Vlaardingsche IJzerkoekjes.
Ingezonden.
Jansen stond een „3e klas". Na hebben 3e klas-agenten
ia hnn hoedanigheid als levende overblijfsels uit een
lang afgesloten tijdvak evenveel gezag over het publiek
als zondagsjagers over konijnen. Vandaar dat ae op-
eenhooping van menschen telkens zóó groot werd, dat
ie dienstdoende agent van de Koemarkt gedurig eens
ruim baan moest gaan maken.
Maar die zelfde agent had behalve de Koemarkt ook
let tramplein te bewaken en zijn bijzondere aandacht
te wijden aan het Broersveld, waar een gat was gemaakt.
No, dat gat bleef op zijn plaats. En ook gebeurden
ir geen ongelukken. Maar aan de tram was het een
beestenboelgedrongen, gestompt, gevloekt en geraasd
werd er alsof we niet in het „christelijk Schiedam"
waren, maar in de een of andere heidensche negerij.
Ën de opeenhooping van menschen aan de Koemarkt
en omgeving gaf herhaaldelijk aanleiding tot ruwe
iooneelen. Met zeldzaam beleid en geduld trachtten de
eene politie-agent en de eene 3e klas van de zaak te
maken wat er van te maken was.
Onverantwoordelijk is het evenwel van de „Christe
nen" gemeenteraad, onze stad aan een politiecorps
toe te vertrouwen dat minstens de helft te klein is en
waarvan een zoo overmatige arbeid wordt geëischt dat
let daaronder te gronde gaat.
Moet er eerst een zeer ernstig ongeluk gebeuren
voordat men tot de vereischte uitbreiding van het
politiecorps zal overgaan?
Verkeerde zuinigheid. Bij den brand aan
ie Lange Haven is weer eens gebleken, hoe schadelijk
verkeerde zuinigheid is. De gemeente heeft n.l. bij de
reorganisatie der brandweer een stoombrandspuit gekocht,
die voor eeu gemeente als Schiedam absoluut ongeschikt
is, omdat er bij den grootst mogelijken spoed eenige
oren voorbij moeien gaan vóór die spuit water kan
geven. De spuit, de machinist, het paard en de koetsier
wonen over de stad verspreid, en het aanmaken enz...
neemt onvermijdelijk langen tijd in beslag. De stoom
brandspuit gaf dan ook pas om half 4 water, terwijl
de brand om 1 uur begon.
Wjj brengen gaarne alle hulde aan de wjjze waarop
de brandweer met haar ellendig materiaal werkte. Die
is boven alle lof verheven
Maar dat men in een stad als Schiedam nog geen
beter materiaal kan koopen, is een schande. Waarom
kocht men een stoombrandspuit in plaats van een auto
mobiel-brandspuit En waarom wacht men ook bij de
brandweer-regeling weer tot er eerst eens zoo ernstige
rampen hebben plaatsgegrepen dat men wel veranderen
moet Het „christelijk" gemeentebestuur doet wel alles
wat het kan, om de gemeente in zooveel mogelijk ver
waarloosden achterlijken toestand te laten. De energie
en het inzicht, noodig om daarin verandering te brengen,
ontbreken volkomen.
Die prachtige maatschappelijke „orde".
In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 April
stond het volgende bericht:
„Een vreeselijke geschiedenis wordt uit Witzinger-
renth in Neder-Beieren gemeld. Langs den weg heeft
men daar een doodelijk uitgehongerden en
nitgeputten jongen van tien jaar gevon
den, die, voor hij bezweek, vertelde dat zyn vader geen
werk had en zeven broertjes en zusjes thuis honger
leden. De jongen was gaan zwerven, om Paasch-
gaven voor zijn familie langs de huizen te vragen. Hij
was van de eene plaats naar de andere gegaan en had
geen ei, geen brood durven aanraken en ook geen geld,
dat men hem hier en daar gaf, voor zichzelf willen
gebruiken, om maar zooveel mogelijk thuis te kunnen
brengen. Het kind was ten laatste uitgeput van honger
en koude in elkaar gezakt. Medelijdende menschen
wjjdden hem hunne beste zorgen, een dokter deed al
het mogelijke, maar de arme jongen was niet meer te
redden".
Wij kunnen volkomen begrijpen, dat het politieke
christendom ook te Schiedam, door en door bedorven
als het is, eerbiedig neerknielt voor een maatschappelij
ke „orde", waardoor gebeurtenissen als de bovenstaan
de dagelijks in het leven worden geroepen.
Maar we zullen zoo vrij zijn, een dergelijk „orde"
ondauks het christelijke manteltje waarmee men ze
aankleedt een barbaarschheid te een schandaal te noemen.
En wij zullen blijven werken aan de organisatie dei-
arbeidersklasse, die aan deze misdadige „orde" een
eind zal kunnen maken.
Een nieuwe vorm van propaganda.
Heden was het 25 jaar geleden dat D. Bervelink,
onderbaas in de blikwerkerij van de fabriek Hollandia,
in dienst trad bij de Maatschappij. Deze dag werd tot
een waren feestdag gemaakt. De jubilaris en zijne echt-
genoote werden te 12 uur per rijtuig van hunne woning
afgehaald en naar de tabriek gebracht, waar zij op het
kantoor door de directeuren, de heeren Hummelinck,
werden gecomplimenteerd met dezen dag, terwijl daarbij
als stoffelijk bewijs van waardeering een enveloppe
met inhoud.
Vervolgens werd de jubilaris in het schaftlokaal
binnen den kring van zijne kameraden genoodigd, waar
de heer J. van Driel uit naam van allen de geluk-
wensch uitsprak en als bewijs van hulde en achting
een pendule met coupes aanbood. De spreker wees er
op dat alleen de eensgezindheid onder de arbeiders
oorzaak is dat het mogelijk is bij soortgelijke gelegen
heden zulke bewijzen van belangstelling en waardeering
te geven. Ook wees hij er op dat al zijn de arbeids
voorwaarden voor hen die op Hollandia werken, zeer
gunstig te noemen, dit toch geen reden mag wezen
om zich niet aan te sluiten bij den bond van fabrieks
arbeiders.
De jubilaris dankte aangedaan voor de hem bewezen
hulde.
Vervolgens werden eenige oogenblikken in aangenaam
samenzijn doorgebracht, waarbij de heer van Driel nog
tot zijn genoegen kon constateeren, dat men wel vroolijk
kan zijn al gaat de drankflesch niet rond.
Bovenstaand bericht vinden wij in de Nieuwe
Vlaardingsche Courant van Zaterdag j.l. Wij willen
wel zeggen in 't algemeen dergelijke vertooningen met
eenigen weerzin te begroeten omdat zij meestal ge
legenheden zijn waarop men in allerlei woorden van
„hulde" en „achting", de ware positie van den arbeider
als onontbeerlijk stuk materiaal vergeet en men in het
vernisje dat er na 25 dienstjaren overheen gesmeerd
wordt een kleur gaat zien die zou doen denken dat de
behartiging van de belangen der arbeiders nummer een
en het winstmaken nummer twee is.
Het eenige wat in bovenstaand bericht ons aantrekt
is de kameraadschappelijke geest die er uit spreekt bij
de arbeiders onderling en ieder begrijpt dat wij het
alleen overnemen om er bjj de arbeiders opnieuw op
aan te dringen dat zij nu al die jool en die achting en
hulde eens zullen omzetten in een poging om te komen
tot de oprichting van een Afd. van de Ned. Ver. van
Fabrieksarbeiders.
Huishoudelijke Vergadering der Afdeeling.
Zondag 10 April j.l. hield onze afdeeling, een huis
houdelijke vergadering welke in hoofdzaak was belegd
om onzen afgevaardigde naar het Congres te Leeuwarden
gelegenheid te geven zijn verslag uit te brengen.
De vergadering was ook toegankelijk voor belang
stellenden en was vrij goed bezochttoch schjjnen er
nog altijd leden te zijn, die er nog niet toe komen
kunnen de h.h. vergaderingen te bezoeken
Dat moet beter worden partygenooten
De afgevaardigde ving aan met te zeggen dat het
Congres bij de opening indrukwekkend was vanwege de
vele belangstelling zoowel van afgevaardigden als van
belangstellenden die de zalen van Visser geheel vulden.
Na de rede van den Congres-Voorzitter in hoofd
trekken te hebben weergegeven behandelde hij punt
voor punt de beschrijvingsbrief zoo ver hij was behandeld.
Om tot den slotsom te komen, dat, hoewel niet ge
heel bevredigd, toch deze groote waarheid kon worden
geconstateerd, dat ondanks alle verschillen, er een groot
en machtig streven in onze partij is naar de be
reiking van haar doel.
In de „Milicien" van April heeft het Bestuur der
Afd. Vlaardingen van dien bond anderhalve kolom
noodig voor de beantwoording van onze opmerking in
„De Moker" van 12 Maart.
Men begrijpt dat wij de speciale logica van dit Bestuur
laten voor wat ze is. Wij willen er alleen op wijzen
dat als ons Bureau voor Arbeidsrecht weinig militaire
zaken behandelde, (wij hebben trouwens alleen gezegd
dat ze op het program staan) dat zeker wel mede zijn
oorzaak zal vinden in het feit, dat de Afd. van den
Miliciensbond dat al deed „voordat ons Bureau bestond."
De vraag is dan alleen of men uit een oogpunt van
onderlingen steun die werkzaamheden niet had kunnen
en moeten overdragen, in plaats van verder te gaan
en een eigen bureau op te richten
Dat noemen wij onnoodige krachtsverspilling.
Wij constateeren met nadruk dat het Bestuur der
Afdeeling van den Miliciensbond op onze beschuldiging
dat de oprichting van haar bureau meer zijn oorzaak
vindt in sommige elementen, die van politieke- of vak
beweging niets hebben moeten, geen verweer geeft en
dus toestemt dat dit niet zonder invloed was.
En werkelijk, wij geven haar het hooge voetsuk van
onpersoonlijkheid waarop z\j zich daarbij plaatst, gaarne
cadeau.
En nu nog iets over het verleenen van hulp bij haar
betoogingen. Wij hebben vooreerst niet beweerd dat
Vlaardingen drommen betoogers voor de Miliciensbond
leverde, maar afgezien van de vraag of daaraan veel
of weinig wordt gedaan, gezegd dat met de houding
der Afd. Vlaardingen zelfs bij dat weinige rekening
zal moeten worden gehouden. Begrepen waarde vrienden
En zoo waar als het zjjn kan dat het oorlogsbudget
sociale hervormingen kan tegen houden (men ziet wij zijn
niet zoo resoluut in onze uitspraak als het Afdeeüngsbe-
stuur van den Miliciensbond) zoo zeker is het ook waar
dat het militairisme voor een zeer groot gedeelte uit
vloeisel is van onze kapitalistische samenleving.
En als het bestuur van den Miliciensbond dat inziet
dan zullen ze ook begrijpen dat het vechten tegen he
militairisme alléén, terwijl men het kapitalisme vrij
laat gaan, slechts uitloopen kan op tweeërlei dingen.
Of men verliest zichzelf in fraseologie en groote
woorden, óf men maakt een figuur als Don Quichot
indertijd gemaakt moet hebben toen hij de wieken van
den windmolen voor een vijandelijk leger aanzag.
En wij denken zoo dat de groote meerderheidfder
bestuurders en der leden van den. Miliciensbond zich
liever niet op znlk eenwijze blameeren zal.
Summa, summarum willen wij zeggen dat men werkelijk
beter deed met eens ernstig te gaan overwegen op
welke wijze men met de minste krachtsverspilling het
spoedigst zijn doel bereiken zou.
En wij denken dat daarvoor allereerst harmonie en
samenwerking onder de verschillende divisies van het
leger noodig zal zijn.
In „De Houtbewerker" van 1 April vinden
wij de volgende Vlaardingsche correspondentie:
„Afd. VLAARDINGEN. In den loop dit jaar zal
het twintig jaar geleden zijn dat onze oude vereeni-
ging „Wij Streven Naar Verbetering" werd opgericht.
Veel, zeer veel is in dat tijdvak gebeurd én om onze
organisatie groot te maken èn om, waar de omstan
digheden dat geboden, verbeteringen te verkrijgen
zoowel van zedelijken als stofleljjken aard. Geen
wonder dan ook dat er plannen bij bet bestuur bestaan
om die gedenkdagen op de [meest gepaste en nette
wijze te herdenken.
Er is in den laatsten tijd eenige verslapping merk
baar in de vroeger nogal op goede hoogte staande
werfkracht onzer afdeeling.
Waar er nog zoovelen, vooral jongere, onder onze
medearbeiders worden gevonden die geen lid zijn onzer
afd., daar dacht het ons niet overbodig eens eene op
wekking te geven voor het voeren der propaganda.
We staan nu al eenigen tijd op het doode punt.
Niet vooruit en ook niet achteruit.
Rust roest, vrienden, de handen nog eens uit de
mouwen en flink aangepakt, er is nog werk[in overvloed.
Niet zich laten beïnvloeden door allerlei praatjes.
Vooral die zoogenaamde „gemoedsbezwaren"t die er
soms gemeend worden dat bestaan, maar die er al heel
eigenaardig soms uitzien, en die bovendien niet ver
hinderen mee de vruchten te plukken Jvan onzen arbeid.
Daar zoo nu en dan op een taktische manier eens
op gewezen, kan vast geen kwaad.
Verder gelooven wij dat de „ziekteverzekeringskoorts",
die in den laatsten tijd in ons bedrjjfsleven'woedt, ook
wel eenigen invloed heeft op de uitbreiding van ons
ledental.
Vooral het goedkoope lijkt soms de menschen want
het schijnt er zoo toe te gaan: voor tien cent krijgt
men er vijftien terug.
Er schijnt niet aan gedacht te worden dat de ver
zekeringsmaatschappijen geen instellingen zijn van lief
dadigheid, die moeten winst maken en die moeten de
verzekerden leveren. Enfin, men moet leeren met schade
en schande. Maar dat neemt niet weg dat plicht is
van onze menschen, er de ongeorganiseerden op te
wijzen dat zij ook vooral niet hebben te vergeten dat
zij ook nog gezonde dagen hopen te bezitten en dat
het in ons bedrijf nog alles behalve rozegeur en mane
schijn is, en dat zij zich daartegen moeten organiseeren
bij ons, waar plaats is voor allen.u
Waarde Redactie,
Nogmaals verzoeken wjj u eenige plaatsruimte voor
een antwoord op het ingezonden stuk van de heeren
de Noojjer en van Gerven. Bij voorbaat onzen dank.
De heeren zjjn zakelijk gebleven, van ons is dus niets
anders te verwachten. Hoe wjj „de Centrale" verdedi
gen, zullen zjj niet op ingaan. Zjj zeggen, „een ieder
spreekt voor zjjn parochie." Dat zjj dat doen, 't is ons
goed, maar dat doen wij niet. Wjj gaan niet door dik
en dun heen, en wanneer „De Centrale" niet te ver
dedigen was, wjj zouden de eersten zjjn die dit zouden
weigeren. Wjj hebben steeds met eerlijke middelen ge
werkt, en zullen dit bljjven doen. We bevinden er ons best
bjj, laat staan nog dat wjj het als eerste plicht beschouwen.
Zjj meenen te moeten protesteeren tegen onze uitlating
dat zjj niet eerlijk te werk gaan en dat zjj socialisten-
vreteis zjjn. Wat hun werken aangaat, de lezer oordeele.
Wjj hebben getuigenissen van partjjgenooten en geestver
wanten waar zjj kwamen, en van elke Levensverzeke
ring getuigden, dat deze niet deugde, behalve van die
instelling welke zjj vertegenwoordigen. Is dat een eer
lijke manier van werken? Wij doen dat niet. Zelfs
wanneer wij weten dat eene instelling niet deugt, ge
ven wij ongevraagd geen advies daarover. De heeren
schrijven verder„Wij zijn geen socialistenvreters,
maar erkennen integendeel ten volle al het goede dat
het socialisme bevat, evenals wij eerbied hebben voor
de toewijding van de oprechte en door edele motieven
gedreven leden dier partij". Ziezoo, nu zullen de partij-
genooten en geestverwanten wel overtuigd zijn dat zij
geen socialistenvreters zijn. Tot onzen spijt moeten wij