FEUILLETON. Bedeeling. in Socialië, waar Godsdienst privaatzaak is. Aldus is de titel van de jongste aflevering (Jnli 1910) ea waarvan wjj de verkorte inbond weergaven. Het heele ding is zoo leugenachtig als het onbenullig is. De samenflanser beschuldigt ons van leeringen, waaraan wjj nooit gedacht hebben. Ten eerste denken wjj er niet aan ergens op een eiland een aparte heilsstaat te stichten, let dwaze koloniesysteem van Frederik van Eeden is let felst bestreden door de sociaal-democraten. Dan is bet onwaar, dat wij eigendom van de opbrengst der productie als diefstal beschouwen, evenzoo is de in de brochure gegeven voorstelling van de huwelijksgrondslag absoluut valsch. En dan de kinderen, Staatseigendom en een nummer als naam. Wij dagen dezen gemeenen bestrijder uit de sociaal-democratische geschriften te noemen, die aanleiding hebben kunnen geven tot het maken van zulke gevolgtrekkingen. Op deze manier worden de sociaal-democraten ver dacht gemaakt en gelasterd. Men maakt de Roomsch- Katholieke arbeiders wijs dat, met de komst van het socialisme ook zal komen een afschuwelijke verwildering, waarin geen onderscheid meer zal zijn tusschen eerlijkheid en diefstal, waarin alle banden tusschen man en.vrouw, ouders en kinderen verscheurd zijn of worden en waarin alleen kan regeeren een staat die optreedt als thans de Russische Czaar. 't Is geen eerlijke bestrijding. Dat is zoo, maar door dit te constateeren maakt men het feit niet ongedaan dat een aantal arbeiders, die bjj ons behooren, omdat zjj arbeiders zijn, vol met vooroordeelen tegen onze be ginselen gepompt worden. Wat daartegen te doen? Een beroep doen op de eerlijkheid van onze tegen standers? Het is dwaas zich op iets te beroepen dat niet bestaat. Het eenige middel is een onverflauwde, krachtige en goed overlegde propaganda. Wij zien dat er nog veel te doen is, als zulke schandelijke pamfletten voor „goedkoope katholieke volkslectuur" gelden. Tegenover de leugen, de waarheid! Ons Gebouw. Verleden week is onze koffie kamer opnieuw geopend na eenige weken voor het publiek gesloten te zijn geweest. Zij is in een nieuw kleed gestoken en het is nu „een lieve lust" eens een kjjkje te komen nemen. Partijgenooten en geestverwanten, du is de koffiekamer geriefelijk, laat nu ieder eens wat meer zich laten zien, dan vaart de exploitatie er goed by. Te lang zijn het steeds dezelfden geweest welke ons gebouw bezochten, laten de wegblijvers nu in het vervolg ook eens komen. Het is in ons aller belang. Een Meesterknecht in aktie. Zondag 6 Aug. 1.1. werd in den R.K. Volksbond een vergadering belegd, alwaar de branderijtoestanden werden besproken. Een der bezoekers dezer vergadering, bepaald den moed niet bezittende, zijne meening tegenover den spreker te stellen, vond het veiliger of manhaftiger dit door middel van 'n ingezonden stuk in de Nieuwe Schied. Courant te doen, onderteekend als brandersknecht. „De spreker op deze vergadering sprak den wensch „uit dat ten opzichte van den zwaren arbeid en dat „onder schadelijke atmosfeer en ongunstige invloeden, „niet langer dan 8 uur werd gewerkt (precies onze eisch). Daar komt de criticus-Meesterknecht los. Hoort hem „Ik werk nu ruim veertig jaar in de branderij, en heb nog nooit iets van de vergiftige atmosfeer en schadelijke invloeden ondervonden en dan scheelt het nog al wat, jaren terug of tegenwoordig, nu zooveel arbeid door de machines wordt gedaan. Mijne meening is echter dat de schadelijke bestand- deelen niet in de branderij, maar bij den branders knecht zelf moeten gezocht worden. Wanneer er door velen wat meer rust genomen werd en wat minder borreltjes gedronken werden, zou veel van de jammerklacht vervallen. Ik heb van alles in het fatsoenlijke geprofiteerd en er het mijne naar be hooren van genomen, maar gelukkig opgepast voor veel borreltjes, en vooral op behoorlijken tijd naar bed. Wanneer men er echter tegenwoordig ziet, die „vol en zoet" en behoorlijk afgeladen, naar huis zeilen en weer anderen die zelfs nog in den nacht in volle actie zijn, dan kan het niet uitblijven of dit moet ongunstige invloeden teweeg brengen en na- deelige gevolgen achter zich sleepen, van daar dat er ook zoovelen steeds te laat op hun werk komen. Neen het zit hem niet in de branderij, die altijd open en luchtig is, maar in de brandersknechts zelve. Natuurlijk bedoel ik hier niet alle brandersknechts mee. Bekijk ook het gehalte maar van vroeger en nu: maar toen hield men zich niet met zooveel bijzaken op, men deed minder aan politiek en sociale vraagstukken, maar gaf meer acht op z'n werk en men was er niet minder om." Tot hier toe de welgedane, oer-conservatieve criticus achter de schermen, die te doorschijnend en versleten zijn om niet te kunnen weten wie dat zal zijn. Wjj meenen dat wij juist met een te doen hebben, welke de eer al eens genoten heeft met De Moker kennis te maken. Nu eerst begrijpen wij echter, waarom hij Zondags morgens met hoogen dop en dikken gouden ketting naar de kerk ging en z'n personeel in de branderij hield. Dit deed hij dan uitsluitend voor de gezondheid van deze menschen? Humaan hé? Wijsheidshalve heeft deze onvervalschte patroons knecht verzwegen, dat hij van de ruim 40 jaar dat hij brandersknecht is, ruim 80 jaar meesterknecht is, en nooit te veel hooi (werk) op z'n vork heeft genomen, daar past hij zalig voor op. 't Was nog stil in de wachtkamer van het gebouw der liefdadigheidsvereeniging. Banken stonden netjes in 'tgelid, tegen de muren aan, die eens wit geweest, thans door ouderdom geel geworden waren, met overal zwarte potloodkriemels er op geklaaid, die bewezen, dat wachten altijd lang duurt. Door een klein raam, dat uitzicht gaf op een kleine binnenplaats, viel-een schaarsch licht naar binnen, wat let lokaal een somber en triestig aanzien gaf. Aan de andere zijde was een deur welke toegaDg gaf tot het kantoor der vereeniging. Ja zeker, de vereeniging hield er een heelen admini stratieven staf op na, die meer aan salaris en kantoor behoeften kostte, dan er een heel jaar aan uitkeeringen werd besteed. Daar zwaaide meneer P., als directeur den scepter en verdiende met armen ontvangen en weer afschepen, de lakens uitdeelen, de Nieuwe Rotterdammer lezen, zijn drie duizend pop. Dan was er meneer A., de boekhouder, die, de drukke omslachtige boekhouding in aanmerking genomen, aan 1500 gulden niet te veel had en er „vanwegens" zjjn gering tractement nog het agentschap van een levensverzekeringmaatschappij bjj had, om ten slotte Zondags in de kerk met het zakje rond te gaan, een „bezigheid" waarmee nog wel een paar achterwieltjes te verdienen vielen. Dan was er een huisbezoeker, een deftig welgedaan heer, die zelf geen armoede kende om te oordeelen of anderen die wel aan den lijve voelden en zoo ja, of die dan wel nijpend was, zoo nijpend dat de vereeniging er haar kostelijke centen „met goed fatsoen" aan kon wagen. De welgedane meneer zag zijn diensten met 2000 gulden beloond. Tenslotte was er een jongste bediende, een klein, bleek ventje, die van 10 tot 12 de deur van 't kantoor moest openen, telkens als de directeur belde, ten teeken dat een volgende mocht binnenkomen en 's middags van 2—4 allerlei baantjes moest verrichten, alsbrieven copieeren, boeken bijhouden, als 't noodig was naar des directeuren huis gaan, met de boodschap, dat „Mijnheer vanmiddag een vriend meenam te dineeren" of eenige prospectussen voor levensverzekeringen moest weg^- brengen voor den boekhouder. De jongste bediende verdiende f 300 per jaar. De vereeniging betaalde dan haar personeel dus f 6800 per jaar uit; dit kon er echter best af, want de vereeniging was rijk en moest toch iets doen om haar reputatie op te houden 't Was nog stil in de wachtkamer, want 't was pas negen uur en 't kantoor werd eerst om 10 uur geopend. Eindelijk even half 10 klonken hol de stappen van de eerste klant door 't trieste vertrek. 'n Kleine juffrouw, van bij de 50, met bleek inge vallen gezichtover de schouders hing slonzerig een manteltje, dat jaren her zwart geweest was, doch thans zweemde naar groen. Daar onderuit staken slungelig haar roode knokelige jichthandenhaar veel te korte- bejaarde rok gaf aan een paar te wijde, dikwijls gelapte schoenen, waarvan de neuzen verdacht hoog omkrulden, gelegenheid, wijsneuzig de wereld in te zien. 't Juffie keek schuw om zich heen, als vreesde zij gezien te wordendaarna slofte ze loomerig moe naar 't verste hoekje, dicht bij de kachel. Een oogenblik later klonk zwaar een mannenstap door de gang die naar" de wachtkamer leidde, en een groote kerel trad binnen, de vuile pet scheef op 't ruwe, ongeschoren hoofd, de handen diep in de steekzakken van de gelapte pilobroek. Zijn rechterwang vertoonde een verdachte dikte. Morrege, klonk schreeuwerig zijn stem door 't trieste lokaal. Goeie morge, schuchterde het juffie in den hoek. Zoo, je ben zeker een nieuwe, informeerde de man, terwijl hij 't vrouwtje onderzoekend aankeek. Ja, 'k ben de vorige week al geweest, maar 'k most nou terugkomme, ze moste eerst naar me infer- meere. Nou 't sel me benieuwe, ze benne niet zoo scheu tig, tegelijk maakt hij een verdacht geluid met de lip pen en spatte er iets op 't ijzeren plaatje onder de kachel. De juffrouw wars geworden door 't vies gedoe van den man, trok plots vol schrik de beenen hoog op en schoot een eind van hem af. Nou, ie hoef niet vies te weze, 't is een heel gewoon keesiemet maakte hij een beweging met de tong en de dikte was verdwenen en naar de linkerwang verhuisd. Goeie, klonk het van uit den ingang, en een groote stevige vrouw, met opgestroopte mouwen, trad binnen. Goeie, schelschreeuwde de man terug. Wij zullen eenige werkzaamheden aanhalen, waarbij we die luchtige atmosfeer zullen vermelden, en waar zóó'n meesterknecht geen kennis mee maakt. Te beginnen no. 1Brand uithalen uit den ruwketel, soms met gedekt vuur er onder als het noodig is atmosfeer 100 tot 115 Far., met 'n walmlamp bij zich, waarvan men uren daarna het zwart nog uit de longen spuwt. „De" meesterknecht kijkt er even boven, of het wel goed wordt uitgehaald. No. 2Onderbak schoonmaken, onder niet veel lager temperatuur, hetgeen ongeveer s/i uur a 1 uur duurt en men dan bijna naakt, vet en vies er uit te voorschijn komt en groote kanis beloopt een zware koude te vatten. „De" meesterknecht kijkt er even in, of ie wel schoon is, soms ook wel niet. No. 3 Koelslangen schoonmakendeze staan in groote kuipen, welke bedekt zijn met 'n dikken laag slik en baggertemperatuur niet zoo hoog, maar stank zooveel te meer. Ook bijna ongekleed en sliknat komt men er uit. „De" meesterknecht kijkt er even boven, soms ook niet. Kunstgistkupje beslaan op een daarvoor bestemde domperige afschutting. Nat bezweet en vol meelstof keert men terug. No. 4Ketel schuren, vermoeiend werk onder een warmte atmosfeer als bovenvermeld; half geblakerd komt men er uit. „De" meesterknecht kjjkt even of ie schoon is. Zoo zijn er nog wel meer werkzaamheden, gepaard gaande met 'n kolossaal gezonde atmosfeer (stijl criticus) op te noemen. Dat de kwade atmosfeer bij de brandersknechts zelve gezocht moet worden; nu daar zou nog veel tegen te zeggen zjjn. We mogen gelukkig constateeren al gaat het niet zoo hard als wjj wenschen dat in het borreltjes drinken wel eenige kentering te bespeuren is bij het opkomende geslacht in de branderij. Men vraagt nu niet meer aan den meesterknecht: „schenk je op z'n tijd in", zooals vroeger gedaan werd. Want dit was vroeger ook een der voorwaarden bij aannemen van werk. Dat tegenwoordig te veel aan politiek en sociale vraagstukken gedaan wordt: nu dat is 'n uitlating die we gelukkig nog maar uit den mond van dat slag menschen als dezen criticns vernemen (a la Mr. Jansen) hoewel „hiju óók hard naar de stembus loopt bij eventueele verkiezingen. Wij gunnen dezen welgedanen brandersknecht het pluimpje dat hjj wellicht heeft gekregen van zijn patroon. Het kan geen kwaad voor hem, als hij in dien geest eens uitkomt, men kan niet weten hé, als men zoo al de zestig is gepasseerd Trouwens, hjj had ook niet zoo gesproken als hij altjjd ondergeschikte was geweest, dan zou hij al lang tot zifter gedegradeerd zjjn geweest of wellicht achter het ijzeren hek opgeborgen zijn. Zoo Janus, sit je d'r ook al Ja, so as je siet, Ka Morrege juf, klonk het tegen 't vrouwtje in den hoek. Morge juffrouw. Voor et eerst hier Nee, 'k mot vandaag terugkomme. Vorige week ben 'k ook geweest. Zoo, nou, maar dan is uwes toch een nieuwe. J a. Wè ja méns. 'k Doch al bij men eige zeiversKa, doch 'k, da's een nieuwe. Die mot voor 't eerst onder 't mes. Ze moste zeker naar uwes infremeere, niet? 'k Geloof et wel. Doch ik et niet? Jemotze maar kenne, die armoed zaaiers. Maar uwes bijt maar flink van je af, anders krijg je niks, ze ben zoo gierig as ter an toe. Je mót ze de cente van der lui nagels aftrekken anders vertikke ze 't, verachtig ze vertikke n'et, als ze 't em maar effetjes lappe kenne. Je mot je arremoeie veel erger make as 't ie is, anders geloove ze je niet, ze wille nou eenmaal verneuried wezen. Durreve mot je, vooral niet verlege zjjn, flink maar lammeteere, tot ze je van beroerdigheid wat geve. Nou, snerpte „Janus", is ze nog al een méns voor, ze is baDg voor een kiesie. 01 bestrafte de vrouw die met „Ka" aangesproken was; ben je weer bezig? Ikke? Beware; 'k sel wel wjjzer weze; 'k mos doodeenvoudig me mond es leege van me pruimpje. Nou en dat vond ze vies. Jjj niet hè? Tegeljjk kneep hjj haar in den arm. Zeg, wi-je-me nou wel eris afblijve?ja juffrouw, onthou me waarschuwing nou goed en flink van je af- spreke as ze bedenkinge makeweergase pisang, blijf je mjj nou af 't Was tien uur en 't lokaal zat vol met bedeelings- klanten. Even later werd de deur van 't kantoor ge opend en de jongste bediende, met de 300 pop, riep: nummer 1. 't Juffie stond op, schuw dat ze nou door iedereen gezien werd. 't Hoofd gebogen, liep ze vlug door de r(j van wachtenden en een oogenblik later stond ze in 't kantoor. (Slot volgt.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1910 | | pagina 3