Steunt het Verkiezingsfonds,
er is nog zeer veel geld noodig.
Het openbaar Onderwijs en de
Antirevolutionairen
De samenstelling der Bestuurders-
bouden.
Kiesdistrict III:
Aantal kiezers1434
Uitgebrachte stemmen1162
Van onwaarde26
G-eldige stemmen1136
Volstrekte meerderheid 569
J. DINKELAAR (S. D.) 291
H. VAN DER DRIFT (A. R.)539
De. J. VAN LEEUWEN (S. D.) 426
J. VAN DER MEER (C. H.) 537
J. MONTFOORT (V. D.)86
H. STOOKER (V. D.)207
Herstemming tusschen de heeren
J. DINKELAAR.
H. VAN DER DRIFT.
Dr. J. VAN LEEUWEN.
J. VAN DER MEER.
Vergelijken wij deze cijfers met die der raadsverkiezing
van 1907, dan zien wij in
district I: bij een geljjk aantal uitgebrachte stemmen
(774 in 1907, 770 nu), dat de katholieken van 415 en
426 stegen tot 428, 432 en 455, de vrijzinnigen van
243 en 308 daalden op 121 en 216, en de soc.-dem.
steeg van 108 tot 200; wij nemen hier alleen de cijfers
van De Bruin en Van Leeuwen, omdat die alleen ver
gelijking toelaten;
district IIbij een stijging van uitgebrachte stemmen
met ruim 23 procent (980 in 1907, 1107 nu), dat de
kerkelijken van 477 stegen tot 509 (wij nemen 't gunstigst
getal), de vrijzinnigen van 429 (De Groot) en 184 (Snel)
daalden op 341 (v. d. Schalk) en 167 (v. B. W.), en de
soc.-dem. steeg van 252 tot 368;
district III: bjj een stijging van uitgebrachte
stemmen met ruim 251/i procent (924 in 1907,1162 nu),
dat de kerkelijken stegen van 415 en 431 tot 537 en
539, de vrijzinnigen van 386 en 335 daalden op 207,
en de soc.-dem. stegen van 397 op 426 (in 1907 was
De Bruin ook candidaat van „Schiedam", zoodat het
getal 397 niet zuiver is).
Uit deze cijfers kunnen wij de volgende gevolgtrek
kingen maken:
lo. dat kerkelijken in I hun hoogtepunt hebben
bereikt maar hun zetel nog hebben weten te hand
haven, in II achteruit zijn gegaan (het getal
stemmen steeg met 23, de vooruitgang der kerke
lijken bedroeg nog geen 7 procent), en in III
in procent evenveel zijn gestegen als het aantal
uitgebrachte stemmen en daar dus op gelijke hoogte
zich wisten, te handhaven
2o. dat de vrijzinnigen in alle 3 districten op een
gruwelijke manier zijn achteruitgescharreld, in
district I en III met ruim 40 procent tegenover
hun eigen stemmen en in II met 17 procent, een
getal dat nog treuriger is als men de toeneming
in I en III van het aantal uttgebrachte stemmen
in aanmerking neemt;
3o. dat de sociaal-democraten in alle 3 districten
flink vooruitgingenin 1 verdubbelden, in II met
42 procent stegen en in III minstens evenveel.
Bewezen is met deze feiten, dat ook bij deze raads
verkiezing het algemeen landelijk proces van ontbinding
van het liberalisme voortzette, dat de kerkelijke partijen
moeite hebben hun hoogtepunt te handhaven en zelfs
neiging tot achteruitgang vertoonen, en dat de sociaal
democraten met frissche kracht vooruitgaan. In deze
feiten ligt de rechtvaardiging van ons geloof in de
toekomst der sociaal-democratie.
In de jaarvergadering van den „Bond van Antirevo
lutionaire gemeenteraadsleden" op 21 April hield de
Amsterdamsche wethouder van onderwijs, de antirevo
lutionair Mr. S. de Vries Czn., destijds met vrijzinnige
hulp (tegenover Ketelaar) wethouder geworden, een
redevoering over „de houding van antirevolutionairen
in de gemeentebesturen tegenover het openbaar onderwijs."
In het Juninummer van „Gemeentebelangen" komt
van die rede het volgend verslag voor
Daarbjj hield Mr. S. de Vries Czn., wethouder
van Amsterdam, een rede over de houding der a.-r.
in gemeentebesturen tegenover het openbaar onder
wijs. Vroeger scheen hierover geen overeenstemming
met links te verkrijgen te zjjnlangzamerhand
echter verandert dit. De bijzondere school neemt
in bloei toe, terwijl op de openbare school twee
dracht tusschen hoofden en onderwijzers ontstaat
en de laatsten socialistisch gaan optreden. De tijd
schijnt te naderen, dat links en rechts zonder
amositeit over de volksopvoeding, dus ook over
de openbare school zullen kunnen spreken, en
twijfelachtig schijnt het niet, dat daarbij door rechts
de volledige overwinnig zal worden behaald,
doordat de bijzondere school regel, de openbare
aanvulling zal worden. Daardoor wordt het gemak
kelijker algemeene beginselen te zoeken, die de
gemeentebesturen bij de behartiging van onderwjjs-
belangen hebben te leiden. Die beginselen zijn
eerlijke uitvoering der wet en goed onderwijs als
een belang voor de geheele natie. Dusvolledige
uitvoering van art. 16 der wet op het L. O. In
grootere plaatsen ook U. L. O., doch niet, zooals
Mr. Thiel op het congres der vrijzinnig-democra
tische raadsleden wenschte, één school voor allen,
daar dan vele kinderen veel te veel leeren terwijl
•men ouders uit hoogere standen niet kan dwingen
hun kindëren bij anderen te plaatsen. Gevolg zou
zijn oprichting van bijzondere scholen, die men
dus zou moeten verbieden. Verder geen luxe op
school, maar ook geen arme lokaliteitengoed
gesalariëerde en goed behandelde onderwijzers
geen anti-nationale noch anti-maatschappelijke geest
op schoolhet kind bemerkt wanverhouding tus
schen hootd en onderwijzer spoedigsteunen van
het hoofd tegen recalcitrante onderwijzersde
republikeinsche school is in strijd met de wet en
een gevaar voor de maatschappijinprenting van
eerbied voor het gezag bij de jeugdde houding
van den onderwijzer, vooral buiten de school, is
dan ook niet onverschilligaankweeking van
vaderlandsliefde, ontslag aan onderwijzers, die
weigeren vaderlandsche liederen te laten zingen
schoolgeldhelfing, doch niet meer dan de kosten
van het onderwijs na aftrek van 't rijkssubsidie en
alleen vermindering of vrijstelling bij onvermogen;
zorg, dat de school geen propagandamiddel wordt
voor het socialisme, dus geen schoolbaden, voeding,
kleeding, artseD, die de taak der ouders verminderen,
noch gehuwde vrouwen op school. Is er geen geld
voor voeding of kleeding, dan trede het armbestuur
op om de verhouding tusschen school en huis niet
te bederven. Schoolartsen mogen alleen zorgen,
dat de school de gezondheid niet benadeelt, niet
voor de individusele gezondheid, omdat er geen
reden is, die zorg alleen tot de schooljeugd te
beperken. De gehuwde vrouw behoort in het belang
van school, huisgezin en maatschappij thuis.
Wij plaatsen eenige opmerkingen bjj deze rede, die
wel als leiddraad voor de handelingen der antirevo
lutionaire raadsleden tegenover het openbaar onderwijs
kan worden opgevat.
„De bjjzondere school regel, de openbare aanvulling,"
daarheen sturen de partijen van rechts met hulp van
„links". Er was eens een tijd, toen de vrijzinnigen het
onderwijs geheel wilden regelen naar de eischen der
opvoedkunde en de behoeften en het bevattingsvermogen
van het kind. Het onderwijs vastgekoppeld aan de be
langen van kerkgenootschap en kerkelijke politiek, en
de onderwijzer overgeleverd aan een kerkelijk school
bestuur en gedwongen naar de inzichten van zoo'n
bestuur en het hem vertegenwoordigende schoolhoofd te
handelen, dat is het anti-revolutionaire ideaal
„Geen anti-nationale noch anti-maatschappelijke geest
op school". Zoo wordt de Calvanistische Inquisitie weer
voorbereid, zooals die ook in Nederland zulke treurige
herinneringen nalietmen denke, om slechts één voor
beeld te noemen, aan de Calvinistische vermoording
van Oldenbarnevelt.
Want de Calvinistische inquisitoren willen den onder
wijzer ook buiten de school niet vrijlaten. Hij moet niet
alleen om den wille van zijn brood de taal van zijn
broodheeren spreken en de belangen van die broodhee-
ren dienen, ook buiten de school is hij alleen vrij om
zijn tijd voor diezelfde broodheeren te gebruiken. Er
was eens een tijd, toen protestantsche martelaren met
hun dood de gewetensvrijheid voor hun geloofsgenooten
veroverden en de protestanten zich tot op de meest
revolutionaire manier verzetten tegen de Roomscke
Inquisitie. Thans treden de geloofsgenooten van die
protestantsche martelaren in de voetsporen dier zelfde
Roomsche Inquisitie. Dat noemt men christelijk historisch
En dat noemt men onvervalschte handhaving zjjner
beginselen.
Van ander gehalte zijn de overige opmerkingen. „De
school mag geen propagandamiddel voor het socialisme
worden." Wij zjjn het daarmee volkomen eens, maar
voegen daaraan toe„evenmin een propagandamiddel
voor het een of andere clericalisme." De school, en wel
allereerst de lagere school, is een opvoedingsinrichting
en geen propagandaplaats. Er moet onderwijs gegeven
worden, niet om de kinderen op te fokken voor eenig
partijverband of eenig kerkelijk verband, maar om den
aanwezigen 'lichamelijken, geestelijken en zedelijken
aanleg zich zoo gunstig mogelijk te doen ontwikkelen
ten bate en ten voordeele van het kind zelf in de
allervoornaamste plaats. Dat was eenmaal het onderwijs
doel der openbare school, zooals de vrijzinnigen dat
oorspronkelijk verdedigden. Thans helpen vrijzinnigen
een man als Mr. de Vries te Amsterdam zijn antirevo
lutionaire bestrijding van dat oorsponkelijke vrijzinnige
onderwijsdoel bestrijden.
Vermakelijk is evenwel, dat volgens Mr. de Vries
„schoolbaden, -voeding, -kleeding, -artsen en gehuwde
vrouwen op school" het socialisme op school brengen.
En vooral in Schiedamsche ooren moet dat hoogst ver
makelijk klinken, omdat, juist van gereformeerde zijde
druk gebruik is gemaakt van school-kleeding en -voeding.
Maar naast dien klank van vermakelijkheid geeft
deze anti-revolutionaire zin een klank van trotsche
wreedheid te hooren en een klank van ergelijke mis
kenning der misdeelden. De burgerlijke maatschappij
heeft voor tallooze kinderen niets over dan een treurig
lot van armoe en gebrek aan letterlijk alleslichamelijk
en geestelijk verweesden zijn het. Maar diezelfde maat
schappij voor Ai0 kleine slachtoffertjes van haar kapita
listische winstzucht iets te laten doen, dat dit gebrek
aan alles iets kan verminderen, neen dat mag niet,
want dat is socialistisch en leidt tot socialisme.
Nu, goed, hardvochtige kapitalistenknechten die ge
zjjt, wij zijn er trotsch op, dat in uw onren socialisme
en opheffing (zelfs reeds beperking) van dat gebrek voor
de proletariërskinderen hetzelfde beteekentGe hebt
feiteljjk ook gelijk, alleen het socialisme kan aan zulke
ellende een einde maken. Maar het staat u, die beweert
den Christus tot voorbeeld te nemen, leeljjk, zelf het
tegenovergestelde te doen van wat deze leerde en ons
die handelen zooals hjj voorschreef te schelden en te
vervolgen.
In de Vakbeweging van 1 Juni kwamen naar aan
leiding van mijne beschouwing over de motie, op de
laatste jaarvergadering van het N. V. Y. inzake de
samenstelling der Bestuurdersbonden, de volgende op
merkingen voor
Het doet ons leed te moeten ervaren, dat niet
tegenstaande op onze laatste algemeene vergadering
ten opzichte van de vorming van plaatselijke fede
raties van vakvereenigingen en de huidige samen
stelling zeer gematigd is gesproken, en eenbeslnit
is genomen, hetwelk tot niet anders strekt, dan om
langs lpjnen van geleidelijkheid te komen tot den
door ons gewenschten toestand, toch de indruk
naar buiten schijnt gevestigd te zijn. dat wjj hard
handig willen te werk gaan.
Althans uit hetgeen onze vriend P. de Bruin
schrijft in de „Moker" van 22 Mei zou men het
mogen opmaken. Deze isblijkbaar vree eljjk gebelgd",
En na het voornaamste gedeelte van mijn betoog te
j hebben overgenomen, vervolgt de redactie
„Zon onze vriend De Bruin niet een oogenblik
zijn bekende kalmte terug winnen en dan zoowel
de debatten als het genomen besluit nog eens
rustig willen overlezen
Dan zal hij zien dat van „groote fouten, neer-
trappen, heillooze besluiten" enz. in 't geheel
geen sprake is.
Dan zal hij zien, dat de aangelegenheden van
„strikt plaatselijken aard" minstens zoo goed zjjn
onder de oogen gezien, als wanneer alle leden
van Bestuurdersbonden waren aanwezig geweest,
hetgeen trouwens vanzelf spreekt, daar de alge
meene vergadering van het N. V. V. is samen
gesteld uit personen uit alle oorden des lands, die
voor 't meerendeel hunne krachten jaren gegeven
hebben en nóg geven aan „plaatselijke beweging,"
Wij achten thans dan ook niet noodig op het
opgewonden artikeltje in te gaan De Bruin meent
het te goed dan dat wjj eenige persoonlijke ge
raaktheid bij hem willen veronderstellen. Wjj vol
staan met hem nog eens onder de oogen te brengen,
wat in ons besluit staat, nl.
noodigt de aangesloten bonden uit, waar de
toestand zulks gedoogt, hunne afdeelingen te
verzoeken te streven naar eene samenstelling
der plaatselijke federaties als boven is aan
gegeven.
Als De Bruin het officieel verslag gelezen heeft,
zal hij het wel met ons eens zijn".
De gemakkelijke voorstelling van mjjn gemoedstoe
stand, die de redactie ongetwijfeld bezat en voorop
stelde, dat ik mijn kalmte verloren zou hebbeD, deed
me besluiten op zulk een beschouwing geen acht te
geven. Zóó is elk tegenstander af te maken en uit
vriendschap voor de redactie van De Vakbeweging nam
ik dus geen nota van haar goedkoope bestrijding, mjj
voorstellende het officieele verslag af te wachten om
te zien of daarin een andere voorstelling der feiten te
vinden zou zijn dan in het verslag van Het Volk.
Maar dat is de redactie van De Vakbeweging niet
naar den zin. Althans in het no. van 15 Juni schrijft
ze het volgende: