ambitieniveau niet meer met dat van de gemeente. Jeroen was rijp voor een uitdaging die wel tot iets kon leiden, en dat werd Rotterdam. Toen Jeroen ter Brugge bij B&W aan tafel zat om het finale oordeel aan te horen, was hij diep teleurgesteld, maar hij voelde zich ook zwaar bedonderd en vroeg zich af of het gezelschap wel besefte dat het met deze beslissing een ontwikkeling om zeep hielp, waarin mensen zes jaar veel energie en toewijding hadden geïnvesteerd en de gemeente veel geld Toen Jeroen ter Brugge bij B&W aan tafel zat om het finale oordeel aan te horen, was hij diep teleurgesteld, maar hij voelde zich ook zwaar bedonderd en vroeg zich af of het gezelschap wel besefte dat het met deze beslissing een ontwikkeling om zeep hielp, waarin mensen zes jaar veel energie en toewijding hadden geïnvesteerd en de gemeente veel geld. Dat is allemaal weggegooid en hij vindt dat sociaal onverantwoord tegenover de partners in het plan en dom op de lange termijn. Dit college had maar beter meteen kunnen zeggen dat de plannen van het vorige college een maatje te groot waren. De motivatie lijkt nu uit de mensen weggevloeid en het museum wordt wellicht een oudheidkamer in plaats van het museum annex kenniscentrum, waarmee Vlaardingen zich had kunnen profileren. Intern was bij het museum al van alles voorbereid. Er was bijvoorbeeld een enthousiaste conservator aangetrokken en opgeleid voor de visserijgeschiedenis, maar met het ambitieuze plan lijkt ook de ambitie verdwenen om het Visserijmuseum weer de beoogde landelijke uitstraling te geven. In Vlaardingen pleegt de historie zich te herhalen. Het museum is ooit met landelijke pretenties opgezet, maar die zijn door de lokale politiek weer verlaten vanuit de kortzichtige gedachte dat Vlaardingen toch niet voor iets landelijks hoeft op te draaien. De afgelopen jaren leek het tij gekeerd, en het nu verlaten plan voorzag weer in een krachtige visserijpoot voor het Vlaardings Museum. Jeroen vreest het ergste. De gemeentelijke partners in dit trieste verhaal wilden de synergie van het samengaan ook, en hebben tot het allerlaatst enthousiast meegewerkt, in ieder geval zolang de minimale versie van het oorspronkelijke plan nog aan de gemeenteraad voorgelegd leek te zullen worden. Archief en archeologie keren nu terug naar het oorspronkelijke niveau. Het zijn gemeentelijke instellingen en zij genieten wettelijke bescherming, maar hun dromen zijn net zo wreed verstoord als die van Jeroen ter Brugge. Er is in de afgelopen zes jaar toch wel iets bereikt. De collectie van de oudheidkamer Vlaardingen is geïntegreerd in het museum en geregistreerd, maar is nog geen onderdeel van de opstelling. Ook in het tentoonstellingsbeleid is al gepreludeerd op een toekomst met een breed historisch tentoonstellingsprogramma met bijbehorende publicaties, zoals die in 2006 over de wedstrijd van de rederijkers in 1616. Alle voortekenen waren gunstig. Het museum kon publicaties bij de tentoonstellingen verzorgen en er kwam ook een niet- Vlaardings publiek op af. Dat zal nu wel voorbij zijn. Het verzamelbeleid is na 2001 met het oog op de museale toekomst verbreed naar de geschiedenis van de stad, wat ertoe heeft geleid dat van de aanwinsten nu over de geschiedenis gaan. Dat gaat allemaal wel door, afhankelijk van de voortgang van de uitgeklede plannen. Jeroen is dus niet helemaal wanhopig voor de toekomst. Hij heeft het museum voorbereid op de verhuizing naar een nieuw gebouw, of een nieuwe en uitgebreide opstelling in het oude gebouw. Daardoor is de collectie geregistreerd en ontsloten, is een hoger kennisniveau bij de medewerkers opgebouwd en is het tentoonstellingsbeleid van Frits Loomeijer voortgezet. De nieuwe opstelling zal er ook wel komen, maar daarover durft hij geen voorspellingen te doen. Toch is zijn eindoordeel na zes jaar negatief. Dat geldt ook hem zelf. Hij verwijt zichzelf dat hij niet in staat is geweest de ontwikkeling de kant op te duwen, die had kunnen resulteren in een nieuwe huisvesting en een kenniscentrum. Hij vraagt zich af wat hij dan wel had moeten en kunnen doen om zijn visie tussen de oren van de politici te krijgen, temeer waar die niet allemaal visieloos en ongeïnteresseerd zijn. Met enige moeite wil hij wel zeggen dat hij bij de meerderheid het gevoel had tegen rubberen poppen te praten: 'je praat maar het stuit gewoon weer terug', en dat er zelden een politicus was die eens doorvroeg. Uitgerekend Jack Tsang, partijgenoot van de wethouder, is zo'n uitzondering. Jeroen noemt hem een 'onderzoekend politicus' en een van de weinige die ooit in zijn kamer met hem is komen praten, omdat hij belangstelling had en meer wilde weten. Van de wethouder had hij tenminste verwacht dat die geluisterd had naar zijn pleidooien voor een goed depot om de collectie voor de toekomst te bewaren. Dat was helaas niet het geval. Jeroen ter Brugge wordt hoofd collecties en hoofd van de wetenschappelijke staf bij het Maritiem Museum. Hij gaat daar een van de meest aansprekende museale collecties van Nederland beheren. Dat betekent dat hij verantwoordelijk wordt voor behoud en beheer van de collectie, de acquisitie en het aansturen van de conservatoren en de bibliotheek, en dat hij gaat meedenken over en meewerken aan de tentoonstellingen van dat museum. Na Frits Loomeijer is Jeroen ter Brugge de tweede Vlaardingse museumdirecteur die teleurgesteld vertrekt en in Rotterdam terechtkomt. Jammer dat een stad met zo'n grote potentie en een rijk museum als het Visserijmuseum op deze manier zijn bevlogen en bekwamen medewerkers kwijt raakt. Politiek maakt meer kapot dan je lief is. 121 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 121