Musis 30
tentoonstellingen. Anderzijds is de presentatie van de
aankopen, voortvloeiende uit het expositiebeleid, de eerste in
lange tijd waarin het museum rekenschap aflegt van zijn beleid
op het gebied van de hedendaagse kunst. Omdat het museum
de laatste jaren werd verweten dat het nauwelijks een vaste
koers uitzet als het gaat om presentaties en dus ook keuzes uit
het oneindig rijk geschakeerde terrein van de moderne kunst,
komt dit overzicht als geroepen.
Een rondgang langs de aankopen kan overigens in volle rust
worden afgelegd, want zelfs in de afgelopen vakantieperiode
legde het museum het keer op keer af tegen de koopdrukte
die in de omliggende Hoogstraat heerste. Tot troost van het
museum mag gezegd worden dat het elders niet veel beter
was. Wie in de afgelopen tijd in de Rotterdams galeriebuurt in
de Witte de Withstraat hep, kwam al evenzeer op de idee dat
de kunst even in het verdomhoekje zit.
Belangrijker is het na te gaan wat het aankoopbeleid, en in
samenhang daarmee ook het expositiebeleid, in de afgelopen
jaren heeft voortgebracht. De aankopen vloeien immers voort
uit de tentoonstellingen, die wat de moderne kunst betreft
uitgaan van minimaal één levende kunstenaar per presentatie.
Het museum neemt een enkele maal wel een ontwikkeling bij
de kop (bijvoorbeeld de fundamentele schilderkunst), maar
vaker richtte het de aandacht op een solist, onder de naam
'unisono'. Nadrukkelijk stelt het museum dat het in die
gevallen om individuen gaat, met andere woorden, ze hoeven
niet tot een bredere ontwikkeling of richting te behoren.
Voor de laatste exposant, in de reeks Unisono nummer 10,
geldt dat heel sterk. Gerco de Ruijter is een in kleur werkende
fotograaf die zich onttrekt aan alles wat op dit moment in de
fotografie in de mode is. Hij hing een camera in zijn vlieger
waarmee hij naar buiten trekt. De vlieger moet op aanzienlijke
hoogte hangen, want de landschappen die De Ruijter vastlegt,
verhezen grotendeels hun details. In tegendeel, ze zijn heel
abstract, omdat elke menselijke aanwezigheid ontbreekt en ze
doorgaans ook geen plaats bieden aan die menselijke
activiteiten, of het moet gaan om een kolenopslaggebied waar
een graafmachine bezig is. Maar juist die beelden zijn in hun
wezen niet gemakkelijk herkenbaar. Het gaat De Ruijter om
een spannende compositie van vlakken en hjnen, met een
soms geometrische invulling als de natuur even niet al te
slordig uitpakt.
In het overzicht van deze unisono's neemt het werk van Gerco
de Ruijter een uitzonderhjke plaats in. Het Stedehjk kiest
zelden voor fotografie, eerder verlaat het zich op
ontwikkelingen in de schilderkunst, een lijn die af en toe
wordt afgewisseld met een installatie. Enkele ruimtelijke
kunstenaars kwamen de afgelopen jaren uitvoerig in de
belangstelling: Fransje Killaars bouwde mede door haar werk
in Schiedam aan landelijke faam met goed ogend, maar niet
echt gemakkelijk te verklaren werk. Killaars maakt installaties
die er op het eerste gezicht smakelijk uitzien, maar bij nadere
bestudering complex van aard zijn. Je bent dan ook niet snel
uitgekeken op haar veelgelaagde composities.
Ruimtelijk ingesteld was ook de tentoonstelling van Sylvie
Zijlmans, alweer twee jaar geleden. Hoe ruimtelijk ook de stijl
van haar werk is, het stelde heftig teleur nu te zien dat van
haar oeuvre slechts een sokkelbeeld als aanwinst in de vaste
collectie resteert. Toegegeven, dit 'Antwoord op een hele
moeilijke vraag' bevat een aantal elementen die steeds in haar
werk terugkeren, maar de soloshow in het museum was
destijds toch spannender dan uitsluitend dit beeld. Net als bij
Killaars geldt voor Zijlmans dat ze met deze tentoonstelling
een breed publiek wist te bereiken, althans afgaande op de
belangstelling in de landelijke kranten.
Net zo min als er een verband bestaat tussen het werk van De
Ruijter, Killaars en Zijlmans, is er ook geen enkele
overeenkomst te vinden met dat van de andere aangekochte
kunstenaars. Een moment van werkelijke vernieuwing - ja, dat
kan nog echt vandaag de dag in de kunst - was de
fundamentele schilderkunst van Twan Janssen die in de herfst
van 1999 het museum binnenkwam. Janssen werd destijds in
groepsverband gepresenteerd en het mag zeer betreurd worden
dat juist van dit gezelschap niet veel meer is aangekocht.
Gebrek aan financiën zal er de oorzaak van zijn, maar dan nog
verdiende de constatering dat het hier werkelijk om iets
nieuws ging, iets eigens juist ook voor Schiedam, beter te
worden uitgebouwd. Het Stedelijk blijkt het enige museum te
zijn die deze ontwikkeling het eerst en voorlopig ook als
enige heeft opgepikt. Maar laat deze keuze dan ook in de
toekomst zichtbaar worden.
Loopt de jonge kunst (behalve de hier genoemde namen is er
bijvoorbeeld ook werk aangekocht van KoenVermeule, Juul
Kraijer en Dianne Hagen, stuk voor stuk talenten) als een rode
draad door het aankoopbeleid van het museum, vraagtekens
kun je zetten bij kunstenaars die elders in de musea als
gearriveerde namen worden verzameld. Wat te denken van Jan
Roeland, een coryfee van het Stedelijk Museum in Amsterdam
en, hoewel niet aangekocht, van De Beyerd in Breda. Als
Schiedam voor pure schilderkunst kiest, dan mag Roeland in
zo'n overzicht niet ontbreken, maar Schiedam kiest voor heel
andere zaken. Roeland is dus een 'individu' die in de collectie
zonder context aanwezig zal zijn.
Nee, dan zie ik toch liever de tekeningen van Juul Krayer, die
wat mij betreft, in de komende tijd op de voet gevolgd mag
worden. Voor de Krayer, die al in de zomer van 1998 in het
museum exposeerde, markeert het afgelopen jaar haar
definitieve doorbraak. Een prijs en (museale) soli zorgden er
voor dat haar naam als tekenaar in één klap gevestigd werd.
Samen met dat van Henri Jacobs kan gezegd worden dat
Krayer met haar werk op papier uitstekend aansluit op dat deel
van de vaste collectie die beheerst wordt door de genereuze
schenking van tekeningen door Cees van der Geer. Krayer
tekent op een wijze die elke vorm van heimwee naar de
schilderkunst te niet doet. Het is puur genieten voor de kijker,
zoals je op de collectie tekeningen van Van der Geer ook niet
snel uitgekeken raakt.
Behalve dat de keuze bij de aankopen veelal op jonge talenten
viel, is er niet echt een vaste lijn ontdekken. Op zich is het
intuitief aankopen van werk voor de eigen collectie geen
verkeerd streven, maar je verwacht als kijker wel dat het
museum een eigen stelling inneemt in het permanente debat
over keuzes in de hedendaagse kunst. Dat oordeel blijft nu
ergens tussen de fundamentele kunst en de tekenkunst in
hangen. Een beter geprononceerdere uitspraak, op grond van
een heus niet slecht geprofileerd beleid, laat vooralsnog op
zich wachten.
De aankopen uit de Unisono-reeks,'Unisono: polyfoon'
geheten, is tot en met 4 maart in het Stedelijk Museum in
Schiedam te zien, de solopresentatie van Gerco de Ruijter,
'Unisono 10' loopt eveneens tot en met 4 maart.