Steunt den Bond van Han
dels- en Kantoorbedienden
door uw inkoop steeds
vóór 8 uur 's avonds te doen.
De Roomsch-Katholieken.
De Openbare School.
Grof phariseïsme.
duren, voordat de Schiedamsche „grootheden", voor wie
de toekomst niet veel langer is dan één week tot één
jaar, zich zullen kunnen wennen aan andere, verder-
reikende denkbeelden dan de laag-bij-de-grondsche van
het oogenblik. En met een Gemeenteraad als den Schie-
damsbhen, beschikkende over zóó weinig intellect en
ondernemingszin,- en staande onder zóó slappe en onbe
voegde leiding als die van den tegeuwoordigen burge
meester, is er toch geen land te bezeilen.
Wjj zullen dus nog heel wat malen over dit onder
werp moeten schrijven, voordat het aan „de orde" zal
worden gesteld. Daarom kunnen wjj het thans met deze
hoofdzaken laten afloopen.
De Breukelsche kwestie is de eerste stap der Roomsch-
Katholieken op den weg der machtsvergrooting in het
openbare leven. Sinds de grondwet van 1848 de Room-
schen in de gelegenheid heeft gesteld, hun kerkorganisatie
naar goedvinden in te richten, heeft de Roomsche
geestelijkheid en heeft vooral de Jezuïetenorde hard
gewerkt aan den opbouw van haar Kerk in de Neder
landen en de organisatie van hare volgelingen. Zij
hebben daarbij het politieke fortuintje gehad, zich met
de protestantsche ctericalen te kunnen vereenigen en
door die coalitie krachtiger aan de ontwikkeling van
haar eigen Roomsche macht te kunnen werken. Smakelijk
hebben zij gesmuld van de kortzichtigheden hunner
protestantsche bondgenooten. En met hun bekende
eetlust hebben zij alle hun toegeworpen voordeelen van
het verbond met die machtsbegeerige en winstlievende
Kuyperianen en Lohmannianen in hun gezonde magen
doen verdwijnen. Maar daarmee zijn zij nu niet meer
tevreden. Zij zijn nu zoover, dat zij hun mannetjes en
vrouwtjes allemaal aan de touwtjes hebben. En zij
weten, dat dit met hun protestantsche clericale bond
genooten lang niet het geval is. Bij de laatste ver
kiezingen is gebleken, dat de clericale coalitie, versterkt
met de Handelsblad-vrijzinnigen, wier vrijzinnige denk
beelden door het Roode Spook in ultra-clericale zijn
omgetooverd, over een flinke meerderheid beschikt. Het
is dus nu de tijd om de handen te gaan uitstrekken
naar de vruchten van den 60-jarigen organisatie-arbeid.
En de Roomschen weten, dat hun protestantsche bond
genooten hun die vruchten moeten laten plukken, omdat
het anders in eens uit is met de protestantsch-clericale
macht en omdat de protestantsch-clericale organisatie
op geen stukken na in stevigheid en inrichting met de
Roomsche kan wedijveren.
Voor een ieder, die een klein weinig op de hoogte
is, beteekent de eisch der Roomschen, dat het district
Breukelen aan hen zal worden afgestaan, dan ook
meer dan een simpele belooning voor betoonde trouw
en moed, en is dit het begin van een inbeslagneming
van een gedeelte van het protestantsche coalitieterrein
ten behoeve der kerk.
Nu mogen wij sociaal-democraten die actie der Room
sche Kerk met critische nuchterheid beschouwen en er
geen grooter gewicht aan hechten dan ze verdient,
wetende dat de klassenstrijd tusschen burgerjj en prole
tariaat noodzakelijkerwijze ten slotte ook deze Room
sche organisatie zal ontwrichten, voorloopig zullen
toch ook w\j telkens daarmee in aanraking komen en
er voldoende rekening mee moeten houden.
Daarom is 't van belang zich behoorlijk rekenschap
te geven van het wezen der Roomsche politiek en van
het einddoel daarvan. En niets kan dat beter in 't
licht stellen dan wat er op 't oogenblik in de Roomsche
politieke partij in Duitschland, het Centrum genoemd,
plaats grijpt.
Die Duitsche Roomsche partij heeft haar machts
plaats in het Duitsche Rijk behalve aan de organisatie
der Roomschen te danken aan de „voorzichtige" poli
tiek van die partij. Zij heeft zich n.l. steeds voorge
daan als een staatkundige vereeniging van Katholieken,
die „de belangen van het geheele volk op alle terrein
van het openbare leven" wil |behartigen alleen naar
den eisch van die belangen. De staatkundige kwesties
werden dus door het Centrum als zuiver staatkundige
behandeld, de maatschappelijke als zuiver maatschap
pelijke en de economische als zuiver economischeen
in het Centrum waren de staatkundige leiders volgens
hun eigen zeggen onafhankelijk.
Maar nu is dat Centrum in de gelenheid, evenals
de Roomsche partij in Nederland, door een coalitie
(natuurlijk met conservatieve groepen) mede regeerings-
partij te worden. En nu komt d6 Roomsche geeste
lijkheid voor den dag. Die heeft het leeuwenaandeel
in de organisatie gehad en daardoor een stevigen grond
slag voor haar invloed gelegd. Zoolang haar dat wen-
schelijk voorkwam, heeft zjj de staatkundige leiders
van het Centrum naar eigen inzichten laten scharrelen.
Maar nu de omstandigheden gunstig zijn geworden voor
den oogst, nu denkt de Roomsche geestelijkheid er natuur
lijk niet aan, de vruchten op te stapelen in de schuren
der „staatkundige" leidersze wil die onder brengen
in de ruime stapelplaatsen der R. K. Kerk.
En zoo geschiedde het, dat te Coblenz, onmiddellijk
na het einde van het Eucharistisch Congres, een aantal
Roomsche kopstukken bijeen kwamen, zetbazen van de
hooge geestelijkheid, ten einde te beraadslagen over
de vraag,
hoe m^n het best der Katholieken vlag op den
Centrumstoren zou hyschen,
en ten einde als beginsel der Centrumspolitiek te
proclameeren
de doorvoering van de Roomsche levensbeschou
wing, naar de voorschriften der Kerk, in het
geheele openbare leven.
Deze bijeenkomst te Coblenz was geheim, maar een
der afdrukken van het verslag dier bijeenkomst, door
kapelaan Schopers gemaakt, kwam in handen van de
redactie van het Roomsche arbeidersblad, de „Kölniscbe
Volkszeitung" en deze trok onmiddellijk heftig te velde
tegen dat plan, om de Centrumspolitiek onder toezicht
en in dienst der Kerk te stellen. In een der bladen
van het Vaticaan, de bekende „Unita Cattolica, werd
onmiddellijk partij getrokken vóór de Coblenzer bjjeen-
gekomenen en tegen de „Kölnische Volkszeitung". En
het Ijjdt geen twijfel, of de Roomsche geestelijkheid zal
er in slagen, de Centrums-politiek geheel tot een
politiek in dienst der R. K. Kerk te maken. De bond
genooten zullen dat feit hebben te slikken, willen zg
hun kans op aandeel in de regeeringsmeerderheid niet
prijs geven.
Voor ons land zijn deze gebeurtenissen van zeer
groot gewicht, althans voor de eerste jaren. Want
dezelfde omstandigheden, die de R. K. Kerk in Duitsch
land tot dien stap in staat stelden, zijn ook in Nederland
aanwezig dat nl. 'de Roomschen voor sommige staat
kundige groepen, die aan machtshysterie lijden, onmis
bare bondgenooten zijn.
Het is noodig, dezen gang van zaken duidelijk te
zien, want alleen een helder inzicht in den wezenlijken
samenhang der omstandigheden kan tot een goeden
gedragslijn ook voor onze partij leiden.
Inleiding.
I.
Wij zijn voornemens eenige artikelen te schrijven
over de openbare school en zullen die telkens stellen
tegenover die andere school, ter kwader ure in ons land
toegelaten, de bijzondere, ook wel vrije school genoemd,
of „de school der ouders
Wij zullen dan tevens moeten melding maken van
de lijdensgeschiedenis, die de openbare school heeft
doorgemaakt en nóg doormaakt, en moeten wijzen op
die vrijzinnigen, die voor en na de verdediging van
hun hartepand alléén overlieten aan de openbare onder
wijzers en hun bondsorgaan De Bode.
Waar het ons is te doen een vergelijkende studie te
maken tusschen de openbare en de bijzondere school,
het openbare en het confessioneele onderwijs, daar willen
we beginnen met naast elkander te stellen de twee
tegenover gestelde grondprincipes, waarvan wordt uit
gegaan.
Grondprincipes by openbaar en bijzonder
onderwijs.
Toen Dr. Bavinck zijn „Paedagogische Beginselen"
het licht deed zien, werden door De Standaard deze
studiën dadelijk begroet als een richtsnoer voor het
Christelijke Schoolwezen. De grondgedachte van des
schrijvers betoog was dezen zin„Een religie zonder
eenig dogma is geen religie meer. Daarom vragen wij
voor den Bijbel, voor de christelijke religie, voor het
dogma op onze scholen de eereplaats. Ook voor het
dogma."
Ziedaar het grondprincipe der bijzondere school, waar
tegen de openbare onderwijzers hrt hunne st-llen: „het
onderwijs zij strikt neutraal, geve andersdenkenden geen
aanstoot, bljjve vrijvan politieke en godsdienstige dogma's.
Aan dezen eisch van neutraal onderwijs ligt deze
theoretische overweging ten grondslag dat een openbare
school zonder dezen eisch ondenkbaar is De overheid,
die het onderwijs betaalt, mag niet toelaten dat dit een
propagandamiddel is voor een of andere politieke of
godsdienstige richting. Haar plicht is alleen te zorgen
dat haar toekomstige burgers verstandelijk en zedelijk
ontwikkeld worden en het recht der ouders is van den
staat te vergen, dat den kinderen geen bepaalde levens
beschouwing wordt opgedrongen, die soms met de j
in lijnrechten strijd kan zijn. 1)
De practische kant van dezen eisch is dezeHet
kindergemoed is niet ontvankelijk voor een godsdienstig
of politiek dogma. Het is in strijd met de eenvoudigste
wetten der paedagogie, den kindergeest te vermoeien
met zaken, die boven de bevatting van het kind liggen,
Want elk dogma, welk ook, ib de vrucht van diepe
studie, langdurige vergelijking van voor en tegen, ernstig
nadenken en overwegen, het is de vorm, waarin de
vrucht van denken en nasporen gevat wordt, het is
een defenitie van de een of andere hypothese, opge
bouwd uit meer of minder logische redeneering. Waar
zoo een dogma ontstaat is het natuurlijk on-onderwijs-
kundig een dogma aan kinderen te onderwijzen, liever
op te dringen als een onomstootelijke waarheid. Het
is den kinderen steen^n voor brood geven, het is het
latere zelfstandig denken hinderpalen in den weg leggen,
het is het leggen van een grond voor gelooven op gezag,
het is een verdeeling scheppen in de maatschappij, hie
voor de nationale eenheid het grootste gevaar oplevert,
wijl het dogma op de eene school onderwezen, in lijn
rechten tegenstrijd is met dat op de andere school.
Toch eischt Dr. Bavinck voor het dogma (godsdien
stige) de eereplaats, niet voor den godsdienst, de religie
als zoodanig, maar voor het uiterlijke, het omhulsel,
het door een of ander kerkelijk gezag ontworpen leer
stelsel. De bijzondere school gebiedt„dat is de waarheid
en dat is de leugen", met verzwijging van de gronden
die tot dit oordeel leidden, al zouden die evenzeer langs
de kinderen heengaan als de dogma's zelf, n.l. totaal
onbegrepen.
Staat om deze reden de openbare school reeds op
paedegogisch-betere grondslag dan de bijzondere, dit
komt nog dubbel-duidelijk uit, wanneer men let op
deze tegenstellingdat het gemoed van een leerling
der openbare school ontvankelijk is voor allerlei goede
indrukken, in de eerste plaats voor verdraagzaamheid,
daar Protestanten, Roomschen en Joden reeds jaren
lang in goede kameraadschap met elkaar leeren omgaan,
waar het gemoed van den leerling der bijzondere school
daarvoor geslo en is, wijl hem één ding als de ivaarheii
is voorgehouden, met als onwaar, wat daarbuiten ligt,
wijl hem dat als waar is ingeprent met de bemerking
dat anderen dit ware als leugen verachten, wijl hem
een zekere gerechtigheid en onverdraagzaamheid is
bijgebracht juist door het exclusief karakter der inrichting,
die hem gevormd heeft.
Het is met de bijzondere school zooals Dr. Gunning
zei: „Wij zullen even exclusief zijn als onze Heer en
Meester, die sprak„Meent niet, dat ik gekomen ben
om vrede te brengen op de aarde ik ben niet gekomen
om vrede te brengen, maar het zwaard
Aan de vruchten kent men den boom. De vrucht
van het openbaar onderwijs: verdraagzaamheid en
onderlinge waardeering. De vrucht van het bijzonder
onderwijseigengerechtigde zelfverheerlijking en „het
zwaard" tegenover andersdenkenden.
Daarmee is de grondslag van het bijzonder onderwijs
reeds veroordeeld, die van het openbaar onderwjjs
daarentegen niet. J.
De Unie „Een school met den Bijbel" heeft dezer
dagen zijn 43e Unieblaadje verspreid.
„Het geestelijke voorop", is de leuze der christelijke
politiekers onzer dagen, gedachtig aan het gevleugelde
bijbelwoord: „Zoek eerst het Koninkrijk Gods en al
deze dingen zullen u toegeworpen wo.den."
Hoe diep 's Meesters woorden ingeslagen zp, hoe
diep gevoeld wordt wat Hjj leerde, hoe het werkelijke
Godsgeloof hoe langer hoe meer plaats maakt voor 't
grofste materialisme leert bovenstaand blaadje.
Na een inleiding over den veelbewogen tijd, aard
bevingen en rampen op de aardkorst, opbruisingen van
geestdrift en gloeienden haat onder, de menschen, de
opmerking, dat „Nederland door den Allerhoogsten
meermalen tot een zegen in 't midden der volkeren
gesteld" is (vergelijk tentoonstelling Huisindustrie),
komt het tot de vraag: „Aan welke zijde zullen we
ons scharen?" welker beantwoording rUst op den grond
van alle vraagstukken: „Wat dunkt u van den Christus?"
En als ge dan uw gedachten over den Christus hebt
geordend, dan vraagt het blaadje in de eerste
plaats: geld voor het bouwen van christelijke scholen
om „ons Vaderland een Christenland in den waren zin
des woords" te maken, in de tweede plaats:
Uw kinderen, om de 'scholen te bevolken.
„Is het niet treurig?" vraagt het blaadje, dat nog
om uw kinderen gevraagd moet ivorden, dat er nog
1) Voor 1868 drongen ook de Roomsch-Katholieken aan op
een neutrale school. En toen kwam Groen van Priusterer daartegen
op, o.a. in een schrijven aan den Koning waarin hij die volledige
neutraliteit veroordeelde, omdat anders „de bevolking meer en
meer met het ultra-Katholicisme zou worden doortrokken". En
hjj voegde daaraan toe: „Naar mijn oordeel zou er geen nood-
lottiger maatregel genomen knnnen worden, dan volkomen vrpeid
van onderwjjs, ten gevalle der Roomsch-Katholieken te verleenen.
Het behoort tot het wezen der Regeering, zorg te dragen, dat
geen verderfelijke leerstellingen worden verspreid
In 1856 schreef diezelfde Groen van de onderwijswet„Dat
deze wet zich kenmerkt door verloochening van het Christelp
karakter der natieprijsgeven aan de Roomsch-gezinden van al
betgeen de Protestantsche Christen als onmisbaar in de volks
opvoeding waardeert."