FEUILLETON. OP STRAAT. Ditjes en Datjes. partijen aangenomen, onder de navolgende bepalingen In het geval van Art. 1638e der wet wordt vast gesteld, dat de „betrekkelijk korte tijd", bedoeld in de eerste alinea, zal bedragen Voor een werkman gedurende een tijdvak van achtereenvolgend minstens één week tot 6 weken in dienst der vereeniging werkzaam zijnde, ten hoogste 6 dagen. Voor een werkman, gedurende een tijdvak van achtereenvolgend meer dan. 6 weken doch minder dan 13 weken in dienst der vereeniging werkzaam zijnde, ten hoogste 9 dagen. Voor een werkman, gedurende een tijdvak van achtereenvolgend meer dan 13 weken doch minder dan 26 weken in dienst der vereeniging werkzaam zjjnde, ten hoogste 15 dagen. Voor een werkman, gedurende een tijdvak van achtereenvolgend meer dan 26 weken doch minder dan 1 jaar in dienst der vereeniging werkzaam zijnde, ten hoogste 21 dagen. Voor een werkman, gedurende een tijdvak van achtereenvolgend meer dan 1 jaar in dienst der ver eeniging werkzaam zijnde, ten hoogste 27 dagen. Voor een werkman, tevens lid der vereeniging, en als zoodanig meer dan 1 jaar in dienst der vereeniging werkzaam geweest zijnde, en vallende onder de termen dezer wet, ten opzichte der vereeniging, ten hoogste 30 dagen, met dien verstande, dat deze uitkeering slechts éénmaal in een boekjaar der vereeniging plaats heeft en de betrokkene, na zijne herstelling gedurende minstens 6 weken zijne volle werkzaamheden moet hebben hervat, alvorens voor een volgend boekjaar voor eene uitkeering in aanmerking te kunnen komen. Bij bovenstaande uitkeeringen wordt in verband met de 2de alinea van art. 1638c der wet en met art. 23 van het Huishoudelijk Reglement der vereeniging, als vaststaand aangenomen, dat de werkman zich in eene maatschappij of vereeniging tot geldelijke uitkeering bij ziekte heeft verzekerd tegen een bedrag van f 1.— per dag uitkeering of voor zooveel meer als de betrokkene zich naar eigen verkiezing heelt verzekerd, met welk bedrag de uitkeering der vereeniging wordt verminderd, evenzeer als met de uitkeering hem krachtens de onge vallenwet toegekend. De werkman is verplicht het totale bedrag der uit keeringen, hem van wege Maatschappijen, Vereeniging en Ongevallenwet bovenbedoeld, toekomende, aan den Raad van Beheer ter kennis te brengen, bij ontdekte fraude waarvan hjj zijne aanspraak op uitkeering over eenkomstig bovenstaande verliest; terwijl dit tevens Grada was winkeljuffrouw in een groote zaak van witte goederen. Grada was er al van haar kinderjaren af. Toen had ze, met een groote zwarte schort voor, opgeruimd en afgestoft en aangegeven, dan hier, dan daar den ganschen langen dag. En als ze dan 's avonds naar huis liep, had ze altijd zoo'n onpleizierig gesuis in haar hoofd. Maar Grada was ouder geworden en ze werd er werkelijk winkeljuffrouw. Ze mocht nu zelf de groote doozen en laden, openen en er het prachtige goed uit halen voor de dames, die kwamen koopen. Dat keurige ondergoed met die fijne borduursels, niet die prulleboel van goedkoope kantjes, neen, 't was een degelijke zaak met eigen ateliers en de klauten waren voor het grootste deel deftige dames. Grada vond het in het begin haast een eer om ze te helpen en het kostbare linnengoed ten toon te spreiden. Maar Grada raakte ook daar spo-dig aan gewend en het aanprijzen van al dat moois werd een sleur. Er waren een vrij groot getal meisjes in den winkel, allen netjes gekleed, allen beleefd en vriendelijk voor de klanten, met een extra-glimlach voor dames, die dikwijls kwamen, die „zóó rjjk waren" zoo waren Grada's gedachten „dat zij al haar linnengoed in hun mooien duren winkel konden koopen." Grada had onder die klauten sommige, waarvoor zij een bepaalde voorkeur voelde, die ze beschouwde, als bij haar leven behoorend. Daar was een lang blond meisje van een 16 jaar, dat met haar moeder kwam om een uitzet te koopen voor haar kostschool. Grada was toen zelf niet veel ouder, en, wat een wonder had dat aristokratische bakvischje haar gelekeb, dat maar uitzocht en uitzocht, alsof 't geen geld kostte, en dat nu nog naar school zon gaan, in een ander land weliswaar, maar toch nog naar school. Grada had 't meisje onthouden, en toen later, na eenige jaren, de blonde vlechten waren opge stoken en het meisje weer kwam met haar moeder, weer voor een uitzet, maar nu, omdat ze trouwen ging, gevoelde Grada buitengewone belangstelling. Ze trof het, want eenige malen mocht ze met modellen naar het mooie huis en zag ze het meisje van die onbekende wereld van geld en pracht en genoegen in haar schitte rende omgeving. Nooit had haar eigen japponetje zoo vaal en gewoon, nooit haar handen zoo ruw, nooit hadden haar manieren zoo onhandig geleken. Haar als eene reden tot ontslag als lid of werkman kan worden beschouwd. Om recht op uitkeering te kunnen doen gelden, moet een bewijs van onbekwaamheid tot werken wegens ziekte, afgegeven door een geneeskundige, worden over legd aan den Raad van Beheer. Aldus vastgesteld den 1 Februari 1909. De Raad van Beheer: L. C. TAN DER LENDE. G. SLAPPENDEL. C. NIEUWSTAD. Wat leerde nu de uitkomst het vaststellen van de bepalingen geschiedde geheel zonder statistische gegevens Dat na 11 maanden van werking der bepalingen, dus op 1 Januari 1910, was uitgekeerd de somma van: f 234,II5 terwjjl aan arbeidsloon over datzelfde tijdvak was betaald: f 46336 365 Uit deze cjjfers bljjkt dus, dat de kosten, voortvloei ende uit de opvatting van plicht inzake de wet, in den ruimsten zin des woords, aan deze onderneming kost 0.54% vaü het uitbetaalde arbeidsloon. Als wjj hierbij nu nog voegen dat deze onderneming de eenige bouwvakpatroon in Rotterdam is, waar de 10-urige werkdag wordt gehandhaafd en de loonen aan hare werklieden over alle vakken genomen 2 cent per uur meer bedragen dan bij de overige patroons te dier stede, en er by die onderneming altijd veel werk is dat zjj toch ook door concurrentie met andere aannemers moet verkrijgen dan kunnen wjj gerust concludeeren le. Dat het doodgewone onwil van de patroons is om de wet na te leven. 2. Dat de kosten voor naleving der wet van geen noemenswaardige beteekenis zijn op den gang van het bedrijf j 3e. Dat de werklieden niet zulke simulanten zijn als waarvoor zij door de patroons worden uitgescholden 4e. Dat als de aannemers verplicht worden om in te schrijven met inachtneming van meergenoemde wetsar tikelen er als zij inschrijven zooals aan de Leeuw arder Coöperatie nog een aanmerkelijk voordeeltje uithalen. 5. Dat de maatschappijen, welke de risico van 1638c van het B. W. voor 1% willen overnemen, daaraan nog aardig wat kunnen verdienen. heldin was vriendelijk, tenminste niet onvriendelijk, hoewel 't haar toch toescheen, dat ze werd beschouwd als iets wat bij de laden en de doozen en de uitstalkast van den winkel hoorde, als iets dat buiten al dat zonnige geluk stond en de mogelijkheid om het te krijgen. Grada had haar mooie blonde heldin zien trouwen en ze had verteld van de prachtige japon en de sluier en de bloemen, eerst 's middags in den winkel, en toen 's avonds aan haar vrind. Want Grada had een vrind, evenals de andere meisjes. Mt.ar zij schaamde zich eigenlijk voor zijn pet en zijn werkmanshanden, ze had hem liever als „menheer" gezien. Hjj paste niet bij haar voorkeur voor pracht en weelde. Hij vertelde haar van z'n vakvereeniging, van zijn boekenhij wilde haar veel doen begrijpen, Maar ze gaf nooit veel antwoord. Toen na een jaar was haar mooie dame weer ge komen, en ze had weer een uitzet besteld, maar nu voor een kindje. En Grada had bevend al die teerfijne kleertjes uitgehaald, zelf in opwinding over wat ze begreep. Totdat heel de toonbank vol lag van kanten jurkjes en witte schoentjes en kleine mutsjes en rokjes, zóó, dat de aanstaande moeder zonnig glimlachte bij dat visioen van kleinheid en teerheid vóór haar. Er moest heel wat gemaakt en uitgezocht worden, en weer ging Grada eens met een doos jurkjes haar bezoeken, nu in haar egen huis. Ze vond haar liggend op een rustbank gesteund in kussens in een kamer zóó vol mooie dingen, dat Grada moest rondkijken. Alles was gereed voor het kindje, dat verwacht werd. De wieg, de kleertjes, de kinderkast, alles kostbaar en smaakvol. En de aanstaande moeder was omringd door alle moge lijke zorgen. Het leek Grada als uit een sprookje. Dien avond, den ganschen langen weg onder het naar huis gaan, 't was laat geworden en ze had nog een boodschap voor mevrouw moeten doen dacht ze aan alles, aan al dat geluk en die weelde en hoe dat kindje nu weer juist zoo zou opgevoed worden als die moeder. Ze droomde half. Daar werd ze opgeschrikt uit haar gepeins door een troepje menschen met drukke stemmen. Ze bleef wat angstig tegen een huis gedrukt staan, 't Was al zoo laat en ze hield niet van laat op- straat loopen. Daar waren agenten en een akelig kermende vrouw, die ze niet zien kon, en menschen, die er zich mee bemoeiden, was er een ongeluk gebeurd 't Ging naar het politiebureau, ze durfde niet meegaan. Maar het gejammer der vrouw klonk haar afschuwelijk in de ooren. G ada had zelf een gevoel of ze pijn had; ze was ook moe en van den langen werkdag uitgeput. Maar angstig vroeg ze toch aan een man, die van het lureau terug kwam: Was die vrouw overreden? 6e. Dat de arbeiders over het algemeen wat meer kracht moesten ontwikkelen om de gunstige bepalingen in de wet op het arbeidscontract, voor hun van toe passing te krijgen. Rotterdam. G. KAPTEIJN. De Uitslag. Zooals bekend is gekozen Mr. von Briel Sasse met ruim 2300 stemmen tegen 906 op onzen partijgenoot P. de Bruin. We kunnen met dit cijfer uitstekend tevreden ziin, wanneer wij rekenen dat in 1907 Van Leeuwen 481 stemmen had. Bij de Kamerverkiezing verleden jaar hadden wjj wel ruim 1100 stemmen, maar daar was Vlaardingen ook bij, wat met de Prov. Staten-verkiezingen niet het geval is. Hoewel er vrijzinnige stemmen op onzen candidaat zjjn uitgebracht, is het grootste gedeelte van de vrijzin nigen thuis gebleven. Wjj gaan dus vooruit, recht op het doel af. Onze propagandatocht. Zondagochtend j.l. giugen wij met een twintigtal partijgenooten de circulaire verspreiden ten gunste van onzen candidaat voor de Provinale Staten. Met opgewektheid gingen wij den Kethelweg op, terwijl Wrf elke boerderij, die we voorbij kwamen, met een bezoek vereerden, teneinde onze circulaire aan den man te brengen. Bjj den een of den ander was de ontvangst van de circulaire een groot verschil. Zoo kreeg b.v. een hoofd eener school er ook een en toen hij zag, wat het was, frommelde hij het in elkander en gooide het weg. Hij werd door een der partijgenooten opmerkzaam gemaakt, dat die handeling nog een teeken was, al was hij een ontwikkeld mensch, dat hij toch zeer laag in de politiek stond. De opkomst voor het verspreiderswerk kon wat grooter geweest zijn, als elke partijgenoot, die geen vergadering had, of Liet op een andere wijze was verhinderd, zijn plicht had gekend. Het is. niet te prijzen in hem of haar, thuis te blijven omdat zjj wellicht moe zouden worden als zij mee gingen. Mammon bovenal. Maandag j.l. werd in onze goê-gemeente een collecte gehouden. De collectanten vroegen bij de aanbieding der schaal „voor de oranje- vercenfglng". Op een gezegde van een onzer stad- genooten, dat dit niet kon, antwoordde de collectant Overreden ze was bevallen, bevallen op straat, in den laten avond. 1) Nu was ze naar 't gasthuis, geen vader bekend natuurlijk. En d'r eigen moeder zat in de gevangenis. Grada voelde een koude huivering. Ze liep voort, zonder te weten haast, waar ze was, aldoor met dien jammerklacht in de ooren, en daarbij die korte geschie denis Geen vader, eigen nreder in de gevangenis. En a's een visioen zag ze op eenmaal vóór zich, die kamer, waar ze dienzelfden middag stond, eerbiedig buigend als 't ware voor al dien rijkdom. Die kamer van weelde, waar een kindje verwacht werd. Ze zag het fijne kanten jurkje voor zich, dat de gelukkige aanstaande moeder had bek ken, of ze 't zóó mooi genoeg vond. Ze zag het wiegje met de zijden dekentjes, ze zag al de pracht. En hier de koude, eenzame straat, daar werd in namelooze ellende ook een kind geboren. Was deze vrouw zoo slecht en die andere zoo goed? Zoo .goed omdat ze rjjk was, en veel had geleerd, omdat alles haar werd gegeven En waar was die andere opgevoed in ellende zekerhaar moeder was in de gevangenis immers. Ze hoorde tot de uitgestóo- tenen. Hoe kon ze anders worden, hoe zou weer dat kind worden, als 't leefde, als 't bleef leven. Dat alles flit ste eiken keer, als plotselinge stralen in de duisternis in haar, op. Het was dau toch wel een ellendige maat schappij, zooals Herman altijd zei. Die menschen moes ten zoo worden. Een groot medelijden kwam langzaam in haarniet voor die vrouw alleen, maar voor de velen, die ze er wist in al die zijstraatjes en stegen. En ze keek naai de huizen op, de proletariërswoningen, waar hier en daar lichtjes brandden, en ze dacht aan die allen, die daar woonden in eeuwige ontbering en zorg, zooals.zjj zelf toch ook met haar moeder en de zusjes, en 't was of een warme stroom in haar vloeide, een stroom van medelijden, ja, van lijden met de anderen. Neen, ze behoorde niet by de rijke- dames, die ze overdag be diende, die ze in haar weelde-paleizen de kunstwerken van de handen der arbeidsters moest nadragen, ze be hoorde niet tot hen die niet hebben. Snikkend kwam ze thuis. Den volgenden avond, toen ze met Herman, die haar kwam halen, naar huis liep, vertelde ze hem alles. Lang, heel lang bleven ze praten, nooit hadden zjj elkaar, en hun leven en het werk dat zjj te doen hadden, zoo goed begrepen. (Uit, de Prol. Vrouw.) 1) In April 1910 is dit feit te Amsterdam gebeurd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1910 | | pagina 3