Stuk voor stuk waren het goede amateurs, die het schilderen naast hun eigenlijke werk deden kunstschilder was, broer Frits, die het vak van huisschilder combineerde met het kunstenaarschap, en een andere broer Jan, die als graficus, dichter, poppenspeler en ook als kunstschilder zijn brood verdiende. Jaap Weiland zelf was makelaar in oliën en vetten, maar hield zich van jongs af aan ook met tekenen en schilderen bezig. Het is tegelijk opmerkelijk maar ook begrijpelijk dat het juist de huisschilders waren die zich in de beeldende kunst bekwaamden. Het is een verschijnsel dat al eeuwen voorkomt. Zij waren gewend met verf en kwast om te gaan en werden tijdens hun opleiding ook bekwaamd in meer schilderachtige technieken als marmeren en houten, decoratieschilderen en reclamewerk. Met een noodzakelijk portie talent of aanleg was de stap naar het kunstenaarschap, al dan niet als professional, nog maar een kleine. Tegelijkertijd zal een zekere bekwaamheid in tekenen kinderen hebben gestimuleerd een beroep te kiezen dat in het verlengde van de liefhebberij lag. Het beroepsmatig kunstenaarschap was voor de meesten een niet te verwezenlijken ideaal. Vier van de leden van de Vlaardingse Kunstkring waren van huis uit huisschilder, terwijl de vader van Droppert bij de Gemeente schilder was. Voor beeldende kunst bestond traditioneel in Vlaardingen nauwelijks een basis of draagvlak. Het aantal Vlaardingse kunstenaars van voor de Tweede Wereldoorlog is op de vingers van één hand te tellen. De meest succesvolle waren Johannes Weiland en Willem Brinkman, die weliswaar uit Vlaardingen afkomstig waren, maar het merendeel van hun klandizie buiten de stad hadden. In de naoorlogse periode begon dit beeld heel voorzichtig te veranderen en de Kunstkring past duidelijk in dat beeld. De Naast Leen Droppert had alleen Plomp ook een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam genoten. Hun ouders waren voor de oorlog al kennissen en het werk van Plomp kende hij, omdat dit wel eens in de vitrine van een winkel aan de Westhavenplaats hing. Met Henk Plomp onderhield hij het nauwste contact en met zijn werk voelde hij zich, in vergelijking met dat van de anderen, het meest verwant. Elly Dijkshoorn: "Jo Baars, die zich ook Jan of Joop Baars liet noemen, trok weer vaak op met mijn vader Leen Dijkshoorn, die samen voor de oprichting van de kring nog les hadden gehad van de Schiedamse kunstenaar Gerrit Wiegman. Zo bestonden er meer groepjes binnen de groep." De activiteiten van de kring speelden zich volgens een vast stramien af. Droppert: "We kwamen éénmaal per maand bij elkaar, steeds bij een lid thuis. Iedereen nam zijn map met nieuw werk mee en stuk voor stuk werden die besproken. De bijeenkomsten hadden een informeel karakter en een echte vergadercultuur, met agenda's en notulen, bestond niet. Hoewel onderlinge kritiek niet gemeden werd, was het toch vooral om de inspiratie te doen." Hij vervolgt: "Jaarlijks werden we in de gelegenheid gesteld een groepstentoonstelling in te richten. In het naoorlogse Vlaardingen bestond er nauwelijks gelegenheid voor exposities. Een geschikt zaaltje ontbrak en dat werd door de sterk in bevolkingsaantal groeiende gemeente in de jaren vijftig sterk gemist." De eerste gemeenschappelijke expositie werd dan ook in een gymnastiekzaal van 'School B' aan de Willem Beukelszoonstraat gehouden. In 1950 kon de aloude Visbank hiervoor gebruikt worden, die kort tevoren was gerestaureerd. kring was erg op zich zelf gericht. "Museumbezoek, bijvoorbeeld in Schiedam of Rotterdam, vond eigenlijk niet plaats. Sowieso was het communiceren erg moeilijk", aldus Droppert. "Vrijwel niemand had een telefoon en contacten buiten de stad, los van familie, waren zeldzaam. Met de mensen van S'45 (de Schiedamse tegenhanger) was geen contact. We opereerden echt op ons zelf. Het was een nog erg benepen samenleving en van alles was nog op de bon. Het was een leeggeroofde samenleving en aan schilder materialen was maar moeilijk aan te komen. Alle aandacht ging naar heel andere zaken dan kunst en we moesten ons een bestaansrecht verwerven." Tot en met 1958 werden hier de groepsexposities gehouden. De exposities voldeden aan een groeiende behoefte in de stad ook op cultureel gebied iets aan de bevolking te bieden. Een bevolking waarvan een steeds groter deel van buiten de stad in Vlaardingen was neergestreken en die een wat eigentijdser stedelijk karakter verlangden dan wat tot voor kort gewoon was. De tentoongestelde werken konden ook gekocht worden, zoals blijkt uit een lijst met titels en prijzen uit 1955. Van enkele groepstentoonstellingen zijn de uitnodigings kaarten bewaard gebleven. Het ontwerp hiervan werd aan de jonge Droppert gegund. Hij werkte in zijn beginjaren als leerling-lithograaf bij de Vlaardingse Drukkerij Van Dooren, toen bekend om zijn kunstuitgaven als 'Openbaar Kunstbezit'. De gelijktijdige avondopleiding aan de Academie bevatte de vakken tekenen en schilderen, terwijl hij op de zaterdagen aan de Grafische School Rotterdam de vakken lettertekenen, ontwerp en vormgeving volgde. Een beter oefenveld kon hij zich niet wensen. Hij ontving alle ruimte van zijn 'kunstbroeders' in de kring. Naast de Vlaardingse Kunstkring vonden er vele andere kunsttentoonstellingen in de Visbank plaats. De meest spraakmakende is nog steeds die van tekeningen van Vincent van Gogh, ook toen al een opmerkelijke gebeurtenis. Desondanks drong al snel het besef door dat de Visbank geen ideale expositieruimte was. De bekende wethouder van cultuur H.K. van Minnen memoreerde dit tijdens de opening van de groepstentoonstelling in 1958: "In de praktijk is deze ruimte als expositiezaal bij de voortdurende groei van Vlaardingen veel te klein gebleken, waardoor de werken niet tot hun recht komen, omdat men door de bomen het bos niet meer kan zien." 29 Musis Leen Dijkshoorn

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2006 | | pagina 29