een totaalbeeld van een bevlogen architect
onder de titel: 'Eenige versiering zou echter wel
gewenscht zijn - leven en werk van architect Piet
Sanders'. Oorspronkelijk werd gedacht over een
herdruk van deze publicatie, maar dit plan werd -
overigens op basis van de tekst van Cees van der
Geer nader uitgewerkt in de vorm van een
architectuurpublicatie in een veel ruimer en
vooral fotografisch perspectief. Jammer is wel dat
in de tekst van Van der Geer geen sprake is van
nieuw-verworven inzicht in de materie.
De hoofdstukken van de hand van Hans van der
Sloot en Ben Maandag gaan in op de eigen
signatuur in de architectuur van Sanders en het
architectuur-historische decor waarin hij zijn
ontwerpen maakte. Sanders komt daarin naar
voren als architect met een grote waardering
voor het ambacht. Hij stelde zich zeker op de
hoogte van de moderne ontwikkelingen van zijn
tijd, maar koos in de praktijk voor beproefde
methoden en stijlmiddelen die pasten binnen zijn
opvattingen over sociale woningbouw en
maatschappelijke hygiëne en recht deden aan het
ambacht van zowel de bouwmeester als de
ambachtsman.
Niet, dat er geen ontwerpen zijn waarin Sanders
zich met een brede visie manifesteerde.
Een voorbeeld daarvan is zijn uit 1917 daterende
ontwerp voor een tuindorp in de Nieuwlandse
polder. Van der Sloot gaat op dit plan niet in,
maar noemt daarentegen de oorspronkelijk
bedoelde tuindorpachtige opzet van de
complexen in Schiedam-Oost. In de periode
1920-1927 kwam daar in de realisatie echter
weinig van terecht. Want in de door Sanders
onder auspiciën van de 'Volkshuisvesting' in
tijden van grote woningcrisis gerealiseerde
woningcomplexen van Schiedams
stadsuitbreiding in Oost is nauwelijks sprake van
een op zichzelf staand stedenbouwkundig
totaalidee dat voldoet aan het beeld van het
tuindorp. Dit is namelijk uitsluitend terug te
vinden in het verkavelingsplan voor de wijk en
slechts zichtbaar in de groenstrook die gevormd
wordt door Marconiplein, Swammerdamsingel,
Buys Ballotsingel en Dieselplantsoen. De bouwkundige
invulling echter wordt getypeerd door het zo snel mogelijk
opvangen van het door de industriële groei in de jaren twintig
nijpende woningtekort. Het aantal woningaanvragen dat alleen
de 'Vereeniging Volkshuisvesting' in 1919 en 1920 bereikte,
oversteeg de zeshonderd! In de invulling van de wijk werd
naast de inspanning van de woningcorporaties ook ruimte
gegeven aan particuliere investeerders in de
volkswoningbouw, hetgeen resulteerde in een lappendeken
van volumes en stijlen.
Dat er in andere delen van Schiedam-Oost bepaalde
elementen uit het ontwerp voor Tuindorp Vreewijk werden
gekopieerd is evident, maar even duidelijk is dat door een
totaal gebrek aan regie op het volbouwen van de stadsuitleg in
Schiedam Oost een even totaal gebrek aan samenhang is
ontstaan in zowel stedenbouwkundige alsook architectonische
zin. Zeker geen Gesamtkunstwerk zoals Vreewijk van de hand
van de door Sanders bewonderde Granpré Molière en het Witte
Dorp in Oud Mathenesse van J.J.P. Oud (1922) dat wel zijn.
Het 'plan Sanders' voor een tuindorp in de Nieuwlandse polder
werd in 1917 gepresenteerd. In dat jaar werd binnen de
'Vereeniging Volkshuisvesting' gesproken over de mogelijk
heden om ook in Schiedam een tuindorp te realiseren, zoals
Rotterdam tindorp Vreewijk had doen bouwen. In mei 1917
zegt M.C.M. de Groot een stamkapitaal van 100.000 gulden
toe. En in maart 1918 heeft Sanders een ontwerp gereed, dat
maar liefst 500 woningen omvat. Gemeentebestuur en
'Volkshuisvesting' kunnen het niet eens worden over de locatie
en als dan in 1923 De Groot in een schrijven aan de vereniging
bovendien laat weten, dat hij de belofte tot het verstrekken
van stamkapitaal onmogelijk nog kan nakomen gezien zijn
'groote verliezen en zware verplichtingen van allerlei aard',
belandt het plan definitief in het archief. Het zou leuk geweest
zijn als nu juist dit niet-uitgevoerde ontwerp onder de loep
was genomen. Misschien dat het ooit - als maquette - nog
eens gerealiseerd kan worden. Dat het boek dit plan (evenals
het nooit gerealiseerde verbouwingsplan voor de Korenbeurs)
echter verder onbesproken laat, vindt z'n motivering in het feit
dat het complete archief van Piet Sanders - inclusief
briefwisselingen en toelichtingen op de ontwerpen) bij het
bombardement van Rotterdam verloren is gegaan en vanuit de
fragmenten geen sluitend beeld van de ontwerper Sanders kan
worden geschetst. Ook in Rotterdam moeten zich enkele villa's
bevinden die aan Piet Sanders kunnen worden toegeschreven.
Welke dat zouden zijn, valt echter niet met zekerheid te
achterhalen.
Rob Ruoff tenslotte gaat in op de voorgeschiedenis van en
keuze voor de restauratie van de Heenvlietsehof en omgeving.
Hij maakt in zijn slotwoorden de hoop die in de vorige
publicatie werd uitgesproken, eindelijk eens een straatnaam of
plein aan de architect te wijden, bewaarheid. Het
Heenvlietsehof zal na restauratie Piet Sandersplein gaan heten.
Daarmee is de publicatie promotioneel een goed vehikel om de
nadruk te leggen op een bijzonder project van Schiedams
grootste woningcorporatie Woonplus. Maar die conclusie
alleen zou het boek zeer tekort doen, omdat niet de restauratie
van het Heenvlietseplein de reden is geweest tot het schrijven
en samenstellen van dit boek, maar eerder het omgekeerde het
geval is geweest. Vanuit nadere studie is het werkelijk belang
van Sanders als architect van het volkshuisvestelijk Schiedam,
gebleken en van daaruit rees de gedachte dat het complex
Heenvlietsestraat een volledige restauratie mèt herinrichting
van de woningen waard is.
Uiteindelijk is het boek vooral een nieuw eerbetoon aan Piet
Sanders zelf. Het geeft op detailniveau - mede dankzij de
overvloedig aanwezige foto's - meer kleur aan het
internationaal erkende en bekende volkshuisvestelijk gezicht
van Nederland zoals zich dat in het interbellum manifesteerde.
En het plaatst Piet Sanders meer dan in elke publicatie ervoor
in dat grotere kader. Daarmee wordt eindelijk een band
gesmeed tussen de zeer lokale uitwerking van, en de zeer
tumultueuze architectonische achtergrond waartegen Sanders
in Schiedam zijn talloze werken tot stand bracht.
13 Musis