De gehuwde vrouw als ambtenares.
FEUILLETON.
DE DIEF.
Ylaardingen.
Nog eon antwoord aan onze a r. broeders.
Uit „Het Volk'' knippen we ter curiositeit het
volgende
Hoe ze liegen.
Er kwam ons in handen een „Antirevolutionair
Propagandablaadje", uitgegeven door de a.r. propa-
gandaklub te Oostzaan, waarin over ons petitionne
ment als volgt geschreven wordt
En nu het resultaat Goed geteld20231
handteekeningen, plus nog 1936 namen. Een
goede twintigduizend namen verzameld na maan
den en maanden lange propaganda onder het
volk van vijf millioen zielen
Nog kwam adhaesie in van 442 vereen., waar
van 197 hun ledental opgaven, bedragende samen
2737. Maar hierbij moet opgemerkt, dat leden
van deze vereen, ook reeds teekenden op de lijs
ten en dat naar ons meer dan eens bleek
naar de meening van de meeste leden van zulke
vereen, niet werd gevraagd.
Nu hebben de heeren voor dit armelijk resul
taat naar oorzaken gezocht en die natuurlijk ge
vonden ook.
In de eerste plaats wordt afgegeven op hen,
die niet wilden teekenen. Harteloozen zijn ze,
zonder gevoelen van die harteloozen zijn er
dan nog al veel in het land.
Wat zegt de redactie van het „Schiedamsch Volks
blad" van deze leugens Sybrandy kan het niet ver
beteren.
Waarom nu toch?
De vorige week werden de autoriteiten en een
ieder, welke niet behoeft te werken op een „werkdag",
in de gelegenheid gesteld de stadskweekerij te be
zichtigen.
B. en W. willen evenwel „iedereen" in de gelegen
heid stellen deze bloemenpracht van dichtbij te aan
schouwen. Daarom stellen zij a.s. Zondag 1 Oct. van
121/22Va uur de kweekerij open voor het publiek.
Maar. er is een maar bij. Van te voren moet men
zich van toegangsbewijzen voorzien en daarom stellen
B. en W. een tijd, op welken de meeste arbeiders
op hun werk zijn, n.m. Vrijdag 29 en Zaterdag 30
Sept. van 9 12 en van 24 uur.
Wanneer B. en W. den volgenden Zondag ook de
kweekerij open wilden stellen, zou het dan voor de
arbeiders-liefhebbers niet wenschelijk zijn een ander
uur te bepalen, waarop de bewijzen van toegang ver
krijgbaar zijn Het maakt nu zoo den indruk, dat
de arbeiders geweerd moeten worden.
Verzonden adres inzake ontslag gehuwde onderwijzeres
te Schiedam.
Amsterdam,
Schiedam," 11 SePtember *9"-
Aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Ondergeteekenden, vertegenwoordigende 't Hoofd
bestuur van den Bond van Nederlandsche Onderwij-
Jan Mulders was van goede familie. Zijn vader was
ingeniur geweest, maar door kouvatten vroegtijdig ge
storven. Zijn moeder kreeg van de maatschappij, waar
haar man had gediend, een pensioentje, maar dit was te
klein geweest om het aan eenige weelde gewende gezin
een bestaan te verschaffen. Jan had zijn reeds begonnen
studies moeten opgeven en zich een meer bescheiden
roeping moeten kiezen.
Hij werd letterzetter en lange jaren had hij reeds dit
vak uitgeoefend, t Had sporen op hem achtergelaten,
want ofschoon nog geen veertig jaar, leek hij oud en
afgeleefd.
Maar dezen avond, na langen dagtaak huiswaarts ge
keerd, zag hij er vooral slecht uit. Ofschoon op de vraag
van zijn vrouw, of hij zich onwel gevoelde, ontkennend
het hoofd even werd geschud, gaf hij toch ten slotte
gehoor aan haar aandrang om rust te nemen.
Maar hij wist het wel vooruit, de slaap zou zoo spoe
dig niet komen. Ten eerste die venijnige hoestbuien,
die hem nu en dan plaagden en dan die gedachte, o,
die gedachte, die hij maar niet van zich af kon zetten.
Hij had 't wel gemerkt, hoe de patroon hem bij het
naar huis gaan had aangekeken en hoe in zijn blikken
te lezen was geweest, dat hij hem verdacht. Nog hui
verde hij ervan. Nooit, nooit meer zou hij het doen
Hoe hij er toe gekomen was Hij wist het metmet
geen mogelijkheid zou hij het kunnen zeggen.
Eerst was het een kleinigheid geweest. Later al meer
en meer. Geen mensch, die er wat van scheen te merken,
totja, tot voor eenigen tijd terug de chef met de
boodschap op de zetterij kwam, dat er werd gestolen
en op ieder streng gelet zou worden. Toen was het een
poosje goed gegaan en werd er niets meer vermist, tot
voor een paar dagen hij in zijn vroegere fout terugviel
en nu scheen, neen, hij wist het wel zeker, de verden
king op hem gevallen. Waarom verdiende hij ook zoo
zers (goedgekeurd bij Kon. Besluit van 22 Maart
1890, No. 28)
en het Bestuur der afdeeling Schiedam van dien
Bond, nemen met verschuldigde gevoelens de vrij
heid, Uw College te verzoeken, het Besluit van den
Raad der Gemeente Schiedam, dd. 5 September 1911,
waarbij aan Mevrouw M. C. Boer-Sonneveld ontslag
werd verleend als onderwijzeres aan eene der Open
bare Lagere Scholen aldaar, niet goed te keuren
De gronden, waarop hun verzoek steunt, zijn aan
gegeven in nevenstaande Memorie van Toelichting.
'tWelk doende,
Namens het Hoofdbestuur voorn.
F. L. OSSENDORP, Voorzitter.
J. J. LAMERS, Alg. Sekretaris.
1 Namens het Bestuur der Afd. Schiedam
W. STERK, Voorzitter.
M. DE WIT v. WAMELEN, Secretaresse.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Het Besluit van den Raad der Gemeente Schiedam,
waarbij aan Mevrouw M. C. Boer-Sonneveld ontslag
verleend werd, is een rechtstreeks gevolg van de in
1909 door dien Raad aangenomen motie, voorgesteld
door den Heer Mr. W. H. Jansen, bedoelende B.
en W. uit te noodigen, onderwijzeressen, die bij haar
in het huwelijk treden geen ontslag vragen, daartoe
voor te dragen.
Hieruit blijkt dus, dat Burgemeester en Wethou
ders van Schiedam, evenals de Raad, aan de be
doelde motie practisch de beteekenis van een veror
dening willen toekennen, die voor de onderwijzeres
ingeval van huwelijk ontslag zou voorschrijven.
Bij Koninklijk Besluit van 16 Maart 1882 werd het
Raadsbesluit van de gemeente Vlissingen geacht in
strijd met de wet, welk raadsbesluit inhield, dat de
tot hoofd der school D in die gemeente te benoe
men onderwijzeres bij het aangaan van een huwelijk
geacht wordt haar ontslag uit die betrekking te
nemen.
De Raad van Alkmaar bepaalde dd. 4 Feb. 1886,
No. 107, dat onderwijzeressen aan de openbare lagere
scholen, die in het huwelijk zouden treden, verplicht
zouden zijn ontslag aan te vragen uiterlijk op den
dag, waarop haar huwelijk zou voltrokken worden.
Ook dit besluit vernietigde de Koning als in strijd
met de wet.
Hetzelfde geschiedde ten opzichte van soortgelijke
bepalingen, gemaakt door de Gemeenten Uithuizen
en Rheden in 1905.
De Raad van de Gemeente Schiedam bepaalde bij
besluit van 19 Juni 1906, dat bij iedere benoeming
bij het lager onderwijs bepaald zou worden, dat zij
slechts geschiedt, tot zoolang de onderwijzeres on
gehuwd blijft. Bij Koninklijk Besluit werd deze be
paling vernietigd.
Hieruit blijkt dat het steeds de opvatting der Hooge
Regeering is geweest, dat zulk een verordening be
slist in strijd is met de wet.
Nu vervangt het gemeentebestuur van Schiedam
de niet goedgekeurde verordening door een motie,
en handelt, alsof deze motie een verordening ware.
Zoo iets moge zeker kunstig gevonden zijn, doch
weinig Waarom gaf de patroon hem niet zooveel, dat
hij kon bestaan Hij deed toch zijn werk 't Was waar,
haast de meesten hadden niet meer, maar de een had
een krantenwijk, een anders vrouw was naaster, een
derde gaf 's avonds les in vioolspel, enz., enz. Alleen
hij, hij had geen andere inkomsten dan zijn te lage loon
Zijn vrouw kende niets en was te zwak om uit werken
te gaan. Door al deze opeenvolgende gedachten werd
zijn brein gemarteld en de slaap verre gehouden. Tot
ver in den nacht lag hij rusteloos te woelen, tot einde
lijk de slaap kwam. Maar zijn geest werkte nog steeds
door
Na verschillende zaken en zaakjes van meer of min
der belang, komt in behandeling de zaak van Jan Mul
ders, beschuldigd van diefstal, meermalen gepleegd, ten
nadeele van zijn patroon, eigenaar van een drukkerij,
welke goederen hij bij onderscheidene opkoopers ver
kocht en welker opbrengst hij ten eigen bate aanwendde.
De beklaagde wordt binnengeleid en met gebogen
hoofd stapt hij voor zijn bewakers uit. S'echts even blikt
hij omhoog naar de publieke tribune, maar even snel
zinkt het hoofd op de borst. Want hij zag daar gezichten
van mannen, met wie hij vereenigd was geweest in één
bond, met wie hij vroeger had gestreden voor betere
levensvoorwaarden. Zij waren daarboven en zouden ge
tuigen zijn van zijn schande, 't Was al lang geleden,
dat hij meende de hulp zijner makkers te kunnen missen.
Vóór dien had hij nogal eens werk, dat goed betaald
werd en eindelijk werd hij door de hulp van zijn mede
leden op een van de voornaamste drukkerijen van de
stad zijner inwoning binnengeloodst. Nu was hij boven
an, tenminste zoo dacht hij en had den bond niet meer
noodig. Hij keerde dezen den rug toe onder het motto
dat hij (de Bond) te „socialistisch" was 1 Het was ver
gezocht dat motief en eerlijk was het ook niet, dat
voelde hij heel goed, maar hij moest toch wat zeggen
en de anderen, die al vóór hem hadden bedankt, zeiden
het immers ook Maar hoe bedrogen was-ie uitgekomen f
Nog geen half jaar daarna, of hij kreeg van diezelfde
werkplaats, waar hij gedacht had voor altijd brood te
voor den nuchteren beschouwer moge hierzoo al
geen wetsovertreding, dan toch zeker wetsontduiking
zijn te constateeren en zoowel het algemeen belang,
dat alleen door eerlijke en richtige handhaving van
de bepalingen der wet kan gediend wezen, als het
belang der betrokken ambtenares vorderen naar onze
meening, dat door controleerende bestuurscolleges
een dergelijke handelwijze niet worde toegelaten. Bo
vendien is naar de meening van adressanten het ont
slag aan de onderwijzeres op grond van huwelijk
niet in het voordeel, maar in het nadeel van het
onderwijs. In het algemeen wordt dit ontslag oor
zaak, dat een ervaren onderwijzeres vervangen wordt
door een minder ervarene. Voor zoover de ervaring
bewijs heeft geleverd, blijkt de arbeid van de ge
huwde vrouw in de school niet onder te doen voor
die der ongehuwde. De onderwijzeres-moeder heeft
door haar moederschap juist een veel betere kijk op
het kind en zijn ontwikkeling. Dit komt het onder
wijs en de opvoeding ten goede.
Bij de uitreiking harer akte van bekwaamheid,
noch in die akte zelve is eehige beperking gemaakt
voor de uitoefening van de betrekking, waartoe on
derwijzeressen krachtens het bezit der akte benoem
baar warenook geenerlei beperking met het oog
op een mogelijk huwelijk.
Door het ontslag aan onderwijzeressen, op grond
van de motie, niet op grond van de zekerheid, dat
van haar persoonlijk het huwelijk nadeeliger invloed
op haar arbeid in de school hebben zal, worden aan
de onderwijzeressen rechten ontnomen, die zij krach
tens het bezit der akte hebben.
Door hetzelfde besluit worden aan haar de rechten
ontnomen, waarop zij aanspraak maken krachtens
haar storting voor het ouderdomspensioen.
De verplichting aan de onderwijzeressen opgelegd,
om te storten voor het weezenfonds, waardoor de
wetgever haar erkent als onderwijskracht, ook na
haar huwelijk, is in tegenspraak met het ontslag aan
deze onderwijzeressen op grond van haar huwelijk.
Waar dus naar de meening van adressanten be
doeld ontslag in strijd is met de wet en het algemeen
belang, onbillijk is tegenover de betrokken ambtena
res en in het nadeel van het onderwijs, zien wij met
vertrouwen Uwe beslissing tegemoet.
Westlandgche Uien. Onder dit opschrift schrijft
een onzer medewerkers het volgende
„De Staatscourant No 207 bevat de Koninklijke
Goedgekeurde Statuten van de Algemeene Christelijke
Coöperatieve Bouwvereeniging „Door Eendracht Ver
betering".
Aldus de Westlandsche Courant en na deze plechtige
aanhef lezen we verder dat „het doel der vereeniging
is het in eigendom verkrijgen van grond in Maassluis
en de nabij liggende gedeelten van Maasland om daarop
woningen te bouwen, die voldoen aan de eischen der
hvgiëne en van zoodanige gerieflijkheden zijn voorzien,
als door een in bescheiden finantieele omstandigheden
verkeerend gezin kunnen worden gesteld."
Tot zoover is de ui niet al te groot van stuk en niet
rijper dan we gewoon zijn.
vinden, zijn congé. Nu werd het weer scharrelen, van
den eenen baas naar den anderen, tot hij ten laatste bij
zijn tegenwoordigen patroon kwam voor de somma van
f 10.'s weeks. Daarvan kon hij zijn gezin niet onder
houden en toen kwam de verzoeking
Nu zat hij in de bank der beklaagden.
Op de aan hem gestelde vragen omtrent naam, ouderdom,
beroep, enz. antwoordde hij met een hoofdknik. De
akte van beschuldiging werd voorgelezen. Vóór hem
stonden de door hem ontvreemde voorwerpen, zooals
bussen inkt, pakken papier, stukken lood, enz. enz. Nooit
had hij gedacht, dat het zóóveel kon zijn. Het was een
heele berg van allerlei voorwerpen.
Van dit alles merkte Jan Mulders echter niet veel.
Instinctmatig voelde hij, dat de blikken van zijn vroe
gere collega's op hem rustten en zijn hoofd zonk nog
dieper. Tranen van spijt welden op in z'n oogen, met
een smartend verlangen wachtte hij op het eind van
deze marteling.
Bij het hooren noemen van zijn naam, schrikt hij
even en op de vraag van den president of hij bekent,
al deze voorwerpen te hebben ontvreemd, klinkt slechts
een dof „ja" van zijn lippen. Hoe had hij ook kunnen
ontkennen De bewijzen waren overstelpend en niet één
van de getuigen, die ook maar trachtte zijn schuld een
weinig te verlichten. Het schuldig wordt over hem uit
gesproken en de eisch voor diefstal op verschillende
tijdstippen gepleegd is 1 Va jaar
De advocaat begint zijn pleidooi met er op te wijzen,
dat beklaagde nog nooit met politie of justitie in aan
raking is geweest, wijst op beklaagde's levensloop, hangt
een aandoenlijk tafereel op van de omstandigheden,
waaronder zijn cliënt moet leven, zegt dat 't een schan
daal is, dat een patroon zoo weinig durft te betalen en
deze dus als de aanleidende oorzaak moet worden aan
gemerkt en roept de clementie van de rechtbank voor
z'n cliënt in.
Nogmaals klinkt de koude, harde stem van den Offi
cier van Justitie door de zaal
(Slot volgt).