Sarah van der Pols (1973) Sarah van der Pols houdt zich bezig met de mens, diens fysieke bestaan, en diens pogingen of verlangen daarop invloed uit te oefenen. Bijvoorbeeld door toedoen van plastische chirurgie jong te blijven of gelukkiger te worden in een ander geslacht of ras. Maar ook minder drastisch bepaalt de mens zijn uiterlijk door het kiezen van kleren of tatoeages. Hierbij legt de huid dus de innerlijke verlangens van de mens aan de dag, terwijl de tekening van buitenaf wordt opgebracht. Maar niet alleen tatoeages vormen een element in het werk van Sarah van der Pols, ook verwijst ze naar de sporen van geweld of ongeluk als verwondingen, schroeiplekken en littekens. In de serie Cryogenic Hotel verweeft Van der Pols verschillende aspecten van dit thema. Ook voert ze 'tussenmensen' ten tonele, van wie het geslacht nog niet bepaald is, of beeldt ze lichamen af die, net als in het Engelse televisieprogramma Bodyfarm, door onbekende, soms gruwelijke, oorzaak om het leven zijn gekomen. En in 'gecombineerde mensengroepen', toont Van der Pols hybride lichamen van verschillende rassen en geslachten. Vier 'gecombineerde mensengroepen' uit de serie Cryogenic Hotel zijn in Decor Schiedam opgenomen. Van der Pols tekent met potlood en ballpointinkt op een vloeiende, gracieuze manier en maakt daarmee haar wereld van kostuums, afgehakte hoofden, bloemen en tatoeages op lichamen en lichaamsdelen toegankelijk en de spanning voelbaar tussen het aantrekkelijke en afstotelijke. Van der Pols studeerde in 1996 af aan de Willem de Kooning Academie te Rotterdam. Haar werk is zowel in solo- als in groepstentoonstellingen veelvuldig te zien geweest en bevindt zich zowel in openbare als particuliere collecties. Naast haar kunstenaarschap doceert Van der Pols aan de Willem de Kooning Academie en bekleedt ze enkele culturele bestuurlijke functies. Met haar man Marcel Wesdorp woont en werkt ze in Schiedam. Musis 230 Sarah van der Pols, Cyrogenic hotel uit de serie Autoreverse, potlood en balpointinkt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 230