FEUILLETON. De verkiezing in III. Hoe de Nederlandsche jeugd onderwezen wordt. De gestolen Schoenen. Van alles wat. individuen in de gaten. Toont ze uwe verachting En zorgt, dat in de toekomst de praktijken van deze heeren tot de onmogelijkheden behooren. Zooals we reeds in ons vorig nummer hebben ver meld, zal de afdeeling aan de verkiezing in district III, noodig door het bedanken van de heer Bakhoven, wederom deelnemen. In de j.l. Dinsdag gehouden h.h. vergadering der afdeeling is daartoe het besluit genomen en onzen partij genoot J. Dinkelaar candidaat gesteld. Van de burgerlijke partijen, christelijke zoowel als vrijzinnige is op 't oogenblik dat wij dit schrijven nog niets bekend wat ot door hen bij deze verkiezing zal gedaan worden. Zij verkeeren in een lastig parket. District III met haar roode neigingen is hun nachtmerrie. Wij weten reeds bij ondervinding dat beginsel voor hen in dit geval maar bijzaak is. Het gaat er slechts om het roode gevaar te bezwerenhierin doen christelijken zoowel als vrijzinnigen niet onder. Wij kunnen dit gewurm als hun laatste stuiptrekkingen beschouwen want de roode vloed in III gaat immer voorwaarts. Hoe de partijen van het behoud ook mogen knoeien, zij zijn het in III aan het verspelen daar is voor hen geen ontkomen aan. Het is daarom van groot belang dat bij deze ver kiezing de afdeeling zich met al haar kracht werpt op district III. Het is deze keer een zeer goede kans Dinkelaar er in te brengen doch dat kan alleen ge schieden door groote krachtontwikkeling. Aan 't werk dus, partijgenooten De vorige week hebben we u doen kennismaken met de leerstof omtrent Willem van Oranje, zooals die te vinden is in de leerboeken der Tilburgsche fabriek. Ter vergelijking plaatsen we nu ook de leerstof uit de boekjes, gebruikt op de Prot. Christ, en de openbare scholen. Uit den aard is dit artikel niet zoo sensationeel als het vorige, dat in directen tegenstrijd is met wat de dageljjksche praktijk ons te aanschouwen geett. Immers, voor hun politiek is OraDje een noodzakelijke voorwaarde, terwijl voor de Roomsche opvoeding het anti-oraDje gif noodig is. Aan den anderen kant heeft ook de Prot. Christelijke aanstaande kiezer een nu echt oranje-medicijn noodig om later te beter bestand te zijn tegen den invloed der sociaal-democratie en zoo geven beide richtingen ons een beeld hoe de opvoeding der Ned. jeugd schromelijk verknoeid wordt en demonstreert zich in de leerstof het verderf der „vrije" school. Prins Willem van Oranje. Kijkjes in „Onze Geschiedenis" Leesboek voor de Christelijke School door J. ter Borg en A. Wiersinga. Pag. 89. Zoo groeit de Prins van Oranje op. Acb, wat is 't bedroevend, dat hij zich laat verleiden om Roomsch te worden. Hij durft het niet laten. Prins Willem van Oranje. Nu is Alva geheel baas. En is er niemand om ons te verlossen Aller oog is gericht op den Prins van OraDje. Boden en brieven worden naar Dillenburg gezonden met de bede „Red ons En dat wil de Prins wel. Hij spreekt er met zijn broeders over om de Nederlanders te helpen (Een schets uit de Rotterdamsche rechtszaal). De kinderen waren naar bed. Schreiend, omdat ze zoo'n honger hadden, waren ze, de twee kleintjes, naar de alcoof gegaan. Greet, de oudste, had niet geschreid, alleen maar zachtjes gevraagd „Moeder, krijgen we nou niks meer Wouter had er zwijgend bijgezeten en maar uit het raam gekeken, zich dwingende tot aandachtige beschou wing van het winkelhuis tegenover hem. Het ging hem zoo aan het hart, dat huilen van de kinderen. Nu kwam zijn vrouw in de kamer terug, ging nog even wat opruimen. „Zouden we nu het lichtje maar niet uit doen vroeg ze dan. Haar stem klonk schor, als van ingehouden tranen. „Ja", zei Wouter, „dat 's goed, doe 't maar." Ze moesten immers zuinig zijn met het beetje olie, dat ze nog hadden, want andere zouden ze zoo makke lijk niet meer krijgen. En nu de kinderen uitgekleed waren, konden ze wel in donker blijven. Zijn vronw kwam hij hem zitten 'voor het raam. Een lantaarn uit de straat wierp nog een weifelenden lichtschijn door de kamer. Ze zeiden niets. Ze hadden al zooveel gepraat den laatsten tijd over wat ze toch doen moesten. En ze wisten immers toch niets, dat uitkomst zou kunnen brengen. tegen Alva, den tiran. En al de broeders zeggen „Wij doen mee Je begrijpt, daarvoor heeft men soldaten en geld noodig. Nu, soldaten zijn in Duitschland overvloedig te krijgen. Onder de gevluchte Nederlanders en ook onder Duitschers zijn mannen genoeg, die wel tegen de Spanjaarden willen strijden. Maar geld, veel geld moet er zijn voor de bezoldiging der soldaten voor kanonnen en geweren, voor kruit en lood, voor paarden en wagens, voor sabels, vaandels, trompetten, trommels, tenten en allerlei andere oorlogsbehoeften. Om dit alles te kunnen betalen, heeft de Prins van zjjn vrienden in Nederland eenige duizenden guldens ontvangen, 't Is echter lang niet voldoende. En zelf bezit hij ook niet veel geld, want Alva heeft al zijn rijkdommen in Nederland verbeurd verklaard. Weet ge, wat Oranje doet Hij verkoopt zyn prachtige meubelen en kostbare sieraden, ja zelfs zijn tafelzilver. Zoo komt hij aan geld, doch zoo raakt hij ook zijn schatten kwijt. Gelukkig, de Prins bezit nog andere schatten niet op aarde, maar in den hemel. Zijn- broeder, de Godvruchtige Graaf Lodewijk, heeft hem er aan herinnerd, dat aardsche rijkdommen den mensch niet gelukkig kunnen maken, maar dat het ware geluk alleen bij den Heere Jezus Christus te vinden is. Prins Willem begint nu weer den Bijbel te lezen, evenals in zijn kinderjaren. Het berouwt hem, dat hij zich heeft laten overhalen om Roomsch te worden. m verlaat dan ook de Roomsche kerk en voegt zich by de ver volgde gemeente des Heeren. Voor Godes woord en voor de verdrukte Nederlanders heeft Prins Willem thans alles veilzijn leven en zijn goed. Hij acht de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zjjn dan al de schatten der wereld. (De Prins is gevallen als slachtoffer van Spanje's wraak.) Pag. 147. Eenige dienaren snellen toe en op de vraag van zijn zuster of hij zijn ziel den Heere Jezus heeft aanbevolen, antwoordt de Prins nog met stervende lippen: „Ja!" „Vader Willem" is de eeuwige ruste ingegaan. Bij het ver i oor van den moordenaar Balthazar Gerards bleek, dat hij in overleg met den Hertog van Parma gehandeld had en zijn daad de goedkeuring van den rector van het Jezuïtencollege te Trier had wegge dragen. Te Rome juichte men en te 's Bosch werd een Te Deum gezongen, terwijl de moordenaar zalig gesproken werd. (Geschied, v. h. Vad. door J. de Jong, Hoofdonderwijzer aan de „Groen van Prinstererschool' te Haarlem). Een tweede, nu Christeljjk-Prot. leugenOpzetten maar tegen elkaar, want immersGeloofshaat kweekt Godsvrucht, niet waar „De Tijd?" Pag. 129. „Nu is 't uit", schrijft iemand aan den Prins, „tenware gij een verbond gesloten hebt met een machtig vorst". En wat antwoordt Oranje „Aleer ik deze zaak en de bescherming der Christenen en andere verdrukten in deze landen heb aangevangen, heb ik een vast verbond gemaakt met den alleroppersten Potentaat der potentaten en ik ben geheel verzekerd, dat wij en al degenen die daarop vasteljjk vertrouwen, door zjjn machtige hand ten leste nog ontzet zullen worden, spijt alle zyne en onze vijanden. Onze vaderen riepen het blijde uit„Van Alkmaar begint de Victorie!" In het „Chronologisch overzicht" uit de fabriek te Tilburg heet het„Van Alkmaar begon de Victorie van den vijand 't Was nu al weken geleden, dat hjj gedaan had gekregen op 't kantoor, waar hij in betrekking was. „'t Is een slappe tijd," had de patroon glimlachend gezegd, toen h(j hem z'n ontslag mededeelde. Maar hjj had niets kunnen antwoorden, geheel verslagen door dit ongeluksbericht, en had zwjjgend zjjn laatste geld in ontvangst genomen. Daar hadden ze zuinigjes aan de twee eerste weken van geleefd. Toen waren ze gaan borgen in de buurt. Ze moesten toch eten. Maar dat ging nu ook niet meer. En de laatste week hadden ze zamen feitelijk honger geleden, wat ze nog krjjgen konden toestoppend aan de kinderen. Maar nu was er niets meer, heelemaal niets. En de kinderen huilden van den honger. Wat moesten ze nou Daar zaten ze beiden den heelen dag zwjjgend over de tobben, tot laat in den avond, als ze hongerig naar bed gingen. „Wouter," begon nu zijn vrouw, nadat ze een tjjdlang zonder een woord gezeten hadden, „zou je nou toch nog maar niet eens gaan, morgen „Och," zei hij, „'t geeft toch niks." „Maar je moet toch pro'oeeren," kwam ze weer. Hij zei niets. Hjj was er nu al vaak op uit geweest om een betrekking, naar alles had hjj gesolliciteerd. Maar hjj was nu al 40 jaar en er was zooveel aanbod van jongere krachten, jongelui met een diploma of met een acte. En altjjd was het dan ook te vergeefs geweest. Dat had hem allen moed benomen. „Als je niet probeert," begon z'n vrouw weer, „krijg je zeker niks." „Neen, dat is wel zoo, maar „Kom," zei ze, en poogde opgewekt te spreken, „we (Ook dit boekje beleefde zjjn 7den druk. In de Katho lieke boekjes hebben we van de Watergeuzen gelezen. Luisteren we nu ook eens naar de Christelijke onder- wjjsstof.) Velen hunner dragen een muts met een halve maan er voor. De halve maan is het onderscheidingsteeken der Turken en onze matrozen hebben tot leus„Liever Turksch dan Paapsch. Hollanders, Zeeuwen, Friezen, edelen, burgers, boeren, allerlei menschen vinden we hier bij elkaar. Daar loopt er een, wiens neus en ooren zijn afgesneden, ginds staan een paar wien men de linkerhand heeft afgekaptelders ziet ge, die nog op andere wijze zijn verminkt. Vraagt ge dien Geuzen eens hoe dat zoo gekomen is. Hun antwoord zal wezen: „De wreede Spanjolen, die hebben 't ons gedaan" Nu willen ze eens probeeren de Spanjaarden ter zee te bestrijden. De Prins heeft hun daartoe verlof ge geven en zoo zjjn onze vrienden Watergeuzen geworden. In 't begin haalden velen dier Watergeuzen soms goddelooze dingen uit. De Prins begreep dat er zoo niets van de Watergeuzen zou terechtkomen. Daarom beval hij den kapiteins, op ieder schip een predikant aan te stellen om Gods Woord te verkondigen, gebeden te doen en de soldaten met den schipper te honden in christelijke zedigheid Een admiraal 7oerde in 's Prinsen naam bevel over de Geuzenvloot. Die admiraal moest zorgen, dat de Watergeuzen tegen niemand krjjg voerden dan tegen Alva en de Spanjaarden. Van den buit, dien ze be haalden, moesten ze een deel aan den Prins afstaan, opdat deze weer een leger kon verzamelen. Ik verzeker u, dat onze Watergeuzen de Spanjaarden aandurvenWanneer ze Spaansche schepen zien, zeilen ze er regelrecht op af. Ter wille van de brandkast. Uit de N. R. Ct. knipten we Men weet, dat bjj de groote hitte te New-York groot gebrek aan ys heeft geheerscht, waardoor zelfs ongeregeldheden zijn ontstaan. Een commis saris van politie, die opdracht heeft ontvangen een onderzoek in te stellen naar de handelwijze van de ijstrust, die zeer sterk verdacht werd, van de hitte te hebben geprofiteerd, om met zoo weinig mogelijk ijs zooveel mogelijk geld te verdienen, heeft rapport uitgebracht. Naar het Berliner Tage- blat uit New-York verneemt, komt dit rapport op het volgende neer Op 1 Juli zijn de ijsprijzen van 2 lot 5 dollar per ton verhoogd. Tegelijkertijd is de aanvoer gedurende de hitte tot de helft verminderd, hoewel aan de bovenloop van de Hudson in de ijskelders groote voorraden aanwezig waren. Het voorwendsel van de ijstrust, dat er gebrek was aan arbeiders en transportgelegenheden, houdt geen steek. Het rapport bevat 470 onder eede afgelegde verklaringen, van onafhankelijke detailhandelaars, over pogingen van de trust om hen klandizie te doen verliezen, door te weigeren ijs te leveren. Er zal spoedig een gerechtelijk onderzoek inge steld worden. Misdadig is het juiste woord hierop van toepassing. Het kapitalisme ontziet zich niet, in tijden van nood, de prijzen der levensbehoeften, kunstmatig te verhoogen. Er zal nu een gerechtelijk onderzoek plaats hebben, Wat zal dat echter uit werken? Niets anders, dan dat moeten moed houden." Hij glimlachte even. Moed houden, jawel „Maar ik kan ook zoo niet gaan," kwam hij dan. „Je begrijpt toch, dat ze me zoo uitlachen op een kantoor. „Ja, ja," zei ze zuchtend. „M'n kleeren, dat zou nog wel gaan," ging hij voort, „al zijn ze wat kaal. Maar met zulke schoenen! M'n kousen komen er door." „Zou je er niet een paar op crediet kunnen krijgen vroeg ze dan. „Op crediet? Waar zoo?" „Nou, hier bij de weduwe Kooien, misschien." „Zeker, als ik er met zulke schoenen aankom", schamperde hij. „Neen, dat durf ik niet te vragen." „Weet je wat?" kwam ze. „Je kondt vragen ze op zicht te hebben. Dat mensch kent ons toch." „Ja, maar begon hij. „Ja, ja", zei ze, „doe dat. Maar dan moet je non gaan in den avond. Dan ziet ze je schoenen zoo niet." Wouter aarzelde even. „Zouden ze het doen vroeg hij dan. „Wel, waarom niet? Zoo gauw als je Man een be trekking hebt, kunnen we ze betalen." Lusteloos, met langzame schreden, ging hij de deur uit en de straat op. „Juffrouw", vroeg hy in den winkel staande, waar hij zich dicht in de schaduw van den toonbank drong, opdat ze z'n schoenen niet zien zouden. „Kunt u ook wat schoenen op zicht sturen „Wel zeker, meneer", zei de juffrouw vriendelijk. „Rijgbottines voor mij", kwam Wouter. „Jawel, meneer, de maat weet ik. 't Adres is nog

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1911 | | pagina 2