ten met het uitvoeringsprogramma Cultureel Erfgoed
kunnen zijn. Is het dan misschien toch een beetje Vlaardingse
visserij? Hetzelfde geldt voor het zojuist verworven schilderij
met de haringkroon. De schilders zijn zeker geen Viaardingers
en Jeroen ter Brugge kon nog niet vaststellen of het wellicht
een Vlaardingse afbeelding is, of dat het voor een Vlaardingse
reder is geschilderd en in diens huis heeft gehangen. In ieder
geval was het buiten hangen van de haringkroon een gebruik
dat met de Nederlandse visserij te maken had, maar ook
jaarlijks in Vlaardingen gebeurde. Hetzelfde geldt voor de
collectie scheepsmodellen. Is het voldoende dat een bomschuit
of een logger ooit, of zelfs regelmatig, in Vlaardigen kwam,
wat het geval was met de loggers uit Scheveningen dat tot
1904 geen eigen haven had, of gelden alleen de modellen van
Vlaardingse schepen als Vlaardings en dus subsidiabel? Jeroen
ter Brugge heeft voor de hele operatie maar één woord:
belachelijk. Het is zonde van de tijd, zonde van de energie en
helemaal zonde van het enthousiasme van de medewerkers
van het museum, die vaak in hun vrije tijd en zonder
compensatie voor het museum klaar staan. Tenslotte maakt de
directeur zich zorgen over de slechte uitstraling van deze
wonderlijke exercitie op potentiële sponsors. Immers, als de
gemeente Vlaardingen de vaderlandse geschiedenis van de
visserij niet meer belangrijk vindt, waarom zouden zij dat dan
wel vinden! En hij vindt het ook nog zwaar overdreven tegen
de achtergrond van het uiteindelijke doel: het uitzonderen van
het algemene deel van de collectie van het Visserijmuseum
van iedere vorm van gemeentelijke subsidie. Hij schat het niet-
Vlaardingse deel van die collectie op dertig procent en
daarmee de uiteindelijke korting op ongeveer 20.000 of vijf
procent van de 400.000 die de gemeente Vlaardingen
jaarlijks aan het museum besteedt. De hele operatie moet in
december klaar zijn. Jeroen ter Brugge is knarsetandend
akkoord gegaan met wat hij museale willekeur noemt. Hij heeft
geen keus, maar hij heeft enorme spijt dat hij ooit over het
'verhaal van Vlaardingen' is begonnen en toen betoogd heeft
dat de visserij daarin een plaats zou kunnen krijgen.
Met of zonder subsidie voor het algemene gedeelte van de
visserijcollectie, het nieuwe museum gaat door, met het
verhaal van Vlaardingen én met dat van de Nederlandse
visserij. Een projectgroep met Jeroen ter Brugge is bezig met
het voorbereiden van een raadsvoorstel voor de nieuwbouw.
Jeroen denkt dat de meerderheid van de huidige raad die
getild moet worden, omdat de politici niet over hun graven
heen willen regeren. Voor een museumdirecteur is dit allemaal
om wanhopig van te worden, maar Jeroen ter Brugge blijft
optimistisch.
De plannen voor het nieuwe Vlaardings Museum zijn duidelijk
en de planning ook. Het museum krijgt twee poten. De eerste
is de stadsgeschiedenis. Die kan nu pronken met de vondsten
die stadsarcheoloog Tim de Ridder de afgelopen jaren heeft
gedaan. Dankzij die vondsten is de geschiedenis van
Vlaardingen ouder en ook bekender geworden. Jeroen ter
Brugge verwacht dat het museum de 'reikwijdte' van de
geschiedenis van Vlaardingen nog vaak zal moeten bijstellen.
In het geschiedenisverhaal zal ook de rol van de visserij in de
economische, sociale en culturele geschiedenis van
Vlaardingen prominent aanwezig zijn en natuurlijk gaat het
museum (cultuur-)historische tentoonstellingen organiseren
die boeiend zijn voor de burgers van Vlaardingen en de
buitenlui uit de verre omgeving. Het historische deel van het
Vlaardingse Museum wordt verreweg het grootste en zal de
Viaardingers laten zien dat ze trots kunnen zijn op de
geschiedenis van hun stad.
De tweede poot van het museum is de geschiedenis van de
Nederlandse zeevisserij. Die krijgt ongeveer de omvang van de
huidige opstelling en ook daarvan zal trots de uitstraling
bepalen, maar dan de trots van Nederland op een bedrijfstak
die -mede- dit land heeft gemaakt tot wat het nu is. Deze
opstelling zal zich nadrukkelijker richten op al die mensen in
Nederland, die belangstelling hebben voor de geschiedenis van
de visserij, om maritiem, biologische of culturele redenen.
Tüssen die twee opstellingen kan het pas verworven schilderij
van de aankomst van de nieuwe haring, waarop de
haringkroon zo'n prominente plaats heeft een bruikbaar
verbinding vormen.
Het is de oudst bekende en bovendien een van de weinige
afbeelding in Nederland van zo'n haringkroon en wordt
ongetwijfeld het pronkstuk van de visserijopstelling.
Jeroen ter Brugge heeft haast. Hij lijkt alle hobbels inmiddels
wel te hebben genomen. Als de gemeenteraad in 2006 het licht
op groen zet voor de nieuwbouw, kan hij 2007 besteden aan
de het werven van de noodzakelijke fondsen en het maken
van de bestekken. Als dat allemaal lukt, kan de bouw in 2008
ambitie deelt, zeker de grote fracties, maar wel aanhikt tegen
de -kostbare- randvoorwaarden, die voor een professioneel
museum dat zijn kerntaken serieus neemt, niet gering zijn.
Een museum dat bezoekers van alle leeftijden en uit alle
bevolkingsgroepen wil trekken, moet een spannende presen
tatie hebben met interactieve mogelijkheden en technische
snufjes en dat kost geld. Zo'n museum moet een depot hebben
dat professioneel beheer en behoud mogelijk maakt en ook dat
is kostbaar. Het huidige depot is zo slecht dat het museum
zelfs niet in het officiële museumregister opgenomen wordt,
en het museumgebouw zelf heeft slechte bewaarcondities en
is bovendien voor invaliden grotendeels ontoegankelijk. Haast
is dus geboden. Het voorstel voor de raad moet in mei 2006
klaar zijn. De onzekerheden zijn echter legio, want in maart
2006 zijn de verkiezingen voor de gemeenteraad en het is
maar de vraag hoe die uitvallen. Het is in ieder geval ook de
vraag of Ben van der Velde dan nog wethouder is. Jeroen hoort
nu al steeds luidere stemmen in de bestuurlijke wandelgangen,
die vinden dat de besluitvorming over de verkiezingen heen
beginnen en kan het geheel nieuw ingerichte museum in 2009
zijn deuren openen. Jeroen ter Brugge is net niet in
Vlaardingen geboren, maar er wel opgegroeid. Hij heeft zijn
fascinatie voor de geschiedenis van Vlaardingen te danken aan
die jeugd, waarin hij al heel jong ieder vrij moment besteedde
aan het bestuderen van het bodemarchief bij de
Archeologische Werk Gemeenschap en het geschreven archief
in het Gemeentearchief aan Plein Emaus en lid was van de
Historische Vereniging.
Zijn liefde voor de geschiedenis ging zover dat hij archeologie
ging studeren en eerst stadsarcheoloog van Vlaardingen en
toen provinciaal archeoloog van Utrecht werd. In 2000 volgde
hij Frits Loomeijer op als directeur van het Visserijmuseum,
toen al het stadsmuseum in wording. Als het Vlaardings
Museum inderdaad in 2009 zijn poorten opent, is deze kenner
en liefhebber pur sang van de Vlaardingse geschiedenis de
'baas van het Buizengat'. Hij zal dat beschouwen als een
eretitel.
27 Musis