Musis 22 dienden ze in dorpen en steden alleen voor het malen van koren voor bakkers en in het polderland voor het regelen van de waterhuishouding, maar sinds de uitvinding door Cornelis Cornelisz. van Uitgeest van de houtzaagmolen in 1593 en de oliemolen in 1597 horen ze ook bij het Nederlandse industriële landschap. In de zeventiende eeuw stoffeerden schilders als Jan van Goyen, Jacob van Ruisdael, en Meindert Hobbema hun landschappen met molens. Soms komen we een molen prominent tegen, die in werkelijkheid ook bestaan heeft, zoals Ruisdaels 'Molen van Wijk bij Duurstede', in de volksmond 'de molen van Ruisdael'. Dit schilderij is onderwerp van een interessante iconologisch debat. De Engelse kunsthistoricus E.J.Walford denkt dat Ruisdael de molen buitenproportioneel groot geschilderd heeft om te verwijzen naar het Nieuwe Testament, waarin Paulus aan de Romeinen schrijft dat wat van God niet zichtbaar is, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, sedert de schepping der wereld met het verstand doorzien kan worden. De Amerikaan A. Chong kijkt nuchterder tegen Ruisdaels molen aan. Volgens hem beschouwden de tijdgenoten die als een industrieel gebouw met een specifieke functie en een opvallend uiterlijk. zich verwant voelde aan de schilders van Barbizon maar ook grote invloed had op de Haagsche School, schilderden vermoedelijk wel gezichten op Schiedam met zijn molenkrans, maar noemden die niet zo. Charles Rochussen heeft tenminste één Schiedams schilderij gemaakt, de Kraanbrug over de Schie bij Schiedam. In 1846 tekende en schilderde hij zeilwedstrijden op de Maas, waarvan altijd is aangenomen dat ze voor Rotterdam plaatsvonden. Wie het schilderij nauwkeurig bekijkt, ziet achter het geboomte aan de overzijde een kring van hoge stellingmolens, die lijkt op een molenkrans als die rond Schiedam. De oever is dichtbebost, wat zou kunnen duiden op de oeverbegroeiing die ook van andere prenten en vroege foto's bekend is van de Maasoever nabij Schiedam, en bovendien ontbreken de vaste herkenningspunten die op negentiende-eeuwse gezichten op Rotterdam vanaf de Maas altijd voorkomen, zoals de gevels langs de Willemskade, en de Laurenskerk. Een ander schilderij van Rochussen versterkt de veronderstelling dat hier Schiedam en niet Rotterdam op de achtergrond zichtbaar is. Op een pad langs een sloot wandelen en converseren deftige mensen, terwijl een man achter hen twee hengels in het water heeft. Ruisdael wilde, volgens hem, slechts laten zien dat de economische kracht van het land een erkende factor in het landschap is. Ook romantische, negentiende-eeuwse schilders als Cornelis Springer, Kaspar Karssen, Wijnand Nuyen, en Charles Leickert schilderden molens, maar vonden industriemolens, zoals die rond Schiedam, gecombineerd met het smerige industriële uiterlijk van een stad, lelijke getuigen van een dreigende, nieuwe industriële werkelijkheid die liefst niet verbeeld moest worden. Hun voorkeur ging uit naar vervallen watermolens, en windmolens in een romantische ambiance, zoals de molens langs bevroren vaarten, en die op de afgebrokkelde stadswallen, begroeide resten van stadsmuren, stadspoorten, kerken, en andere nostalgische bouwwerken uit de Middeleeuwen, of de Gouden Eeuw. De schilders Rochussen en Jongkind, van wie de eerste de overstap naar de Haagsche School nooit maakte en de tweede Charles Rochussen De zondagmiddagwandellng 1861 Olieverf op paneel Bruikleen Hist. Museum Schielandhuis, Rotterdam Op de achtergrond is net zo'n molenkrans zichtbaar als op de Zeilwedstrijden op de Maas. Van de meer dan duizend buitenlandse kunstenaars die in de negentiende-eeuw door Nederland reisden, besteedde slechts een handjevol aandacht aan de Schiedamse stadsmolens. Die aandacht beperkte zich in alle gevallen tot bescheiden kunstwerken, waarvan zich in Nederlandse collecties geen voorbeelden bevinden. Sommige zijn bekend gebleven als

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1999 | | pagina 22