FEDILLET0N.
Een groot conflict in zicht.
Kapitaal en Arbeid.
is waar verbetering voor de brandersknechts, doch het
beteekent ook, zooveel uitgaven voor hem, en waarom
zon hij het doen, als er van een daadwerkelijk optreden
der werklieden heelemaal geen sprake is?
De nachtarbeid. Bij het zoo naamloos vele leed is
zeker de nachtarbeid wel het meest slopende voor den
brandersknecht, terwijl dit zeer gemakkelijk is te ver
anderen, doch ook hier weer, als de brandersknecht
maar wou, als hij maar gevoelde dat hij alleenstaande
zeer zwak, met anderen georganiseerd, zeer sterk stond,
zoo sterk, dat indien zjj dit wenschten, de nachtarbeid
spoedig tot het verledene kon behooren. Het praatje
dat het toch niks geefr, en dat men daarom zich niet
organiseert, zal toch zeker in het minst niet helpen.
Zeker, ik geef toe, niet direct zullen resultaten bereikt
worden, doch wij allen moeten dan maar eens, waar
en mannen de moed ontzinkt, de zaak aanpakken,
want dit is voor mij duidelijk gewordeD, dat slechts de
brandersknechtenbond, thans genaamd Drankbereiders-
bond, het eenige aangewezen lichaam is, dat den toestand
kan verbeteren.
Vrouwen, znlt ge nu mede willen helpen, of zult ge
dezen brief ook weer naast u neerleggen, zult ge mede
werken om den toestand te veranderen, of zult ge uw
mannen aansporen lid te worden van den vakbond?
Gevoelt ge niet, dat ook gij het kind der rekening
wordt, want naarmate uw man ouder wordt, daalt zijn
loon, loopt zóóver terug, dat ook het ziftersloontje niet
meer verdiend kan worden en dan zjjt gij, zijn wij allen,
aangewezen te leven op de kosten onzer kinderen of
naar het armhuis te verhuizen, na een lang leven te
hebben geploeterd in de zwarte spelonken, die, God
betere het, nog werkplaatsen genoemd worden, Daar
gaan we naar toe in het gelukkigste geval, want velen
zjjn zoo ongelukkig zelfs dezen ouderdom niet te
bereiken.
In een volgenden brief wil ik ook eens wat van de
bierbrouwers zeggen.
Onze zusterorganisatie, de Duitsche Metaalbewerkers-
Bond verzoekt ons het onderstaande in ruime kringen
te publiceeren
Hen groot economisch conflict bedreigt den
Duitschen Zeescheepsbouw. De daar werkzame
arbeiders, welke zich in de centrale bonden der Metaal
bewerkersHoutbewerkers, Smeden, Koperslagers, Machi
nisten en Stokers, Scheepstimmerlieden, Schilders en
Lakkers, alsook der Fabrieks- en Bedrijfshulparbeiders
georganiseerd hebben, hebben aan de organisatie der
Werfeigenaren (Scheepsbouwmeesters en Machinefabri-
kanten) voorstellen tot verbetering van hun arbeids
voorwaarden gedaan en daarbij den wensch uitge
sproken, op grond van deze voorstellen met de organi
satie der werkgevers in onderhandeling te treden.
De voorstellen sluiten in inkrimping van den dage-
ljjkschen werktijd van 9x/a op 9 uren, regeling van het
tariefwerk, invoering van gelijksoortige aanvangsloonen,
verhooging der bestaande loonen en uitbreiding van de
rechten der arbeidersvertegenwoordigingen in die onder
nemingen. Hoewel het aanvankelijk scheen alsof de
werkgeversvereeniging bereid zou zjjn over deze voor
stellen te onderhandelen, zoo bleek spoedig dat de
meerderheid der werkgevers er anders over dacht.
In een 25 Juli 1.1. gehouden vergadering werden de
voorstellen afgewezen en alleen geneigdheid betoond
de redenen dezer afwijzing aan hun arbeiders in tegen
woordigheid van vertegenwoordigers der betrokken
vakorganisaties uiteen te zetten. Als redenen werden
aangevoerd dat alle nieuwe bestellingen tegen lagere
prijzen hadden moeten aanvaard worden en dat als ge
volg daarvan eerder een verlaging dan een verhooging
der loonen te verwachten was. De werktijd van 57
resp. 56 uren per week zou nog niet bewezen heiben,
dat daardoor het arbeidsvermogen evenredig grooter
geworden is, zoodat van verdere verkorting van den
arbeidsdag geen sprake kan zijn. Do verdere wenschen
der arbeiders kunnen niet ingewilligd worden, omdat
daardoor de verstandhouding tusschen arbeiders en de
scheepswerven, alsook der verschillende arbeidsbranches
onderling bedoeld wordt hier zeker tusschen ar
beiders en ploegbazen schade zou lijden.
Deze reden bestaan natuurlijk niets dan schijnbaar.
De werkgevers weten zeer goed dat de arbeiders ruim
schoots bljjken van hun hooger arbeidsvermogen bjj
korter werktijd door verhoogde productieviteit gegeven
hebben, tevens geven moesten, omdat de werkgevers
zich de crisis ten nutte maakten om door tariefver
lagingen en verscherping van het controlestelsel de ar
beiders tot het uiterste te prikkelen. Wat het benadeelen
der verstandhouding tusschen de werf-directies aaDgaat,
is dat het oude lied van den „Herr im Hanse" (onbe
perkt gebieder), die elke medezeggingschap der ar
beiders op economisch en maatschappelijk terrein ver
werpt. De vakorganisaties zullen natuurlijk daarvan af
moeten zien om de werkgevers daarin eens beteren te
beleeren, evenmin het nu afwerpt voor de georgani
seerde arbeiders om de schriftelijk hun bestuurders
medegedeelde redenen nog eens mondeling van hun te
vernemen. Zij zullen natuurlijk hnn voorstellen band
haven en, als de werkgevers een conflict willen, daar
voor niet terug gaan, hoewel zij het niet gezocht
hebben.
Dat de werkgevers zich op een grooten strijd voor
bereiden, blijkt daaruit dat zij de hun gunstig gezinde
pers in hun belang trachten te beïnvloeden, alsook dat
zij in de buitenlandsche pers, door middel van groote
advertenties, arbeiders voor hun werven zoeken.
De arbeiders aan de Nederlandsche scheeps
werven, alsook der met den zeescheepsbonw
verband houdende machinefabrieken, worden
dringend gewaarschuwd niet op deze aan
biedingen in te gaan en geen werk te nemen
aan de Duitsche scheepswerven.
Mocht het tot een conflict komen dan staan in een
minimum van tijd 30.000 arbeiders (bankwerkers, draaiers,
vuurmakers, scheepsbouwers enz. enz.) op straat. Als
plaatsen welke beslist te mijden zijn komen in aan
merkingBremen, Bremerhaven, Geest e-
miinde, Yegesack, Flensburg, Kiel, Ham
burg, Lübeck, Rosttock en Stettin.
Laten de Nederlandsche arbeiders hun goeden naam
hoog houden en zorg dragen dat niemand door
onderkruiper ij onze Duitsche makkers in den rug
valt.
Het Hoofdbestuur van den
Alg. Ned. Metaalbew. Bond.
De Drankbereider van den len van dezen maand, hetwelk
wjj hier geheel plaatsen omdat er uitbljjkt dat de
bewustwording van het proletariaat steeds vaster vormen
aanneemt.
Het stukje, geschreven door de vrouw van een bran
dersknecht, laat aan duidelijkheid niets te wenschen
over en toont aan hoezeer ook deze vrouw onder het
slavenjuk der branderijkapitalisten gebukt gaat, maar
ook hoe zij tevens den weg ziet waardoor zij van dien
drnk ontheven kan worden.
Hier volgt het artikel:
Of 't zal helpen als ik mij als vrouw, als echtgenoote
eens brandersknechts, tot de brandersknechten en hunne
vrouwen zal richten Ik twijfel.
Er is zoo vaak reeds gewezen op den onhondbaren toe
stand der brandersknechten, dat ik eenigszins twijfel aan
het resultaat van mijn pogen. En toch, ik zal, ik wil,
dat men mij zal hooren, ik die reeds jaren kamp met
al het leed, al de ellende, die wij vrouwen meer nog
gevoelen dan de mannen. Ik wil dat men zal luisteren,
mogeljjk dat ik bereik dat de vrouwen door mjj begre
pen zullen worden en hun afkeer helaas nog veel
vuldig tegen de vakvereeniging zullen laten varen.
Tot U alzoo vrouwen en moeders wil ik mjj richten,
n duidelijk maken, dat wij voor den strijd onzer mannen
niet geheel doof mogen zijn, integendeel, juist daar waar
zjj moedeloos worden, hun moeten aansporen, tot nog beter
werken voor de vakvereeniging, waarover ik iets wil
schrijven. Vooraf echter: Ik heb zeer weinig onderwijs
gehad, kan geen aanspraak maken om juist weer te
geven wat mij beroert doch ik voel ook, dat er vrouwen
zullen zijn, die mjj begrijpen en. dat zij mede zullen
helpen de vakvereeniging onze mannen sterk te maken.
Als ik zoo de branderijen passeer en ik zie de zwarte
hokken met al hun verschrikkelijkheden, met al hun
gemis aan goede werkplaatsen; wanneer ik de meer
dan prachtige kantoren zie, hun spiegelruiten, hun op
een villa-wijze ingerichte lokalen, voorzien van alle
gemakken, ingericht naar de eischen des tijds, dan
vraag ik mij af, of dat wel in orde is.
Iu de eerste vertoeft men 15 uren per dag. In de
laatste slechts enkele uren. De patroon blijft niet langer
dan strikt noodzakelijk is op zijn wél ingericht kantoor,
de brandersknecht slijt meer dan s/t van zijn leven in
de branderij, waar alles ontbreekt.
Hoe is de waschgelegenheid Hoe de berging der
kleeding? Is de schaftgelegenheid in orde, is het drink
water voor drinken geschikt?
Treurig is het met dit alles gesteld. Nemen we alleen
maar het eten, de een valt op een trap, de ander op
een bak, ginder een derde op een hoop kolen, zonder
dat behoorlijke tijd voor het gebruiken van het „pakje",
of „middagmaal" gegeven wordt. Hoogst treurig is het
dat nadat de brandersknecht te 2 of 3 uur in den
nacht in de branderij komt, dat hem geen schaftijd
wordt gegeven en zijn 15 uren achtereen zonder op
houden of rustpoos mag afdraaien.
De loonen, ja, hoe zijn ze, in één woord schandelijk.
Dat een brandersknecht 96 uur per week moet werken
is schandelijk, dat hij daarbij nog de dunpomp moet
trekken is nog schandelijker, maar dat daarvoor maar
f 11.50 wordt betaald is zeker wel het schandelijkst.
En toch, met hoe weinig kosten zou het dunpomp-trekkpn
niet afgeschaft kunnen worden, doch wat kan de heeren
het schelen, of de arbeider zich zijn lenden nit elkaar
trekt? Elke verbetering in de branderij beteekent wel
Politiek-Satyriek Tooneelspel in vier bedrijven
door
lste Bedrijf.
Het tooneel stelt voor een R.K. vergaderlokaal. Per
sonen Eenige bestuursleden welke aan een tafel zitten.
Verder een aantal leden.
De voorzitter opent de vergadering en zegt: „Geachte
vergadering! onder de ingek. stukken is er een voor
hetwelk het bestuur uwe bijzondere aandacht vraagt.
Het betreft de uitnoodiging van het Centraal Bestuur
tot het houden van eene Openlucht Meeting voor den
wettelijken tienurendag in onze stad. Het bestuur ver
trouwt dat de vergadering haar zal machtigen zich tot
het gemeentebestuur te wenden om vergunning te vragen
tot het houden van zoo'n meeting met optocht en
muziek."
Een lid. Mijnheer de voorzitter, vindt u dat het wel
op den weg ligt van onze vereeniging dat wij ons voor
die zaken zoo druk moeten maken Laat dat toch
aan die vervloekte socialen over, wjj hebben wel wat
beters te doen. En dan, zijn onze werklui niet tevreden,
zijn ze niet blij als ze een uurtje langer mogen werken?
Onder onze leden zijn brandersknechts welke 12, 14,
ja soms nog meer uren per dag werken. Het zijn flinke
menschen, je hoort ze nooit mopperen, ja, ik ben bang,
wanneer ze niet langer dan 10 uur per dag mochten
werken, ze werkelijk ontevreden zouden worden. Ik
heb gezegd."
(Eenig applaus en gelach.)
De voorz. „Vrienden, het spijt mij dat er nog onder
onze leden zijn, welke de noodzakelijkheid nog niet inzien
van verkorting van den arbeidsdag. Men kan wel mer
ken dat ons geacht lid niet tot de werkmansstand
behoort. Wij moeten beslist een Meeting organiseeren,
het is in het belang van ons geloof." (Applaus).
De vorige spreker. „Mijnheer de voorz. ik protesteer
tegen een dusdanige verdediging als de uwe en ben
overtuigd als wij tot de Meeting overgaan, wij de band
tusschen patroon en werkman niet zullen versterken,
maar juist de goede harmonie die er nu is, zullen
benadeelen."
De voorz. „Vergadering, ik breng het voorstel in
stemming en beveel het ten zeerste in uwe gunst aan."
(Het voorstel wordt daarop met bijna alg. stemmen
aangenomen. Luid applaus en eenig gefluit.)
Gordijn valt.
2e Bedrijf.
Dit bedrijf speelt ten stadhuize, in de zitting van
den Gemeenteraad.
Personen
De Burgemeester. Eenige Wethouders en Secretaris
(welke zit te schrijven.)
Leden van den Raad.
De Burgem. „Alsnu is aan de orde een adres van
den Kath. Bond hier ter stede met verzoek om gebruik
te mogen maken van de Doele voor het beleggen van
eene Openlnchtmeeting ten gunste van den wettelijken
10-urendag met optocht en muziek op Zondag.
Het college van B. en W. adviseeren hierop dit gunstig
te beantwoorden.
De heer v. Br. (ehr. lid v. d. Raad). „Mijnheer de
Burgemeester, het kan uw collega toch geen ernst zjjn
met dit advies. Dat is Zondagsontheiliging zooals we
dat gewend zijn van de socialisten, maar niet van men
schen welke bjj het kruis hun troost en steun zoeken.
Ik zal, hoewel het mij spijt, tegen moeten stemmen."
(applaus bij eenige geestverwanten).
De heer J. (kath. lid v. d. R.) „Mijnheer degBargem.
Evenals de vorige spreker sta ik paf over uw voorstel.
Hoe is het in de hersens van die menschen opgekomen
zooiets op Zondag te doen. Laten ze in de week wat
minder in de kroeg zitten, dan hebben ze tijd genoeg
om dan zoo'n meeting te houden. Ook ik heb hiermee
m'n stem voldoende gemotiveerd en zal tegen stemmen."
De Burgem. „Mijne heeren, ik beloof u er zal reke
ning gehouden worden met de godsdienstoefeningen. De
meeting zal plaats hebben er tusschen in. Nu zal ik
het in stemming brengen."
(Met een stem meerderheid wordt het daarop aan
genomen. Gordjjn valt.
3e Bedrjjf.
Heeft plaats ten huize van den Burgervader.
Personen
De Burgemeester. Een dienstmeisje. Een drietal heeren.
(De burgervader zit in z'n studeerkamer met een lange
goudsche pijp in z'n mond. Het dienstmeisje komt binnen
en geeft hem een kaartje.)
De Burgem. „Verzoek de heeren hierheen te willen
komen. (De heeren treden binnen en maken hnn com
pliment). Gaat zitten heeren! en vertelt mij dan eens
waaraan ik uw geëerd bezoek te danken heb."
Een der heeren. „Ja burgem. het is een lastig geval
waarvoor wij komen. Gisteren heeft de Raad op het