dus wil herzien, indien men Marx' omschrijving van den klassenstrijd en zijn voorschiften voor den klassenstrijd van het proletariaat ook al weer niet op onbelangrijke ondergeschikte punten maar in haar hoofdzaken onjuist acht en dus wil her zien, en indien men dus ook tegenover de burger klasse en de burgerpartijen eenanderen gedragslijn wil volgen dan Marx op grond van zijn wetenschappelijke ontdekkingen noodzakelijk achtte. De gevallen van Revisionisme, door Gorter en andere „Marxisten" in Nederland opgespoord, vallen naar onze meening allen buiten ieder Revisionistisch kader en hebben evenveel van Revisionisme als een kip van een olifant. Maar in Duitschland is in de soc.-dem. party stryd tnsschen Marxisme en Revisionisme en dus is die er volgens eenige met alleen Duitsche letterkunde gevoede Nederlandsche Marxisten ook in Nederland. En nu stellen zy de kwestie over het Marxisme zooals die in Nederland is gelijk met die over Revisionisme en Marx sme in Duitschland en vechten daardoor voortdurend tegen windmolens. En nu is het Tribune-Marxisme niet het minst onder invloed van Dr. v. Ravensteijn, voor wie het Revisionisme een nachtmerrie is geworden, die overal Revisionisme ziet en zich als soc. dem. overal door het Revisionisme vervolgd waant, die strooming in de Nederlandsche S. D A. P., die meent geroepen te zijn, haar Marxisme te verdedigen tegen het Revisionisme, den Revisionis tische draak te dooden met haar Maxistisch gif. Ieder die niet heelemaal met haar opvattingen van Marxis me mee gaat is eenvoudig Revisionist en moet dus „afgemaakt" worden. Wie een klein weinig op de hoogte is van de S. D. A. P., haar propagandisten en haar werk, weet dat RevLionisten zooals de Tribune die voorstelt en meent te moeten vervolgen in Neder land niet bestaan. Het program der S. D, A. P. is Marxistisch. De vertrouwensmannen in onze partij zijn, op een moeliyk te vinden uitzondering na, geen van allen Revionist. Geen een onzer partijbladen wordt Revisionistisch geredigeerd. Vandaar dat het Tribune-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1909 | | pagina 1