Yoor de Vrouwen.
Van onze Vroede Vaderen.
kiesrecht, zonder bijmengselen, die de werking ervan
te niet doen. De arbeidersklasse moet dus in 't ver
volg niet alleen vragen den naam, maar ook de daad,
en zijn we bij aanneming van het begrip algemeen
kiesrecht niet klaar.
Daarom konden de S.-D. Kamerleden in hun adres
niet de bloote formule Algemeen Kiesrecht
vragen, doch er moest worden gesproken, wat ieder
onder dien term verstaat. En al is er nu ook niet
veel gewonnen met dit debat, iets is toch wel duide
lijk geworden, dat de eisch A. K. zoowat overal is
doorgedrongen en komt het er maar op aan, dat tel
kens en telkens die eisch herhaald wordt. Want
velen voelen er voor, ook' in den christelijken hoek,
doch daar durven ze nog niet recht voor hunne mee
ning uitkomen en verwachten ze van den socialen
Minister Talma alle heil van de verzekeringswetten.
Het is de taak der georganiseerde arbeiderspartij
om de zaak van het onvervalschte A. K. warm te
houden en te zorgen, dat steeds krachtiger wordt de
stem die roept om het eerste burgerrecht voor man
nen en vrouwen dat deze geest meer en meer door-
dringe ook in de rijen der christelijke arbeiders,
waartoe de ophanden zijnde behandeling der verzeke
ringswetten wel zal bijdragen. Wie dan zien wil, zal
ook wel erkennen, dat de arbeiders met eene aalmoes
worden afgescheept, en dat er van een regeering,
onder het tegenwoordige klasse-kiesrecht gekozen,
niets goeds voor de arbeiders is te wachten.
Wij zullen zakelijk en waar de feiten in „De Moker''
blijven aanwijzen.
Waarom
We spreken in 't bijzonder tot u, vrouwen. We zul
len zaken behandelen, die ge in uw eigen omgeving
zult zien en die u tevens een kijk zullen geven veel
verder dan 't kringetje, waarin ge leeft.
We zullen u met veel ontevreden maken, niet op
een wijze, dat gij aan 't mopperen en klagen gaat,
maar zóó, dat ge leert begrijpen, hoe 't komt dat ge
die. tobberijen, die zorgen hebt. Wij hopen, dat ge
hartgrondig zult leeren begrijpen wat aan uw leven
ontbreekt om 't gelukkig te maken. Elk gezond mensch
verlangt toch een mooi, «onnig leven. Hoe komt 't,
dat zoovelen dit niet hebben, velen 't zelfs niet gekend
hebben en niet zullen kennen Dit zijn vragen, die
bij u op moeten komen in verband met uw eigen lot
en dat van velen die ge kent, die er nog veel slimmer
aan toe zijn dan gij.
Een antwoord op die vragen is alleen mogelijk,
wanneer we leeren begrijpen, dat we in een groot
verband met al onze medemenschen leven, dat wij in
een groote maatschappij leven, waarin er vele milli-
oenen zijn, die een lo,t hebben, zooals wij en er een
gering aantal menschen zijn, die een ander lot heb
ben dan "het onze. Met allen hebben we te maken
veel meer dan ge denkt. Vooral gij, arbeidersvrouwen,
die meent met niemand anders dan met uw man en
kinderen wat te maken te hebben. Aan u moet 't
gezegd worden.
Gaat maar zelf na. Ge staat 's morgens zeer vroeg
op, het eerst wat ge doet is naar de waterleiding
loopen om koffiewater op te zetten. Ge hebt slechts
de kraan open te zetten en ge hebt water. Hoe komt
ge daaraan Hebt ge dat zelf gemaakt Wel neen,
vele mannen hebben eenmaal gewerkt om een lei
ding te leggen, om u dat water te bezorgen en vele
mannen werken nog ergens op een pompstation om
te zorgen, dat dat water voor u blijft loopen. Ge
neemt een lucifer om 't petroleumstel aan te steken.
Hoe komt ge aan die lucifer Hebt gij hem niet ge
maakt Wel neen, ver van hier, hetzij in Zweden of
in het Zuiden van ons land of elders zijn die lucifers
voor u gemaakt, vele handen hebben daaraan ge
werkt. Er is geen petroleum genoeg in uw stel, gij
neemt de kan en giet petroleum bij. Waar komt die
petroleum vandaan Hebt ge die uit den grond van
uw tuintje geboord? Onzin. Uit verre, verre landen:
Amerika, Rusland, Indië, daar is die petroleum voor
u verzameld en in reuzengroote bussen met treinen
naar u toegebracht. En de koffie van uw koffiekan
Die is onder de verzengende zon van Indië op plan
tages gepoot, gegroeid en geplukt en door honder
den handen gegaan tot ze bij u in 't busje kwam, enz.
Wij zouden een heelen tijd door kunnen gaan, wan
neer we nagingen waar alles gemaakt is, wat we
dagelijks gebruiken.
Ge ziet, hoe afhankelijk we zijn van vele andere
menschen. Hoe we in ons eigen gezellig thuis daar
ook afhankelijk van zijn, al gaan we met niemand om,
al bemoeien we ons alleen met ons eigen gezin. Als
uw medemenschen niet alles maakten, en op markten
en in winkels verkochten, dan zoudt ge met uw ge
zin kunnen doodhongeren. Ge hangt geheel af van
datgene wat uw medemenschen voor u willen maken,
zonder hen kunt ge niet leven.
Nu is de vraag, wie regelt, wie bestuurt alles wat
er gemaakt wordt, want daar moet toch wel een
beetje regeling in zijn Wij zien, dat de baas over
alles, wat er gemaakt wordt, is een klein troepje
menschen, een enkel millioen of minder tegenover
Werft abonnees voor „De Moker".
honderdmillioenen, die daar niet over te zeggen heb
ben. Wij noemen dat kleine troepjede bezittende
klasse. Die klasse kan dat, omdat zij alles bezit, wat
noodig is om anderen, de arbeiders (zij, die alles
maken), aan het werk te zetten. Zij bezitten machines,
fabrieken, grond, steenkolen, enz. Door hun bezit
van deze dingen zijn ze machtig, regelen en besturen
ze alles. De arbeiders, zij die alles maken, kunnen
dat niet, omdat zij zichzelf niet aan 't werk kunnen
zetten, omdat ze niet bezitten machines, fabrieken,
steenkolen, grond, enz. Zij zijn zeer groot in aantal.
Zij vormen de proletarische klasse.
Uw lot is niet het lot van de bizittende klasseuw
lot is dat van honderdmillioenen van uw medemen
schen de proletarische klasse. Dit zal u niet met
verbittering en haat vervullen als gij wijzer wordt,
ook niet tegen de menschen, die tot de bezittende
klasse behooren, maar het zal u trotsch en gelukkig
maken, want ge zult leeren zien, dat het van uw
ijver, uw streven, uw daden zal afhangen, of in de
toekomst de proletarische klasse spoedig zonnigheid
en geluk aan alle menschen zal brengen of niet.
Daarvoor moet gij eerst de maatschappij, dat groote.
gezin, waarin alle menschen samenleven, leeren ken
nen. L. E.T.
Schiedam, 14 November.
De pandjeshuizen.
Vervolgen wij nu ons raadsverslag, dan is het eerst
aan te snijden een voorstel van B. en W. tot vaststel
ling eener verordening op de partikuliere banken van
leening, welk concept vrij getrouw getrokken was,
naar de handleiding van de Ned. Ver. tot bestrijding
van den woeker.
B. en W. wilden met deze verordening een proef
nemen voor een jaar, gulweg bekennende dat zij in
deze materie zoo vreemd waren, dat ze geheel had
den moeten steunen op het oordeel van anderen. In-
tusschen wenschten B. en W. alsnog: toe te geven aan
het verzoek van een pandhuishouder,
om de rente op 4 pCt. per maand of gedeelte daar
van te verhoogen inplaats van 2 pCt. per week, 3 pCt.
bij veertien dagen en 4 pCt. bij elke maand of langer
beleening, zooals was voorgesteld in het concept.
Voorgelezen werd nog een adres van den heer
Levi, dat te laat was ingekomen om nog ter visie
gelegd 'tie kunnen Worden en :dat door gebrekkige Vor
men nog al de lachlust der raadsleden wekte.
Bij de algemeene beschouwingen betreurt DE
BRUIN, dat B. en W. niet tot de
oprichting van een gemeentelijke bank van leening
hadden kunnen besluiten. B. en W. zullen een jaar
proefnemen met deze kontróle, maar zullen ze dan
méér van dit bedrijf weten dan thans Spr. betwij
felde het ernstig, omdat geen enkel bedrijf zich zoo
moeilijk vóór kontróle leent als dit. De toepassing
dezer verordening is bijna geheel
afhankelijk van den goeden wil van den ondernemer;
omdat de beleenérs meestal niet eens berekenen kun
nen wat ze verschuldigd zijn. En dan, de stille pand
jeshouders, de echte parasieten van de armen, zullen
nog buiten schot blijven.
tegen alle slechte praktijken,
zal alleen een gemeentelijke instélling helpen, die, als.
konkurrent maatstaf geven kan en den menschen hun'
rechten en verplichtingen leeren zal. Voorts, keurde"
spr. het af, dat B. en W. zoo gemakkelijk zich lieten
overhalen tot verhooging der beleenrente. Dat het'
bedrijf zoo slecht loonend is, meent spr. te moeten
betwijfelen.
De VOORZITTER en in 't bijzonder de heer GOS-
LINGA (a.-r.) verdedigden de verhooging; laatstge
noemde meende, dat wat voor de model-inrichting
der vereeniging in Den Haag mogelijk was, toch nog;
niet aan particulieren was voor te schrijven.
DE BRUIN hield de meening vast, dat de particu
lieren in Den Haag
toch moeten konkurreeren
en als zij dan met zulk een rente er kunnen komen
en het bedrijf in Den Haag toch niet voordeeliger zal
kunnen worden gevoerd als te Schiedam, men het
hier dan ook wel met zoo'n rente zou kunnen pro
beer en.
De heer VAN DER VELDEN (a.-r.) beweerde, dat
de meeste pandjes per week worden ingebracht en
gelost. Voldoet men dus aan het verzoek van adres
sant, dan stelt men
een rente van 16 pCt. per maand
die spr. veel te hoog vindt. De heer VON BRIEL
SASSE sluit zich daarbij aan en het. resultaat der be
sprekingen is, dat een voorstel van Dr. Ris om de
verplichting te nemen,
voor de ramen der inrichting de beleenings-voorwaarden
te publiceeren,
werd aangenomende verhooging van de beleenings-
rente met groote meerderheid werd afgestemd en De
Bruin de toezegging verkreeg, dat B. en W. over een
jaar aangaande hun bevindingen zullen rapporteeren.
Gedenkt trouw den Steun penning.
In tegenstelling met de indrukken, die de heer Levi
(de teleurgestelde-adressantper ingezonden stuk in
de „Schied. Courant" weergeeft, maakten de beschou
wingen van onzen partijgenoot De Bruin in den raad
merkbaar een goeden indruk en vormden zij
den basis der besprekingen.
Dat de heer Levi dit liever niet had gezien, zullen
we hem niet euvel duiden
Het kind van den arme!
Tem slotte Vermelden wij nog, dat het verzoek' van
de af deeling Schiedam van den Bond van Nederl.
Onderwijzers om van gemeentewege
schoolvoeding en -kleeding
te verstrekken werd afgestemd.
DE BRUIN vond het heel gelukkig, dat de raad
in de vorige zitting zijn voorstel tot aanhouding van
dit adres had aangehouden.
In die vergadering toch waren verschillende bewe
ringen gedaan, dat de commissie aan het herleven
zou zijn,,van welke Beweringen gebleken is
dat zij absoluut onjuist waren
De VOORZITTER Dat werd door mij beweerd,
maar ik had er grond voor.
DE BRUIN't Blijft hetzelfde de commissie her
leeft niet, maar riep per advertentie gegadigden op,
om de erfenis te aanvaarden. Die gegadigden hebben
zich nog steeds niet gemeld en toch kan het noodig
zijn, dat in bepaalde gevallen van nood moet worden
voorzien.
Daarom wenscht spr. een krediet van f250 ter be
schikking van B. en W. te stellen, waarover als b.v.
de hoofden van scholen hulp noodig oordeelen, kan
worden beschikt.
De heeren KOOPMANS en RIS stemmen met dit
voorstél in, maar de heer EVERS (kath.) beweerde,
dat het
de taak der ouders was
voor de voeding 'én kleeding der kinderen te zorgen
en dat hij ook tegen het subsidieeren eener partiku
liere vereeniging zou zijn, terwijl de heer HOUTMAN
wel voor subsidie zou willen stemmen, maar school
voeding en kleeding van gemeentewege
een gevaarlijken weg
noemc|.(
DE 'BRUIN noemde het standpunt van den heer
Evers, cm,t wel blijk gaf hoe ver hij van het arbeiders
leven verwijderd was, hardvochtig. Door ziekte, werk
loosheid of dood van den vader kan het arbeiderskind
zijn verzorging ontberen. Als het
in barre kou met leege maag of slecht gekleed
naar school gezonden, in de banken zit te rillen van
honger en kou, moet dan dat kind niet geholpen
worden Is dat helpen staatsgevaarlijk
De heer VAN WESTENDORP, zich aandienende
als „voorstander" van schoolvoeding en kleeding,
waar ze noodig was, bedierf het voorstel-De Bruin ten
eenenmale, door nogmaals groote verwachtingen te
gaan'wékken voor hét herleven der partikuliere com
missie, waaraan de raad zich natuurlijk gaarne vast
klampte.
Zelfs de heeren KOOPMANS en RIS lieten zich
van hun stuk brengen en toen het afwijzend advies
van B. en W. was aangenomen en dus over het voor
stel-De Bruin,
dat vooraf in stemming
had moeten zijn gebracht, niet teens een stemming had
plaats gehad, lieten zij zich meesleuren met de bewe-
ring, dat een stemming nü reageeren zou zijn op een
pas genomen besluit.
Men voelde, dat het voorstél
eenige kans maakte
maar aangenomen mocht het niet wordert, ter wille
van het heilige particulier initiatief.
Daarom werden de heeren gepaaid met de belofte:
„over 2 weken hebben we wéér vergadering", maar
natuurlijk
komt de zaak niet meer aan de orde!
Aan het partikuliere initiatief moest het arme
schoolkind worden opgeofferd, en 't was zeker ver
bluffend, dat de heer VAN WESTENDORP die
vunze rol vervullen wilde.
Als 't noodig is, verklaarde hij, zullen de kin deren
toch wel geholpen worden.
Door wie vroeg De Bruin.
,,'t Gaat je niet an,"
was 't vriendelijke bescheid.
De conclusie ligt voor de hand: misschien wel uit
den zak van den heer Van Westendorp maar in
elk gevaluit gratie.
Zietdaar een kranig standpunt voor een demokraat:
de ekonomisch zwakke krijgt een brok toegeworpen
als een of ander partikulier dit in den zin komt
uit gratie.
Wij meenen, dat de slachtoffers van onze maat
schappij
een recht te eischen hebben,
een recht, op het leven. En dat recht hebben zij niet
Steunt „De Mokert' door uwe advertentiën.
f