Ergerlijke toestanden bij
G emeentewerken.
Orde.
De Openbare School.
De heer Smit was nijdig en snauwde wethouder
Lagerwey behoorlijk af over diens stommiteiten. En hij
herhaalde dat het slachtende deel van den middenstand
onder de marteling van het keurloon dreigt te bezwijken.
Waarop wethouder Lagerweyzoo vinnig als zijn
lyrische ziel mogelijk is-, zijn kennis en inzicht oneindig
veel beter en voornamer noemde dan die van den bak-:
kenden mi idenstander Smit. Bovendien zei hjj, dat de
gezamenlijke slagers slechts f 29.keurloon per week
betalen (één paardeslachter alleen reeds f 5.60) en
slechts f 10.ongeveer voor keurloon van klaar"
vleesch, en dat dit dus niks niet erg was.
Tot slot kwam de heer Wittkampf vertellen, dat het
niet ging over het veel of weinig, maar over de vraa^
wie rechtens het keurloon moeten betalenen naar zijn
meening moet het antwoord op die vraag zijnzij die
er van genieten. Onder gelach merkten een paar raads
leden op, dat dus de slagers er mee belast moeten
worden, omdat die er de voornaamste genieters van zjjn.
Maar toen antwoordde de heer Wittkampfwel neen,
waarachtig niet, de gemeente, want
men kan toch wel zeggen dat bijna het geheele
publiek vleeschetend is.
Overal hoongelach
De burgemeester vond, dat het nu genoeg was, en
liet stemmen, voordat er nog meer gekheden haddi-n
verkondigd kunnen worden. Vóór handhaving van be
taling van het keurloon door de slagers waren de
heeren de Groot, Kranen, Van der Schalk, Ris, Van
Westendorp, Gouka, Nolet, Lagerwey, Beukers, Honner-
lage Grete, Jansen, Klein en van der Meer. Er tegen
warenKoopmans, de Bruin, Smit, Wittkampf, Van
der Drift, Von Briel Sasse, Goslinga en van der Velden.
De geheele téraadslaging over dit onderwerp was
volkomen beneden peil, zelfs beneden Schiedamsch peil.
De opmerking van den heer Smit, dat de middenstand
onder steeds toenemenden druk leeft, is volkomen juist;
maar volkomen dwaas is het, een echt-kapitalistischen
Raad als den Schiedamschen om vermindering van dien
druk te vragen, terwijl het uitsluitend het kapitalistische
voortbrengingsstelsel is, dat den middenstand in den
druk brengt en nog meer proletariseeren zal. Wil de
heer Smit in dezen iets bereiken, dan zal hij eerst
sociaal-democraat moeten worden met al zjja mede
standers. En daar hierop geen kans is, omdat iedere
economisch-verdwijnende maatschappelijke groep (zooals
thans de middenstand) zich wanhopig vastklemt aan de
regeeringsklasse, zal de heer Smit in dit opzicht nooit
iets kunnen bereiken. Wat zeer droevig is voor den heer
Smit. Wij hebben meelijden met een dergelijke onver
mijdelijke droefenis en haar eigenaar. Dat zij hem
een troost.
En toen was het uit om kwart voor vjjven. Met
een mistroostigen indruk over een nare zitting trokken
wij naar huis.
Wat frisch bloed zou geen kwaad gedaan hebben in
zoo'n gezelschap.
Sinds eenigen tijd regent het weer klachten van
arbeiders in gemeentedienst, de eene al ergerlijker dan
de andere. En dat zal wel zoo bljjven, zoolang de
gemeentelijke overheid naast het hiërarchische stelsel
de organisatie der gemeentewerklieden niet voldoende
erkent. Het hiërarchische stelsel heeft het groote
nadeel, meerdere of mindere gezagsbehagel|jkheid bij
grootere en kleinere gezagsbezitters op te fokken.
Sterke karakters 'zullen daaronder niet ljjdenmaar
voor zwakkere karakters is het een gevaar, waarvan
helaas doorgaans de ondergeschikten de slachtoffers
worden. Kunnen die ondergeschikten nu door hun eigen
organisatie een tegenwicht vormen tegen gezagsmis-
bruik van die zwakkere karakters onder de gezags
dragers, dan kan zonder ernstige botsingen en zonder
gevaar voor te grooten groei van zulk een misbruik
hieraan behoorlijk paal en perk worden gesteld. Dat
is in 't belang van gezagdrager en ondergeschikten
beiden.
Maar wordt de organisatie der ondergeschikten niet
erkend en wordt daaraan niet een rechtmatig aandeel
in de regeling en de controle van den dienst toege
kend, dan ontbreekt de gelegenheid voor tijdige be
perking van mogelijk machtsmisbruik en ontstaan er
zeer verkeerde verhoudingen, waarvan in den regel de
ondergeschikten de slachtoffers worden.
Zooals ook nu weer geschied is en nog geschiedt te
Schiedam. Alle ons bekende feiten meedeelen, kunnen
we niet, zonder gevaar te loopen onze berichtgevers
daarvan de dupe te maken. Wij doen daarom een
greep uit die feiten, en bepalen ons voor 't oogenblik
tot eenige feiten, waarin de opzichter Vos een rol speelt.
Deze opzichter heeft de leiding van den aanleg van
de verlenging der St. Liduinastraat, Den waker, die
daarbij noodig is en 16 cent per uur verdient, heeft
hij tot 102 uur per week in dienst gehouden. Natuur
lijk maakt die arme drommel aldus een goed week
loon. Maar mag dat in gemeentedienst door zulk een
overmatigen arbeidstijd worden verkregen
Zoo had h|j ook de leiding b|j het rioleeringswerk
aan den Langen Achterweg en het Oude Kerkhof.
B|j het begin daarvan beloofde de heer Vos de ar
beiders, dat hij, indien zij hun best deden, zou zorgen,
dat er voor hen een extra beloouing aan zat. De
arbeiders zetten hun ruggen schrap en deden hun best,
gedreven door het gevoel van wat meer te verdienen,
wat moeder de vrouw heel goed kan gebruiken. Het
werk is klaar en volgens den heer Vos zelf, is er hard
gewerkt en is het karweitje goedkoop klaar gekomen,
zoodat de werklieden zeer terecht in de veronderstel
ling leefden van wat over verdiend te hebben. Doch
bittre teleurstellingde extra belooning, waar mis
schien in gedachten al iets voor gekocht was, bleef
uit en werd niet optvangen. Prachtig?
Een ander geval. Een arbeider ia lossen dienst, een
grondwerker, werd opgedragen tusschen schafttijd op
de gereedschappen te passen. De man voldoet aan
hetgeen hem gezegd wordt en schrijft natuurlijk die
uren op zjjn werkljjst, maar uitbetalen, ho maar. Toen
de man den heer Vos er over aansprak, antwoordde
deze opzichter, dat hjj immers toch wel had kunnen
eten. Jawel, zei de man, maar als ge m|j wat anders
opgedragen had, had ik het ook gedaan. Welnu, sta
je er op dat je die uren uitbetaald krijgt, dan zal je
ze hebben. Eu ze werden betaald, maar aan 't eind
der week kreeg de arbeider meteen zijn ontslag.
Dezelfde opzichter ontsloeg onlangs vier man, na
hun slechts eenige uren van te voren te hebben aan
gezegd, dat hun werk gedaan was.
Dit zjjn eenige staaltjes uit velen, wjjzende op gezags-
misbruik en willekeur. Eu het bezit van gezag zonder
tegenwicht is des te gevaarlijker in handen van iemand,
die zooals deze opzichter hoofdzakelijk met losse werk
lieden werkt, wier onafhankelijkheid uit den aard der
zaak nog grooter is dan die der vaste. Bestond dit
tegengewicht in den vorm van een officiéél erkende
krachtige organisatie, waaraan behoorlijken invloed ook
door de autoriteiten is toegekend, dan zou zulk een
gezagsmisbruik niet kunnen voorkomen en zouden de
goede en verdienstelijke eigenschappen van den opzichter
Vos daardoor niet overschaduwd hoeven te worden.
Er is trouwens niet slechts voor de arbeiders een
donkere zjjde aan zulk een toestand. Ook de gemeente
ondervindt er de nadeelen van, nog op andere wjjze dan
door de ontstemming onder de werklieden. Een op
zichter als de heer Vos krjjgt n.l. aldus gemakkelijk
den naam van „goedkoop" te kunnen werken (wat zeer
verdienstelijk is wanneer het zonder misbruiken ge
schiedt). En onwillekeurig wordt hij dan opgeknapt
met allerlei karreweitjes, die men „goedkoop" wil ge
daan hebben. Het noodlottig gevolg daarvan is weer,
dat zulk een „goedkoop" werkeude opzichter aan zjjn
roep en carrière verplicht is, goedkooper dan een ander
te werken, en dan wel eens „genoodzaakt" wordt
minder voorzichtig te handelen, alles te veel op een
koopje te doen.
Een sprekend voorbeeld daarvan is het gebeurde aan
de Korte Havenbrug. Tot nu toe was het de opzichter Van
der Sluis, die het uithalen van de assen der ophaal
bruggen boven in de poorten op gezette tijden bewerk
stelligde. De poorten werden dan flink voorzien van
kruisschoren enz.de val werd opgehaald en de as
daarna schoongemaakt en nagezien. De eerste maal
dat dit karweitje aan den opzichter Vos werd opge
dragen, aan de Korte Havenbrug n.l., bleven de voor
zorgsmaatregelen van kruisschoren enz.achterwege,
maar.brak ook een stjjl van de poort. Indien men
nu weet, dat deze brug tot eea van die gemeente
eigendommen behoort, die door den directeur der ge
meentewerken tot de invalide wordt gerekend (er
zijn er meer! heerlijk Schiedam toch!), dan is het
duideljjk, dat het achterwege laten van de meest gewone
voorzorgsmaatregelen onverantwoord is. Wjj geven toe
dat 'de „goedkoop" werkende heer Vos, door zjjn goed
koop-reputatie voortgedreven, moeilijk anders kon. En
wij constateeren, dat de heer Vos het breken van dien
stjjl aan een bestaande scheur wijt. Maar dat alles
cjjfert het gevaar van zulk een jacht op goedkoopte
niet weg.
En het is ten slotte het gemeentebestuur, dat voor al
deze dingen in staat van beschuldiging gesteld moet
worden. Want dit laat maar steeds na, tegenover de
mogelpke en zeker voorkomende nadeelen van het
hiërarchische stelsel een tegenwicht te scheppen door
aan de organisatie der werklieden een reglementairen
invloed op den dienst toe te kennen.
De burgerpartijen gaan prat op hun „orde"-lievend-
hpid en bezondigen zich met voorliefde aan het verwijt,
dat de sociaal-democraten „hun" prachtige .orde willen
verstoren en onderste boven gooien. Het loont voort
durend de moeite, zich doo.r feiten een denkbeeld te
vormen van die burgerlijke „orde" en van haar werking.
Want telkens blijkt dan, dat die burg-rlijke „orde"
alleen iu 't voordeel van de kapitaalbezitters is, maar
een groote ramp voor de arbeidersklasse.
Een prachtig feit ten bewijze daarvan is de onlangs
uitgegeven statistiek over het tarweverbruik in de
laatste jaren,die de volgende cijfers geeft
1904 1292 millioen 114.600 hectoliter.
1905: 1359 411.550
1906: 1411 804.800
1907: 1321 000.800
1908: 1283 478.350
Wij zien dus, dat het verbruik steeg van 1904 op
1905 met 67 millioen 296.950 hectoliter, van 1905 op
1906 met 52 millioen 393.250 hectoliter, om dan van
1906 op 1907 te dalen met 90 millioen 804.000 hecto
liter en van 1907 op 1908 op nieuw te dalen met 37
millioen 522.450 hectoliter.
Van 1904 tot 1906 steeg het verbruik dus met 119
millioen 690.200 hectoliter.
Van 1906 tot 1908 daalde het verbruik dus met^„
millioen 326.450 hectoliter en kwam daardoor 8 millioen
636.250 hectoliter lager dan het verbruik in 1904.
Da aangehaalde statistiek bericht, dat in China en
Japan ten gevolge van de vermindering van het rjjst-
verbruik elk jaar een stijging van het tarweverbruik te
boeken valt, zoodat de daling alleen veroorzaakt is
door Europa en Amerika. En dan volgen deze woorden:
Het verminderde gebruik in 1907 is dan ook
alleen mogelijk indien een bijzonder groot deel der
menschen onvoldoende eten kr|jgt.
En dan wordt gewezen op de tooge tarweprijzen
(gevolg van speculatie door kapitalisten) en den alge-
meenen crisis (gevolgen van toomelooze winstjagerjj
door de kapitaalbezitters).
Zelfs geen brood konden tal van slachtoffers vanL.
kapitalisme, van speculatie en overproductie, meer
koopen. Als ze geregeld verdienen, zit er tenminste
nog brood aan. Maar als de tarweprijzen door eenige
„orde"-lievende heeren omhoog worden gespeculeerd et
de benoodigde arbeidshoeveelheid door overmatige
goederenproductie naar beneden wordt ge„orde"nd, dan
beteekent dat voor de slachtoffers van die jachtmakers
op burgerlijke „orde":
broodsgebrek.
En welk een broodsgebrek om in 2 jaar een
van 128 millioen 326 450 hectoliter mogelijk te maken!
Met B|jbel, Wierook en Oranje is zulk een „orde"
niet goed te praten. Ze is en blijft het satanisch ge
wrocht van de firma
Mammon en Gouden Kalf.
VI.
De onvrye vrije school.
Vevvolg.)
Een artikel eener Gentsche vereeniging van lief
dadigheid, de „Maatschappij van den heiligen Vincentius
a Paulo", luidt:
B|j iedere aanneming van een nieuw huisgezin, onder
zoekt men zorgvuldig welk onderwijs de kinderen krijgen.
Gaan z|j naar die scholen welke ons geloof ons
verplicht te bestrijden, dan tracht de armenbezoeker de
ouders te overtuigen, dat de ziel hunner kinderen er
gevaar loopt en dat zij ten allen prijze aan dien ver-
derfeljjken invloed moeten onttrokken worden. Somtjjds
zelfs, tegenover hardnekkigen tegenstand, bevindt hjj
zich in de droeve noodzakelijkheid het brood der lief
dadigheid te meten naar den goeden wil door het
huisgezin aan den dag gelegd, om het katholiek onderwjjs
te volgen..... Broodbops en vleeschbons zij de sleutels
die ons de woning onzer armen openen."
„De Katholieke School" en „De School met den Bijbel1
(vakbladen) verdedigen het uitoefenen van dwang, omdat
de diaconiëen het doen iu 't godsdienstig belang der
ondersteunden.
Door het voorhouden der doopbelofte is reeds menig
in de fuik geloopen en toch schreef de Savornin Lohman:
Laat ons nu zien, welke de plicht der ouders is.
Natuurlijk geen andere, dan de kinderen te onderwijzen
of te doen onderwijzen „in de voorziende leer. Daaruit
volgt dat de ouders liefst zelf hun kinderen godsdienst
onderwijs moeten geven."
De doopbelofte eisebt dus niet iu de eerste plaats
het zenden naar de bijzondere school, maar het self
geven van godsdienstonderwijs.
De overtuiging van vele ouders, die hun kinderen
naar de bjjzondere school zenden schuilt dan ook vaak
in den geldzak van den broodheer, is vaak meer door
het jeuken van de maar, dan na verstandelijk overleg
ontstaan. Maar bovendi-n, in „onderw|jsnootjes" bewe
de Redactie reeds, dat de ouders in hun „vr|je" school
niets te zeggen hebben (Lohman in „de Openbare School"),
maar het woord „vrij" met z'n goed Hollandschen
klank was de leuze waaronder de dwang kon worden
gepropageerd.
De Katholieke Onderwijzerschreef: „De Staat
eischt voor zich het recht op, toezicht uit te oefenen
op alle scholen. Waarop steunt hij dezen eisch?
Hjj moet, aldus antwoordt men, de zekerheid hebben,
dat zij voor het openbaar welzijn niet alleen niet schadelijk
zijn, maar dit bevorderen. Welnu, kan dan de kerk
met met oneindig meer recht dezen eisch met be
trekking tot de godsdienstige opvoeding laten gelden
en tengevolge daarvan deelneming aan het toezicht op
en de leiding van de school als een haar toekomend
Door de Amsterdamsche meelfirasa, G. Polak, in haar markt
bericht van 27 Augustus, overgenomen in „Het Volk" van 12 Sept.