KUS
Musis 34
publiek mee bereiken.
Investeren betekent voor het Stedelijk in
Schiedam in de eerste plaats aankopen.
Want deze vertegenwoordigers van de
stroming die nu plotseling met 'radikaal-
beeld' een naam heeft, horen helemaal
in de vaste collectie thuis.
Het Stedelijk heeft het zich met zijn
verzamelbeleid eigentijdse kunst in de
afgelopen decennia niet echt gemakke
lijk gemaakt. Het heeft zich gericht op
schilders die het niet zochten in een
anekdotische inhoud, die geen vorm- of
inhoudelijke problemen aan de orde
stelden, maar die het ging om de intrin
sieke kracht van het schilderen. Zo kwa
men namen als Bram Bogart, Eli
Content, Rob van Koningsbruggen en
Thomas Rajlich de depots aan de
Hoogstraat binnen. Zij baseerden (of
baseren zich nog steeds) op de funda
mentele inhouden van de schilderkunst.
Deze stroming (beter gezegd stromin
gen, want er is sprake van meerdere
bewegingen) deed zich vooral in de
jaren '60 en '70 gelden. Kort voordat de
schilderkunst geheel en al dood werd
verklaard, richtten de schilders zich op
een aantal basisvoorwaarden waaraan de
schilderkunst moest voldoen. Ze lieten
als een autonome uiting zien wat er
gebeurt als je met mes of kwast verfma-
terie op een drager zet. Wat er gebeurt
als je twee nog natte doeken tegen
elkaar afwrijft. Hoe een vierkant zich tot
een cirkel verhoudt, hoe twee evenwij
dige lijnen elkaar nooit zullen raken.
Met zulke gegevens bouw je geen ver
haal, maar je houdt de materie wel zui
ver. Ik herinner me mijn eerste ontmoe-
kunstwerkt - uitleen - service
Voor een maximale uitstraling tegen een
minimale vergoeding
Bedrijfstentoonstellingen.
Aankoop door particulieren mogelijk.
Zwaerdecroonstraat 34b
3021 WT Rotterdam
telefoon 010 - 244.00.79
telefax 010 - 244.00.80
mobiel 06 - 5.1 18.87.80
ting met Ad Dekkers, opgeleid aan de
academie in Rotterdam, die later een
van de belangrijkste representanten van
de abstracte geometrie zou worden.
Dekkers zag de cirkel voor het vrouwe
lijke aan, het vierkant was hard en stug
en dus mannelijk. Hoe kun je in de
ruimte nu duidelijk maken hoe een cir
kel wordt getransformeerd tot een vier
kant. Over zulke zoektochten in de
kunst ging de kunst in die tijd.
Mondriaan was daarbij een richtingwij
zer: na zijn dood in 1944 liet hij een
groot vacuüm aan vormen over waarvan
dankbaar gebruik werd gemaakt. In
Amerika en Engeland stak de bewonde
ring voor Mondriaan eveneens de kop
op: we konden de geboorte van de
minimal art meemaken. Turnbull, Smith
in Engeland, Judd, Lewitt, Serra in
Amerika lieten vorm met inhoud
samenvallen. En dan had je Malevitsj.
Lang voordat hij een retrospectieve ten
toonstelling in Amsterdam kreeg, waren
schilders als Bonies en Baljeu er al van
doordrongen dat in zijn suprematistische
beschouwingen de weg naar het vol
maakte schilderij lag.
In die jaren '70 werd veel over de schil
derkunst nagedacht, maar het leidde wel
tot een zekere beeldhonger. Dit soort
concreet-abstracte kunst (concreet in de
zin dat de voorstelling niets anders
voorstelt dan wat het is, zonder enige
vorm van illusie dus) sprak niet iedereen
aan, het oog wil nu eenmaal verleid
worden, bedrogen nog het liefst. Maar
het duurde tot aan het einde van de
jaren '70 tot die beeldhonger in de
musea doorbrak. Het verhaal is bekend:
eerst de jonge wilde Duitsers als
Baselitz, Penck, Kiefer en Salomé
bestormden de trappen van de aloude,
steeds vermolmder ogende kunstinstitu
ten, vervolgens brak in Frankrijk (Blais,
Combas, Basquiat) en in Italië
(Clemente, De Maria, Cucchi, Chia) de
hel uit.
De abstract-geometristen, de minimalis
ten en de fundamentelen werden naar
het tweede plan verwezen. Ze gingen
naar het zich liet aanzien voorgoed rich
ting vergetelheid. Want wie wat om de
schilderkunst gaf, brak zich het hoofd
niet om een voorstelling van twee met
elkaar qua kleur concurrerende kleuren,
nee, die wilde zien hoe een Duitse sol
daat op zijn kop op het doek hing. Maar
inmiddels zijn ook deze helden, bijna
twintig jaar na dato, bijgezet in het pan
theon van de kunstgeschiedenis. Baselitz
en Kiefer zijn bij de jongere museumdi
recteuren uit de gratie geraakt, hun
inhoudelijke thematiek wordt allang niet
meer bediscussieerd.
Dan zie je in het Schiedamse museum
opeens een herboren belangstelling voor
de fundamentele kanten van het schilde
ren. Als ging het om een prairiebrand,
zo hebben de verschillende benaderings
wijzen van het feitelijke schilderen met
kwast of mes door de jaren heen voort
gewoekerd. Dan ging het wel om de
idee, want de meeste deelnemers aan
deze expositie hebben de jaren '70 niet
actief meegemaakt. Ze zijn overwegend
jong, alleen Ben Akkerman (1920), John
McCracken (1935) en Alice Schorbach
(1940) zijn van een oudere generatie.
Hoe uiteenlopend hun werk ook is, ze
hebben allemaal gemeen dat ze zich
bekommeren om de fysieke verschij
ningsvorm van de verf en het doek.
Soms kunnen die twee zaken zelfs van
elkaar gescheiden worden. Twan Janssen
bijvoorbeeld heeft geen schilderij meer
nodig. Hij hangt de verf als een maag
denvlies aan een dunne staaldraad, een
noncahalant gebaar met een grote
impact. Want een lichte aanraking is
waarschijnlijk al genoeg om het vlies te
laten breken.
Dezelfde nonchalance zat ook in de
kleine beschilderde objecten die Stefan
Gritsch in de trappenhuizen van het
museum had opgehangen. Hij liet zien
dat hij de blokjes onbeschilderd op de
wand had geplaatst en ze vervolgens had
gekleurd. Bestudeerd slordig, met de verf
nog druipend op het wit van de muur.
Letterlijk werd de muur daarmee de
drager van schilderij, dat in dit geval was
uitgegroeid tot een reliëf.
Om die ruimtelijke ervaring ging het in
veel gevallen. Vandaar ook die titel:
Radikaal-beeld. Schorbach maakt schil
derijen die zich heel nadrukkelijk in de
ruimte verheffen, primaire vormen die
sober wit gehouden zijn. Hubert Hamak
maakte van bindmiddel en pigment
eveneens schilderij-achtige objecten.
Het klinkt simpel en misschien is dit
soort kunst het ook als je er van uit gaat
dat kunst een illusie moet bevatten. Toch
verveelde deze tentoonstelling geen
moment. Er was constant veel te zien.
Geen spektakel, daar leent dit soort
werk zich niet voor, maar wel een daad
krachtig gebaar. Tot je begrijpt dat deze
kunst zo veel te maken heeft met wat
het Stedelijk verzamelt. Dan wil je
natuurlijk ook zien hoe ze aansluit op
die eigen collectie. Als er wordt aange
kocht van deze presentatie, en dat zal
uiteindelijk toch ook de bedoeling zijn,
dan moeten er maar eens solo-presenta
ties in het Stedelijk komen van de leden
van deze groepstentoonstelling. Ik zie
uit naar een overzicht van Hamak, van
Schorbach, van Tusek, Emde ook graag.
Dat worden weer spannende tijden in
het museum